Deze week kwam een nieuw rapport van de ‘Studiegroep Begrotingsruimte’. Zo’n rapport komt eens per vier jaar, steeds een paar maanden voor de verkiezingen van de Tweede Kamer en schetst de kaders voor de uitgaven van het volgende kabinet. Ambtenaren van Financiën voeren het secretariaat, en hun ministerie levert tevens de voorzitter en nog drie andere leden, en domineert dus dit gezelschap van invloedrijke adviseurs.
Mijn vader zei altijd: ‘Als je wilt dat ze het lezen, noem je rapport dan “Wat elke man moet weten”,’ maar dat advies hebben de topambtenaren niet opgevolgd. Dat was ook niet zo nodig, want ze weten dat hun tekst ook met een saaie titel de leidraad wordt voor het overleg tussen de ministeries over de begroting van volgend jaar en de plannen voor de drie jaar daarna.
En dit is wat het rapport deze keer zo interessant maakt – nog net niet op het niveau van ‘wat elke man moet weten’, maar zeker voor ieder huidig en aspirerend Kamerlid. Hoewel de ministeries van Onderwijs en Defensie geen lid mogen sturen naar de studiegroep, luidt de belangrijkste aanbeveling om een beter evenwicht te vinden tussen de uitgaven aan zorg, defensie en onderwijs. En terwijl het ministerie van Economische Zaken en Milieu twee ambtenaren inbrengt, hamert het rapport steeds op dat gewenste evenwicht van zorg, defensie en onderwijs, en passeert daarbij niet altijd maar meestal het ‘klimaat’ als vierde hoofdthema.
Eerst defensie, want dat ligt eenvoudig. Al jaren geleden heeft Nederland beloofd om 2 procent van het BBP te besteden aan defensie. Dit jaar staan wij – net als Duitsland – op 1,35 procent. Als Europa wil dat de VS haar steun blijft geven – terwijl Amerika niet alleen verplichtingen heeft in Centraal Europa maar ook tegenover Taiwan, Korea en Japan en in de Stille Zuidzee geen hulp krijgt uit Europa – dan moet die belofte van 2 procent nu eens serieus worden. Nooit meer de schande na de vliegtuigramp met MH17 in Oekraïne toen onze defensie nog niet eens in staat was om daar het terrein met de slachtoffers correct te beschermen tegen plundering.
Over het onderwijs hamert de studiegroep op een belangrijk verschil met de zorg. Uitgaven aan zorg blijven stijgen, ook na covid-19, want (1) mensen leven langer; (2) er komen (gelukkig) nieuwe behandelingen en nieuwe medicijnen maar die zijn vaak kostbaar; (3) het recht op zorg heeft een andere invulling dan het recht op onderwijs. Dat maakt bezuinigen op zorg veel moeilijker dan bezuinigen op onderwijs, met name op het hoger onderwijs. Daar zijn geen vaste normen voor de verhouding studenten-staf-geld. De financiering per student kan daarom in het hoger onderwijs steeds zuiniger worden zonder dat het recht op onderwijs bezwijkt – en dat is gebeurd.
Als een professor klaagt dat zij geen honderd studenten individueel kan begeleiden, luistert niemand. Maar als de dokters bezorgd zijn over genoeg handen aan het bed, wordt goed naar hen geluisterd. Zeker in dit tragische covid-jaar durft geen politicus of ambtenaar de dokters tegen te spreken over het vereiste personeel per bed. Ook over de omvang en kwaliteit van het aanbod genieten de dokters volgens het rapport meer beslissingsmacht en meer respect voor hun expertise dan de professors aan de universiteiten en hogescholen.
In mijn gelukkige jaren als hoogleraar in Rotterdam hoorde ik oudere collega’s klagen dat het een vergissing was om de Medische Faculteit en het Ziekenhuis samen te voegen met de Nederlandse Economische Hogeschool. De gemeente Rotterdam wou zo graag een eigen universiteit en drukte die fusie door, maar het resultaat was dat onderhandelingen over geld en middelen altijd werden gewonnen door de dokters. Zij gingen over leven en dood; wij economen twistten over wat Keynes zou hebben gezegd als hij nog had geleefd.
Goed daarom, dat de studiegroep als belangrijkste punt hamert op een beter evenwicht tussen defensie (beloofd is beloofd), onderwijs (geen slopende bezuinigingen per student als de kwaliteit gaat lijden) en zorg (niet alle macht aan de insiders).
En heel goed dat in die trits van zorg, onderwijs en defensie het milieu voor één keer pas op de plaats maakt, als correctie op de orgie aan beleid tijdens Rutte-drie. De laatste paar jaar gingen alle remmen los en daaraan wil de studiegroep nu een eind maken. ‘Klimaat’ krijgt een paar vermeldingen als doel van beleid maar veel minder nadruk dan de trits van ‘zorg, defensie en onderwijs’.
De ambtenaren vragen ook dat overheidsuitgaven voor het milieu correct worden gewogen tegen andere waardevolle doelen en niet lopen via speciale fondsen of onrealistisch ingeschatte subsidies. Laat een afweging van kosten en baten uitmaken hoe we beperkte middelen verdelen over zorg, onderwijs, defensie en natuurlijk ook klimaat. De Kamer moet die afweging maken, niet Ed Nijpels met zijn ondemocratische klimaattafels.
Ook de departementale milieuambtenaren zijn akkoord met het rapport. Zij zien natuurlijk dat CDA en VVD al zijn weggelopen van de zeshonderd milieuafspraken van Nijpels, omdat die bakken vol stemmen kosten.
Daarom drie verstandige lessen van de studiegroep voor 2021-2025: een beter evenwicht tussen zorg, defensie en onderwijs; wat minder macht voor de dokters om te beslissen over de begroting van de zorg, en eerlijke budgettering van klimaatkosten op die begroting.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.