Een bekentenis: ik heb een paar keer gesolliciteerd naar het Kamerlidmaatschap. Tevergeefs, natuurlijk, maar ik ben wel twee keer uitgenodigd voor een gesprek. In beide gesprekken werd me gevraagd welke politicus ik nou als voorbeeld had. Beide keren antwoordde ik “Pieter Omtzigt”, en beide keren werd daar meesmuilend op gereageerd.
Mensen die zeggen dat politiek gaat over macht of meningen leg ik graag en geduldig uit dat het hebben van een mening, of iets roepen in een debat, veel makkelijker gaat in een studentenvereniging of een opinieweekblad. Het hebben van een mening is belangrijk, maar op zich gebeurt daar natuurlijk helemaal niets door. Het uitoefenen van macht, aan de andere kant, werkt veel beter in een dictatuur: je doet wat je nodig vindt, en schiet je tegenstanders dood, zet ze in een kamp of maakt ze anderszins bang. Dus macht is ook niet de essentie van het bedrijven van politiek.
Politiek, althans zoals we dat in Nederland en een groot gedeelte van West-Europa willen hebben, gaat over het in stand houden van de democratische functie. Het gaat om meer dan macht en mening: het gaat erom dat er een band is tussen de machthebbers en de mensen waarop de macht wordt uitgeoefend: de inwoners van dat land, en andere belanghebbenden.
Ambachtelijke politiek is dus meer. Het begint ermee dat je maatschappelijke problemen en kansen signaleert. Op basis van bredere ideeën dan die ven jezelf geef je die vorm in de raadszaal of het parlement. Vervolgens leg je uit wat je met het verkregen mandaat, en de gevonden issues hebt gedaan.
Het ambachtelijke politieke proces moet dat wat niet goed is, veranderen, of dat wél goed is, behouden. Het gaat dus, waar het om meningen gaat, over wat rechtvaardig, juist en correct is. Niet wat onder de gegeven omstandigheden het meest haalbaar is. Of wat de achterban het meest deugd doet. Of alles wat de andere politieke partijen niet vinden. Of wat in de krant komt, of wat plausibel is.
Omtzigt zet zijn tanden in de dossiers, is door gesprekken met ter zake kundigen uitstekend op de hoogte van wat er speelt en wat het probleem is, en door gesprekken met andere mensen die bij de dossiers betrokken zijn uitstekend op de hoogte van hoe het voelt. Hij agendeert, vraagt door, en communiceert.
Een voorbeeld is de toeslagenaffaire. Niet alleen omdat hier door overheidsfalen mensen in de problemen kwamen, maar omdat het laat zien hoe democratische waarden te grabbel worden gegooid. Lees hier waar het Pieter Omtzigt over gaat: hoe verworvenheden te grabbel zijn gegooid. Hoe de democratie aan erosie onderhevig is. Hoe kwetsbaar de overheid is door haar eigen handelen, en hoe grote groepen kwetsbare mensen daar de dupe van zijn geworden.
Ook nu weer is de PvdA bezig met het invullen van een sudoku: hoe krijgen we in de volgende fractie een goede afspiegeling van de samenleving: evenveel mannen als vrouwen, etnische afkomst, seksuele oriëntatie, en woonplaats. En, toegegeven: een lijst met uitsluitend hoogopgeleide heteroseksuele mannen uit de grote stad is géén gezicht. Maar voor het geweten van de partij, voor het voortbestaan van de democratie, omdat het belangrijk is dat er altijd één jongetje van acht is die zegt dat de Koning geen kleren aanheeft, moet óók gekeken worden naar het politiek-ambachtelijke talent dat nog -gelukkig- binnen de partij aanwezig is.
Juist de PvdA, als partij die ervoor strijdt dat de samenleving van iedereen is, die vindt dat iedereen gelijke toegang moet hebben tot kennis, inkomen en macht, die vindt dat niet je afkomst, maar je toekomst ertoe doet, die als bestuurderspartij een belangrijke rol vervult bij het opleiden, selecteren en voorstellen van bestuurders, moet verder kijken dan het afspiegelingsbelang. Hoe goed ze daarin zijn geweest, leert ons de geschiedenis.
Uiteindelijk gaat het om inhoud en ambacht, immers. En vooral om het behouden van de democratische rechtsorde.