Longread

Rusland, vriend of vijand? Wat we kunnen leren van de Russische geopolitiek

23-10-2020 11:45

Met het naderen van de Amerikaanse presidentsverkiezingen zijn de ogen ook weer gericht op Rusland. Volgens velen zou Moskou zich mengen in de westerse aangelegenheden. Anderen menen dat de Koude Oorlog terug is. Maar er zijn ook andere geluiden, die stellen dat Poetins Rusland ten onrechte de zwarte piet krijgt toegeschoven. Het vraagstuk ‘Rusland vriend of vijand?’,  is wederom actueel. Wat kan de geschiedenis ons leren over de relatie van Rusland met de wereld en andersom? Wat vertelt het verleden ons? We blikken terug op de moderne Russische geschiedenis tot het einde van de Koude Oorlog , om de relatie en de constanten in de geopolitiek van Moskou tot het Westen te duiden.

De vraag is even simpel als ingewikkeld. Rusland is een deel van Europa, maar ook weer niet. Kijkend naar de wereldkaart, ligt het merendeel van het enorme Russische grondgebied in Azië. We hebben een gemeenschappelijke geschiedenis, maar ook weer niet. Tsaar Peter de Grote wilde de Russische bevolking verwesterlijken, maar verwachtte vervolgens van zijn volk een byzantijnse mentaliteit.  We hebben culturele overeenkomsten op het gebied van muziek (componisten), kunst (schilders),  literatuur (schrijvers), maar op het gebied van de filosofie en de godsdienst ook weer niet. We leefden jarenlang in een Koude Oorlog met elkaar, die leek voorbij, maar anno 2020  blijkt dat toch niet zo te zijn.

Rusland wordt ook gekenmerkt door opmerkelijke tegenstrijdigheden. Het is een grootmacht, maar heeft bovenal te kampen met grote armoede. Wie buiten de belangrijke steden komt, waant zich al snel in de negentiende eeuw. Het is een land dat niet als een eerste wereldland gezien kan worden, maar lange tijd wel de beschikking had over een leger waar veel eerste wereldlanden nooit en te nimmer over zouden kunnen beschikken; zo is Rusland nog altijd een formidabele kernmacht. Het land beschikt over geweldige hoeveelheden grondstoffen, maar kent een matige en eenzijdige economie daarbij geteisterd door corruptie en inefficiëntie.

In de internationale politiek speelt het land een voortrekkersrol en dan vooral als missiebrenger. Anderzijds heeft het ook de naam een mondiale onruststoker te zijn.  Ten tijde van de Sovjet-Unie was het een imperialistische macht en appelleerden aan een ideologie die stond voor het anti-imperialisme. Heden ten dage valt het land bij binnenlandse problemen terug op een klein particularistisch nationalisme en blijkt het internationalisme van Moskou evenzogoed vooral groot-Russisch te zijn.

Een eerste verkenning laat derhalve zien dat Rusland een complex vraagstuk is. De vraag: ‘Rusland vriend of  vijand?’ zal vooral benaderd worden vanuit de geopolitieke invalshoek.

Ik zou daarom de volgende zaken in dit essay willen behandelen:

-De gegevenheden van de Russische geopolitieke situering

-De missiegedachte van Rusland – De visie van West op Oost en van Oost op West

-De dialectiek binnen de Russische politiek

-De meme daar van binnen het cultuurmarxisme

Rusland – het Russische rijk-  is niet alleen een land, het betreft ook een imperium. Hierbij wil ik een parallel trekken met de VS, vandaar de analogie met beide  landen.

De VS kende lange tijd de Monroe-doctrine, een leerstelling waarbij men zich terugtrok als een soort innere Emigration ten aanzien van de enorme leegte van het eigen land. Rusland kende ook zoiets dergelijks – als de periferie van Europa werd het gekenmerkt door een afzijdige ligging. Maar de landmassa, het soortelijk gewicht van economische potentie en de demografische macht, maakte  dat deze landen, wat hun politieke opvatting ook was (Rusland autocratisch, de Verenigde Staten met een grondwet gebaseerd op de verlichting) grootmachten van nature waren. De historicus Stephen Ambrose noemde de VS eens een accidental empire, waarbij het aanvankelijk er niet naar had gestreefd een wereldrijk te willen zijn, maar het desondanks wel werd. Bij Rusland lag het anders, daar was wel dergelijk een missiebeleid. Als dit er niet was geweest, zou Moskou een accidenteel wereldrijk zijn geworden. Simpelweg vanwege zijn positie, massa en potentie.

Het was evenzogoed een rijk dat kampte met allerlei problemen dienovereenkomstig een imperium. Voor het gemak kan een vergelijking worden gemaakt met de historische buurstaat: het Habsburgse rijk –  de Vielvölkerstaat – dat tot 1918 zou blijven bestaan. De interne verbanden werden idem dito opgelegd door onderdrukking en geweld. Bij druk van buitenaf, dreigde er een etnische en religieuze versplintering; we hoeven alleen maar te denken aan de massale collaboratie van inwoners van de Sovjet-Unie vanaf 1941 met de Duitsers. De Krim-Tartaren bijvoorbeeld collaboreerden bijna voor 100% met nazi-Duitsland. Zij gingen niet zoals andere Oost-Volkeren naar Polen voor een militaire opleiding,  maar kregen gelijk een geweer in de hand. Zij werkten nauw samen met Duitse Einsatzgruppen in Simferopol en Sebastopol om de joodse gemeenschap te elimineren. Vanaf de minaretten van de moskeeën waaide de vlag met het hakenkruis erop. De collaboratie van Sovjet-volkeren was zo groot dat opperbevelhebber van de Geallieerde strijdkrachten in Europa, generaal Dwight Eisenhower, twee weken na D-day zich afvroeg met wie de VS nu eigenlijk in oorlog waren, gezien het feit dat er in Normandië al 24.000 Russen krijgsgevangen waren gemaakt.

Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie is men in Rusland onder Vladimir Poetin  bezig aan de lange weg terug, oftewel een hergroepering. Toen de GOS- staten zich begin jaren negentig van de twintigste eeuw formeerden, waren er meer dan 80 territoriale disputen binnen de grenzen van de oude Sovjet-Unie. De Krim en het Donjetsbasin met de Oekraïne, waar vandaag de dag er spanningen te over zijn, vormen slechts enkele voorbeelden van problemen; het gaat hierbij wel om de belangrijkste.  Intern zijn er dus spanningen, wat er op neerkomt dat  de groot-Russische gedachte waar het imperium altijd op gestoeld was, onder druk is komen te staan. Zo zijn Russen ineens minderheden geworden in gebieden als de Baltische staten. In de landen Litouwen, Letland en Estland, die tot 1991 deel uitmaakten van de Sovjet-Unie, zijn zij nu niet alleen minderheden, maar worden ze soms ook beschouwd als tweederangsburgers.

Daarnaast is er de oude vraag van de Russische positie in Europa. Geopolitiek gezien, zijn daar al vanaf de overgang van de negentiende eeuw naar de twintigste eeuw duidelijke ideeën over. Het was de tijd dat er in toenemende mate werd nagedacht over de staat als politieke factor. Waar voorheen de godsdiensten het voor het zeggen hadden, was nu het organicisme opgekomen en werd de staat, zoals de Zweed Rudolf Kjelén het stelde, gezien als een organische levensvorm. Het betrof de jonge wetenschap van de geopolitiek die zich nu aandiende.  Het is de Duitser Friedrich Ratzel die beschouwd kan worden als de grondlegger van deze wetenschap en hij was het ook die de term politieke geografie introduceerde. Daarvoor greep hij terug op de Fransman Jacques Turhot die reeds in 1750 sprak over géographie politique en bovendien stelde dat politici te weinig van geografie afwisten. Het was de wetenschap, die zich bezig hield met de verhoudingen tussen staten met de nadruk op fysische geografie, zoals windrichtingen, zeestromingen, vruchtbaarheid van de bodem, demografie, wegenknooppunten en grondstoffen om er enkele te noemen. Deze ontwikkeling voltrok zich onder invloed van het darwinisme, dat in de loop van de negentiende eeuw in de mode raakte. Bijkomstig met het darwinisme, deed ook het sociaal darwinisme van zich spreken. Hierbij werd de werkelijkheid vooral als die ene strijd gezien, namelijk een survival of the fittest, hetgeen ook doordrong binnen de geopolitiek.

De kerngedachte was dat de staat gezien werd als een organisme en daarom ook ten onder kon gaan om uiteindelijk te sterven. Als gevolg daarvan was Realpolitik noodzakelijk. De staat  was een stuk mensheid, een stuk bodem en een stuk land. Met deze simpele vuistregel definieerde Ratzel het begrip. Deze organisatie kende verschillende stadia, zo werd in die periode Afrika gezien als een Elementarorganismus, met een primitieve staatshuishouding. Andere landen ontwikkelen zich tot een cultuurstaat waarbij de organisatie van de bodem ver gevorderd was. Raztel waarschuwde destijds al voor het formaat van het gebied, hetgeen van essentieel belang was. Een te klein bodemoppervlak zou leidden tot een laag niveau, omdat de wisselwerking tussen grond en demografie niet in verhouding tot elkaar zouden staan. Grosse und Gestalt zouden dus zwaarwegend zijn. Deze factoren waren in Rusland voldoende voorhanden. Een voorspelling die al eerder was gedaan door de Fransman Alexis de Tocqueville, een filosoof uit de negentiende eeuw en deze van toepassing liet zijn op Rusland en de Verenigde Staten.

Ratzel waarschuwde ook dat de meeste staten ‘vitale delen’ kenden en daarmee van cruciaal belang waren; hierbij valt te denken aan de Pyreneeën als grens tussen Frankrijk en Spanje, hetgeen ook direct een cultuurgrens met zich meebracht als wel etnische grenzen. In het huidige Rusland van Poetin zijn de kolenmijnen van Donetsk en de Krimhavens zodanig vitale gebieden, wat de spanningen met Oekraïne ermee doet verklaren.  De staat vecht om te overleven. De geschiedenis is een grote carrousel tussen Auflösung (ontbinding) en Neubildung (opbouw) waaruit nieuwe staten ontstaan. Ratzel benadrukte deze principestrijd  door te constateren dat aan einde van de twintigste eeuw er slechts iets meer dan 50 staten zouden zijn die het predicaat zelfstandig verdienden, de rest was onderdrukt of bezet. Na Raztel volgden andere aanhangers van de geopolitiek. Zo was het Rudolf Kjellén die de term geopolitiek expliciet benoemde. Kjellén omschreef de staat als levensvorm waardoor er een sterk etnisch’/ raciaal element aan werd toegevoegd. Hij sprak van de staat met al de verbindende elementen, die we ook kennen uit het Rusland van vandaag de dag en die door Poetin wordt gepropageerd. Hierbij staan centraal:  loyaliteit, nationaliteit, genealogie, linguïstiek, volkspsyché, en de etnische en raciale achtergronden. De strijd om het bestaan werd nog eens aangevuld met de ‘opdrachten’ die staten hadden. Het botsen van staatsopbouwende elementen van verschillende landen was vanuit die visie  onontkoombaar. Dit ingegeven door onder andere de panbewegingen, die een bovenregionaal karakter hadden, te weten het panslavisme, maar ook het panarabisme, het panlatinisme, en het pangermanisme (panteutonisme).

Onder invloed van  de Brit Halford John Mackinder werd daarbij de visie van het heartland versus the world islands aan toegevoegd. Zo waren het de Duitsers die  op hun beurt, destijds via Karl Haushofer, sterk betrokken waren bij de ontwikkeling van de moderne geopolitiek van het Kernraum Europa en de Weltinsel. Met dat laatste werden vooral Noord- en Zuid- Amerika bedoeld (en de angelsakische wereld).  Met het Kernraum werd de Euraziatische landmassa bedoeld. Dat werd als het kerngebied van de wereld gezien, het Kontinentalblock, zoals Haushofer het typeerde. Geopolitici waren het er over eens dat het Kernraum de belangrijkste  macht op wereld was, wie de Euraziatische landmassa zou beheersen zou ook de wereld regeren. Dat was eveneens de inzet van de eeuwige strijd op het continent.

In deze strijd stonden aan het begin van de twintigste eeuw drie machten tegenover elkaar. Duitsland, Rusland en Groot-Brittannië. Voor Mackinder stond vast dat Rusland van deze drie de beste kaarten had. Zijn inziens waren het de steppen die altijd grote militaire leiders hadden voortgebracht. Wie het heartland zou veroveren zou een Weltinsel in zijn greep krijgen. Mackinder  introduceerde die termen ook voor de economie. Wie het heartland of Kernraum zou beheersen, zou ook de beschikking krijgen over een Grosswirtschaftraum, een enorme interne economie, met grondstoffen en messenmassa ineen. De overzeese handel, zou daarbij niet meer dan een economische peulenschil zijn. Op papier stond Rusland er dan ook goed voor. Rusland beschikte over demografie, territorium en grondstoffen. Toch werd er over het gebied anders gedacht. Na de Eerste Wereldoorlog, en het uitbreken van de Russische revolutie in 1917, werd de wereld geopolitiek als volgt ingedeeld:

-zo  was er het nieuwe wilsoniaanse Amerika dat als Anspruchs-gebied  gezien werd, de nieuwe macht op het wereldtoneel, accidental empire, qua omvang van nature.

-het midden het Kernraum Europa werd als Kraftraum gedefinieerd en daarmee onder de Duitse hegemonie viel.

-het meest pessimistisch was het beeld over Afrika en de Sovjet-Unie (dat officieel sinds 30 december 1922 bestond). Het eerste gebied werd simpelweg overgeslagen als machtsspeler van enige betekenis en had afgedaan als  Saharische Totraum, waarbij men zich vooral focuste op Noord-Afrika. Over het Afrika ten zuiden van de Sahara werd al helemaal niet gesproken. Nogal een behoorlijk onderscheid met euro politicus; Klaus Juncker die dit Totraum stelselmatig aanduidde als broedervolk en broedergemeenschap van Europa. In  werkelijkheid moet men voor een dergelijke relatie terug naar het Romeinse rijk, ook toen betrof het slechts de kuststrook en enkele havens. Junckers oproep is een volstrekte mystificatie van de werkelijkheid.

Rusland, vanaf 1923 de Sovjet-Unie, werd aangeduid als een vacuüm gebied en een speelbal voor politieke experimenten. De situatie in Azië werd gezien als onduidelijk, Japan en China streden voor een hoofdrol om het Kraftraum gross Ost Asien te vullen.

Rusland dus als vacuüm gebied en als speelbal voor politieke experimenten. De reden van deze gedachte was de tijdsgeest.  De Russische revolutie was niet uit de lucht komen vallen. Het plan voor de revolutie was reeds in 1915 uitgedacht door de krachten rondom Alexander Israel Lazarevitsj Helphand, bijgenaamd Parvus, die daartoe via het Osmaanse rijk midden in de oorlog, contact legde met het Duitse ministerie van Buitenlandse zaken en das Militär. De revolutie werd omarmd als een middel in de strijd. Duitsland zat gevangen in een tweefronten oorlog en de revolutie zou Duitsland van het oostfront kunnen ontzetten. De vrijgekomen divisies, zo’n 70 in getal, zouden na de revolutie vrijkomen voor het westfront en daarmee de eindoverwinning voor Duitsland brengen. Daarna zou men met de revolutionairen afrekenen. Het eerste deel van het plan werkte. Vladimir Ijitsj Oeljanov beter bekend als Lenin zat in Zwitserland ondergedoken. Na lange onderhandelingen tussen de Duitse en Zwitserse regering werd hij in een geblindeerde trein doorgelaten naar Scandinavië, terwijl er geld en wapens beschikbaar werden gesteld. Via Finland kwam Lenin – die door de Duitse generale staf ‘onze man’  werd  genoemd- in Sint-Petersburg aan en de rest is geschiedenis via de grote oktober revolutie. Toen de tsaristische familie op 17 juli in Jekatarinaburg vermoord werd, was de Duitse generale staf hiervan op de hoogte en daarmee bevestigend dat er werd samengewerkt met de revolutionairen. De moord op de tsarina, een Duitse prinses was wel pijnlijk en Berlijn had van afstand geprobeerd dit  te voorkomen, zij het dat dit tevergeefs was. Wat ook zonder succes was, was het Duitse west-offensief in het voorjaar van 1918. Von Hindenburg en Ludendorff openende hun voorjaarsoffensieven met de vrijgekomen troepen uit het oosten. In het westen kwamen inmiddels 100.000  Amerikaanse militairen per maand aan land. Het was dan ook een race tegen de klok die door het Westen gewonnen werd. Duitsland was verslagen en het bolsjewistische Rusland dat enkele jaren later de naam Sovjet-Unie kreeg, bleef als gevolg bestaan. Het belandde net als het ineengestorte keizerrijk van Duitsland in de verschoppelingenbak van de geschiedenis en werden daarenboven niet opgenomen in de Volkenbond. Hiermee waren de twee jonge naties – later aangevoerd door de dictators, Hitler en Stalin – op elkaar aangewezen en zo met elkaar verbonden wat uiteindelijk de opmaat was voor een ramp van wereldformaat.

Het vacuüm is nog altijd actueel: We roepen de 80 territoriale geschillen nog even op in onze herinnering die sinds 1989 bestaan.  Tot op zekere hoogte is Rusland honderd jaar later nog altijd een gebied dat bestaat uit een machtsvacuüm. De poreuze grenzen rond Marioepol en het Donets Kolenbasin (kolenmijnen van Donetsk), waar zich permanent een schemeroorlog afspeelt, is daarvan een duidelijk signaal, maar we kunnen ook kijken naar Transnistrië, de kleine landstrook tegen Moldavië aan, dat door geen enkele staat  erkend wordt, de militaire Oostzee-basis van Kaliningrad dat door Duitsland en Polen weliswaar met tegenzin geduld wordt, maar in feite een soort nieuw Danzig is zoals we dat voor 1939 hebben gekend. Los nog van de  geschillen in Abchazië en Georgië, die afgelopen decennia regelmatig het nieuws haalde, en meer recentelijk in Kirgizië.

Hier zit dan ook de paradox: Rusland is een wereldmacht van nature, gewoon door omvang en volume, maar tegelijkertijd  wordt het niet volkomen serieus genomen. Hierdoor komen we dan ook terecht bij de missiegedachte van Rusland en de visie van West op Oost en andersom. Moskou kent in wezen een dubbele identiteit. Enerzijds is er het heilig moedertje Rusland dat voor zichzelf een civilisatiemissie van het oosten ziet. Bruna Naarden noemde dat ‘de spiegel der barbaren’. De oostvolkeren keken in de spiegel van beschaving waarmee Moskou hen confronteerde. Deze positie was door Moskou zwaar bevochten en daarbij maakten zij gebruik van de oudste geopolitieke middelen om hun invloed uit te breiden. Zo werden er met grote voortvarendheid bossen aangeplant, met als doel om terrein te winnen op de ruitervolkeren van het oosten. Door de Amerikanen werd eveneens een dergelijke soort van politiek gevoerd, beter bekend als ‘go west’ , de frontier theorie waarbij land op de indianen gewonnen werd en hen ‘de beschaving’ werd bijgebracht. De oostelijke volkeren werden aanvankelijk door de legers van tsaar verslagen en later door de Sovjet-Unie onderworpen en ingevoegd door Moskou. Ideologisch werd dit door het marxisme prachtig ingekaderd. Het volkerenelement werd  weggepoetst en de sociaal verhoudingen-‘proletariërs aller landen verenigd u’-er voor in de plaats gebracht. In praktijk waren er vele groot-Russen nodig om de zaak voor elkaar te krijgen, zoals de Han-Chinezen in China het voortouw hadden genomen.

De vroege geo-politicologen hadden een voorkeur voor dynamisch versus statisch en men zag het als een talent van de Slavische mens dat het zo’n enorm gebied vergaard had. Oskar Ritter von Niedermayer, die tijdens  de Tweede Wereldoorlog verbonden was aan de Sonderstab R (Rusland), meende dat Rusland er ideaal voor stond. Het vaderland (waar de groot Russen woonde) was continentaal verbonden aan de koloniën en de veroverde gebieden. Het ging hier met name om de centraal Aziatische gebieden die in de 19e  eeuw  en begin 20e eeuw werden toegevoegd aan Rusland. Volgens Niedermayer werden de Russen gedreven door een Wandertrieb. F.J. Los meende dat de Russen een semitisch nomadische inslag hadden en dat er een ‘scytisch element’  in het volk zat, als de Scythen en stipje aan de horizon zien dan snellen zij er op af om dit te vernietigen, stelde hij.  De hartstocht ging uit naar kale vlakten en eindeloze afstanden. Het zal niemand verbazen dat Los, die van Nederlandse komaf was, een overtuigende nationaalsocialist was. Hier komen we direct op het terrein van hoe het Westen het Oosten zag en andersom. De Russen zouden een voorkeur hebben voor de ongerepte natuur, terwijl Haushofer in zijn boek ‘Weltpolitik von Heute’ sprak over ubenützte Räume, onbenutte gebieden, die aanlokkelijk waren vanuit het oogpunt van de lebensraum politiek, de Duitse gedachte dat men bij de huidige status gauw ten onder zou gaan en het Kernraum Europa, lees de Sovjet-Unie moest veroveren.

Hier komt de dubbele paradox naar boven. Waar Rusland zichzelf de civilisatiemissie naar het oosten toedichtte, was er ook sprake van een minderwaardigheidscomplex ten opzichte van het Westen. Peter de Grote kopieerde al de zegeningen van het Westen, en zag het Westen als rolmodel van de Russische steden en voor de intelligentsia. Voor het Westen zelf, zo rond het  in het midden van de 20e  eeuw en dan in het bijzonder voor Hitler Duitsland, werd het gebied beschouwd als het ongecultiveerde oosten, met zijn unbenütze Räume en daarmee een aantrekkelijk veroveringsgebied, waarbij de geopolitiek sprak over een gerechte Neuverteilung. Dit was met zoveel woorden niets minder dan een legitimatie voor veroveringsplannen, zoals Hitler die in juni 1941 ook zou uitvoeren met operatie ‘Barbarossa’.  Het interessante was dat men bij deze veroveringsplannen zowel culturele argumenten pro als contra gebruikte. Hitler  zag  de Sovjet unie als een joods-bolsjewistisch regime, dat raciaal minderwaardig was en derhalve een gevaar voor de civilisatie. Anderzijds werd benadrukt dat Rusland van oudsher eigenlijk geleid werd door een niet Slavische elite, de Romanovs inbegrepen, en dat daarmee het gebied eigenlijk altijd al aan het Westen had toebehoord. Men drukte een identiteit op de Russen, om de eigen veroveringsplannen mogelijk te maken. Vraagstukken aangaande de identiteit lagen sowieso aan de basis van de grote onrusten in de 20e eeuw en ook vandaag de dag nog als het gaat om het Oekraïne-Rusland conflict.

Vanuit het organisme van de geopolitiek, maar ook historisch gezien was de relatie Oost-West altijd een moeizame. Vanuit de wens het heartland te beheersen was er een komen en gaan van invallen en invasies over en weer. Rond 200 n. Chr.  waren er de volksverhuizingen waarbij de Tataren, de Hunnen en de Mongolen de twee eeuwen daarop een belangrijke rol zouden gaan speelden. Vanuit het Westen ging Alexander de Grote rond 346 v. Chr. richting het Oosten om de wereld te veroveren. In veel latere tijden waren het de Zweden, Napoleon Bonaparte die dreiging vormden voor de Russen.

Het hoogtepunt was de 20e  eeuw en daarmee ook buitengemeen bloedig, bovenal voor de Sovjet-Unie, met 20 miljoen slachtoffers. Het lot van het Europese jodendom is vrijwel iedereen bekend met de verschrikkingen van Auschwitz, Sobibor, Treblinka, Chelmno en andere kampen. Het Generalplan Ost is daarentegen veel minder bekend, maar niettemin in het Russische geheugen nog steeds springlevend. Een zekere doctor Erhard Wetzel werkte samen met het Duitse ministerie voor de bezette Oostgebieden een plan uit voor de herindeling van Oost-Europa naar de visie van het nazisme. Het gevolg waren eindeloze deportaties, moorden. Buitendien werd de plaatselijke bevolking uitgehongerd of anders tot slaaf gemaakt. Had het Derde Rijk de oorlog tegen Stalin gewonnen dan waren nog eens tientallen miljoenen Russen het slachtoffer geworden van de naziterreur.

De moeizame verstandhouding tussen Oost en West komt dus wel ergens vandaan. De oorzaak van deze laatste ellende was wederom het beheersen van het heartland, het Kernraum, hetgeen Hitler voorzien had van het etiket Lebensraum. Toen de krijgskansen in 1945 keerden, zagen we aan de bezetting van Midden-Europa door Stalin pogingen nog boven die grens uit te stijgen.  De afloop van de Tweede Wereldoorlog veroorzaakte 1946 een burgeroorlog in Griekenland waarbij Moskou het nastreefde Hellas deel te laten uitmaken van de invloedsfeer.

Hierbij komen we aan bij de communistische doelen met betrekking tot de buitenlandse politiek. Want Rusland was niet alleen slachtoffer in de geschiedenis, maar ook dader. Dit stond al vast vanaf Lenin en omvatte niets minder dan de werelddominantie. Over tempo en wijze waren er verschillende denkrichtingen, de bekendste waren de tegenstellingen tussen Trotzki die voor de permanente revolutie was en Stalin die deze wilde temporiseren en consolideren.

De rechtvaardiging van deze brute plannen zat hem buiten de concrete machtsdoelen (die niet publiekelijk geduid werden) in de ‘civilisatie’-missie die Moskou meende te hebben. Het communisme rechtvaardige die simpelweg anders dan het tsarenrijk. Binnen het communisme werd dit binnen het dialectisch denken als rechtvaardig geacht.

Binnen het dialectisch denken was er altijd sprake van een zwart-wit scenario van vriend en vijand. Zo is er bij  het historisch materialisme altijd een dader -de kapitalist- en een slachtoffer- de arbeider, de verschoppeling Les Misérables. Het communisme was de Aufbau– beweging van het proletariaat en zou het bestaande systemen bestrijden en uithollen. Daarbij gingen de communisten uit van determinisme in de geschiedenis. Het kapitalisme zou sowieso zichzelf als veelvraat uithollen. Als eerste zouden populisten het volk in verzet leiden, daarna zou alsnog de communistische revolutie aanbreken. Dit gevaarlijke alles of niets-scenario werd over de wereld uitgerold. Met vreselijke gevolgen van dien.

Hoe zag dit er in praktijk uit: Laten we stil staan bij de relatie tussen de Sovjet-Unie en de Derde Wereld. Hierbij spitste de dialectiek zich toe tot een helder en voor de propaganda nuttige tweedeling, waar veel op valt af te dingen. Enerzijds werd het kwaad gedefinieerd: te weten het kolonialisme en het imperialisme, we spreken hierbij vooral over de tweede helft van de 20e  eeuw, de periode na de Tweede Wereldoorlog.  Deze stromingen stonden voor het kwade, en werden geassocieerd met vooral de oude Europese machten, te weten Frankrijk en Groot-Brittannië, maar het ging ook om het Westen in algemene zin. Daar tegenover positioneerde de Sovjet-Unie en het communisme zich als de verdedigers van de misdeelden, de verdrukten en werd het marxisme opgevoerd als de voorhoede van de strijd tegen het kolonialisme. Hierbij stond het kernwoord vrijheid centraal, dat met betrekking tot de Derde Wereld succesvol van het liberalisme gekaapt was en zodanig al in 1917 door Lenin benoemd.

Het communisme spon garen bij transitie. Na 1945 waren de koloniale gebieden in ontbinding. Het Wilsoniaanse concept van zelfbeschikking deed z’n intrede. Het communisme maakte gebruik van het bestaande machtsvacuüm om voet aan de grond te krijgen. De bevrijdingsbewegingen werden hiertoe massaal ondersteund met wapens, geld, interventies (vaak via war by proxy) en militaire adviseurs. Dit leidde ertoe dat de toch al ingewikkelde transitie van koloniaal naar postkoloniaal onnodig bloedig verliep. Dit maakte de Sovjet-Unie tot een imperiale grootmacht, wat in scherp contrast was met hun ‘anti-imperialistische’ ideologie en propaganda. Walter Jean Kolarz wees tijdens zijn BBC-uitzendingen daterend uit het begin van de jaren 1960 al op dit wonderlijke fenomeen. Het communisme streed voor de ‘vrijheid’ van de Derde Wereld, maar onthield zijn onderdanen van diezelfde vrijheid nadat de  burgeroorlog in Rusland was gewonnen en het Sovjet-systeem geïnstalleerd was.

Het ging hier dus om een strategie met als doel de ‘wil tot macht’ en de wereldrevolutie. Wonderlijk genoeg vonden deze kromme en nogal gemakzuchtige verkooppraatjes voor het Sovjet-imperialisme gretig aftrek onder de Westerse intellectuelen. De mei ’68-generatie zag de bevolking van Afrika en delen van Azië en het Midden-Oosten toch vooral als slachtoffer van het Westen en romantiseerde en idealiseerde, net als tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939), de rol van het communisme onder het mom van bevrijding.  Dat de problemen veel complexer lagen, zien we bijvoorbeeld als we naar het Midden-Oosten kijken. Geen enkele Arabische staat (of islamitische staat zo men wil) op Turkije na (niet-Arabisch) kende een geschiedenis van zelfbeschikkingsrecht. Door dit historische feit moeiteloos op het bordje van het Westen te schuiven, ging men volledig voorbij aan de eeuwenlange dominerende positie van het Ottomaanse Rijk in de regio. Onder leiding van de sultan en de Oelama (de islamitische geleerden) had het er honderden jaren de scepter gezwaaid. De ‘achterstand’ en ‘onderdrukking’ was daarmee eenvoudig te verklaren aangaande de inertie van het Ottomaanse bewind evenals de belangen van ‘het Westen’.

Moskou stoorde zich niet aan dergelijke feiten en bouwde in het vacuüm van de dekolonisatie aan zijn machtsbasis in de wereld, met alle gevolgen van dien. Kolarz stelde dat ‘het beeld dat het communisme van zichzelf heeft neergezet lijkt op de bladzijde van een balans, waarbij het debiteurensaldo ontbreekt.’ Reeds Lenin had de eerste contouren uiteengezet omtrent de Sovjet bemoeienis met de landen van de Derde Wereld. Hij bezag hun positie volledig door de bril van de klassenstrijd. De koloniën dienden in zijn ogen vooral voor de levering van goedkope arbeidskrachten en grondstoffen aan het Westen. Hierbij werkte de natuurlijke concurrentiestrijd binnen het kapitalisme in het voordeel van Moskou. De kapitalistische landen waren onderling in een dodelijk conflict om het bezit van de grondstoffen en verzwakten zo hun positie tegenover het communisme. Daarbij zou in toenemende mate vanuit de westerse wereld zelf het draagvlak voor het behoud van de koloniën verdwijnen wat vooral na 1945 sterk merkbaar werd; in de al eerder genoemde transitie.

Onder Stalin werd Lenins strategie verder uitgebouwd met de ogenschijnlijke onderschrijving van de nationale belangen van de inwoners van de ontwikkelingslanden. Dit was in feite een burgerlijk-historisch-gelegenheidsstandpunt van Stalin, maar diende als een tussenstop naar het einddoel; volledige communistische partijcontrole in de diverse landen, als onderdeel van Komintern en Wereldrevolutie. Het zelfbeschikkingsrecht werd dan ook niet aanschouwd vanuit het Wilsoniaanse concept, maar ging uit van de proletarische revolutie. Stalin was wel zo realistisch om te beseffen dat men aanvankelijk moest samenwerken met het nationalistische verzet dat gericht was tegen de koloniale machten. Daarna zou de afrekening komen met de burgerlijke elementen.

Het gevolg van deze strategie, later ook onder Chroesjtsjov en andere Sovjetleiders, was een eindeloze reeks bemoeienissen dat tot ‘war by proxy’ in de Derde Wereld leidde. Het hoogtepunt van de communistische interventies vond plaats tussen de jaren 1970-1980, maar ook nog daarna.

Met  Afrika als voorbeeld zien we:

Angola 1970-1975

Tsjaad 1975-1987

Ethiopië 1970-1980

Mozambique 1970-1975

Oeganda 1970-1978

Zaïre 1977

Zimbabwe 1965-1980

Daar waar de communisten de meeste voet aan de grond kregen, volgde later vaak weer een tegenreactie op de Sovjet-dictatuur zoals die was ingevoerd, wat tot nieuwe conflicten leidden. In feite zou dat in de historiografie geduid kunnen (moeten) worden als de nieuwe bevrijdingsoorlogen, maar ze zijn tot nu toe geboekstaafd als schimmige burgeroorlogen. Voorbeelden hiervan zagen we in Zaïre na 1975 en Mozambique.

Ook de andere continenten kenden een bloedige fase. De communistische hulp was aanvankelijk – zij het in sommige gevallen – meer dan welkom, maar de ‘gasten’ gedroegen zich al snel als (over)heersers. Ook op andere continenten deed dit patroon zich voor, zoals in Birma, Indonesië, Pakistan, Filippijnen, Sri Lanka, Vietnam en Maleisië. Zuid-Amerika en het Midden-Oosten kunnen ook aan de lijstjes worden toegevoegd.

De Sovjet inmenging in de Derde Wereld zou men grofweg kunnen onderverdelen in vier categorieën. Degenen die zich beroepen op antikolonialisme, gevolgd door anti-imperialisme. Beide lagen dicht bij elkaar en waren vooral gericht tegen het Westen en maakten gebruik van het transitievacuüm. Onder Chroesjtsjov werd daar een derde categorie aan toegevoegd: de volksopstand. Dit was een greep naar de macht, vaak niet gedragen door een nationale wens tot zelfbeschikkingsrecht vanuit de bevolking, maar door ondersteuning van particularistische deelinteresses van minderheden in het land. In de praktijk was dit vaak een voorbeeld van etnopolitiek, waarbij een etnische minderheid gesteund werd in het eigen belang, om door middel van hun aanstaande machtsbasis het communisme door te drukken. Voorbeelden hiervan zijn te zien bij de Koerden (PKK) in Turkije, de Eritreeërs versus Ethiopië en Polisario in de westelijke Sahara. In dit laatste gebied wakkerde de Sovjet-Unie oude territoriale en culturele verschillen aan om een voet aan de grond te krijgen in Noord-Afrika.

Deze politiek leidde vaak tot dramatische bloedbaden. Toen het Portugese generaalsbewind in april 1974 ten val kwam, zag Moskou zijn kans schoon om het communistische verzet in de Afrikaans-Portugese gebieden nieuw leven in te blazen. Direct werden er scheepsladingen wapens voor Afrika vanuit Russische havens doorgevoerd.  Uiteindelijk resulteerde het conflict in de oprichting van de Volksrepubliek Angola. Het was Moskou gelukt om middels een bevrijdingsoorlog en het daarmee gepaard gaande  dekolonisatieproces een communistisch regime in het zadel te brengen. De pro-Moskou partij MPLA was gemachtigd en regeerde als enige partij het land. Deze status quo bleef evenzogoed niet gehandhaafd. Zuid-Afrika, dat zich bedreigd voelde en gebruikmaakte van de etnische verschillen en diverse eerdere sentimenten uit het conflict, intervenieerde in mei 1978 in Angola. Dit was het begin van wat men de ‘Zuid-Afrikaanse grensoorlog’ is gaan noemen.

Het conflict sleepte zich tien jaar voort tot na bemiddeling van de VS in 1988 de vrede weer werd getekend. Dit was een relatief begrip, want Zuid-Afrika trok zich weliswaar terug uit het conflict, maar de strijd tussen MPLA en Unita bleef onverminderd door gaan. Deze tragedie heeft voor Angola lange tijd zeer negatief uitgewerkt. De levensverwachting van de gemiddelde inwoner van Angola behoorde tot de laagste van Afrika! Angola was jarenlang een frontlijnstaat in de Koude Oorlog. Het duurde tot 2008 tot er weer verkiezingen waren met een zeker democratisch gehalte. Het wegvallen van de communistische staatssteun uit de Sovjet-Unie had de motor van de Afrikaanse revolutie volledig doen vastlopen. Met het einde van de Koude Oorlog was er aan de westerse steun van Zuid-Afrika ook een einde gekomen. Nu de geopolitieke en militaire invloed van Zuid-Afrika niet meer nodig was, keerde men zich af van het Apartheidsbeleid, waardoor er een verdere ontspanning in de regio kwam.

Natuurlijk staat de dekolonisatie en de terugtrekking van de Europese mogendheden uit de Derdewereldland als noodzakelijkheid buiten kijf. De succesvolle Sovjetinmenging was mede mogelijk door de erfenis van het kolonialisme in de regio. Het nadeel was echter wel dat de ene onvrijheid werd ingeruild voor de andere onvrijheid en wat het begin had moeten zijn van het zelfbeschikkingsrecht. Doch eindigde het in een sovjetisering van de regio wat leidde tot nieuwe burgeroorlogen. Ook negatieve uitersten versterkten elkaar zodanig. Tegenstanders van de dekolonisatie konden zich beroepen op het communistische gevaar en daardoor ongemakkelijke allianties smeden, zoals met Zuid-Afrika, waren het gevolg. Om het simpel te duiden en het kort door de bocht te zeggen: als de Koude Oorlog nog had bestaan, was Nelson Mandela in de gevangenis gebleven. Door de detente kon het Apartheidsregime worden ontmanteld. Zo laat de Apartheid zich niet begrijpen zonder de invloed van het communisme op de Derde Wereld in ogenschouw te nemen. Ook Robert Mugabe was uiteindelijk een icoon uit de periode van de Koude Oorlog en moest pas recentelijk het veld ruimen.

Ook in Zuid-Afrika en Namibië zelf probeerde de Sovjet-Unie destijds onder het mom van anti-apartheid en dekolonisatie het communisme aan de macht te helpen. De Swapo kreeg 90% van zijn militaire steun en 60% van zijn financiële middelen van de Sovjet-Unie.

Terwijl de bevrijdingsoorlogen vaak war by proxy waren,  maakte de Sovjet-Unie ook gebruik van regelrechte militaire interventies. Het ging hier vaak om de controle over een bepaald gebied, omverwerping van vijandelijke regimes. Alles bij elkaar een soort Sovjetvariant van de roll back en containment strategie van het Westen en de ondermijning van vijandelijke invloeden en regimes.

De verdediging voor dit optreden werd moreel en juridisch gezocht in het feit dat men intervenieerde op verzoek van het ‘legitieme regime’ (vaak een Sovjetrepubliek) of dat men opkwam voor de verdediging van de ‘nationale soevereiniteit’(opgelegd Sovjet regime), waarbij men het Wilsoniaanse ideaal perverteerde. Dit alles werd natuurlijk als tegen het kolonialisme en daarmee anti-imperialistisch  aan de wereld gepresenteerd. Afghanistan december 1979 was een van de voorbeelden van deze gevoerde tactiek. Hierbij deed men een beroep op ‘de vriendschap’, een bijstandsverdrag uit 1978, waardoor de militaire interventie ‘juridisch’ onderbouwd kon worden. Aangezien Afghanistan geen echt koloniaal verleden met het Westen kende, kon de westelijke intellectueel en fellow traveller niet gemakkelijk voor deze zaak gemobiliseerd worden. Andersom, vanuit de Arabische en islamitische wereld, kon dit desniettegenstaande wel. Met westerse steun werd de Jihad tegen het ongelovige Rusland met gretigheid opgenomen, met alle gevolgen van dien. Interventies waren er ook in Angola (1975), Ethiopië (1977-1978) en Syrië (1982-1983). Het laatste land is interessant, gezien de recente Russische militaire aanwezigheid in dat land. Net als in de jaren zeventig concentreert ook nu de Russische bijdrage zich op een meer geavanceerde militaire steun, met het zwaartepunt op de luchtmacht en de luchtafweer defensiesystemen. De militaire interventies maakten net als bij de steun aan de bevrijdingsbewegingen, volop gebruik van regionale verscheidenheid, etniciteit en culturele verschillen. Ook dat stond in essentie haaks op het marxistische gedachtegoed, waarbij gretig gebruik werd gemaakt van het uitbuiten en vergroten van de diversiteit en in hun voordeel uitpakte.

Alvin Z. Rubinstein, die de Sovjetpolitiek in de Derde Wereld bestudeerde, stelde terugkijkend dat de eigen inbreng van de Sovjet-Unie, zeker qua mensenlevens van eigen staatsburgers, in zekere mate terughoudend is geweest. De oorlogen werden metterdaad bij voorkeur ‘by proxy’ gevoerd. Dit gaf het beeld weer dat het daadwerkelijk om een vrijheidsstrijd ging – en gaf het geheel een Che Guevara-achtig imago. Bovendien bleef de Sovjet inmenging daardoor ook intern verkoopbaar, doordat de bodybacks uitbleven. Deze strategie liet men evenwel los in Afghanistan. Hiervoor kreeg Moskou een bloedige rekening gepresenteerd. In totaal dienden er tussen 25 december 1979 en 15 februari 1980 620.000 Sovjetmilitairen in Afghanistan. 525.000 van hen behoorden tot de landmacht en het gros van de andere eenheden bij grensbewakingseenheden. Daarnaast waren er nog meer dan 100.000 arbeiders actief in dat land. Volgens Sovjetopgave verloor Moskou 14.453 manschappen gedurende de periode van inzet (echte cijfer ligt waarschijnlijk veel hoger), naast 417 manschappen die vermist raakten en de verliezen van de KGB in Afghanistan, die 572 man bedroegen. Ruim 53.000 man (11,4%) van de Sovjettroepen die in Afghanistan dienden, raakten gewond.

Buiten deze aderlating in Afghanistan, was de Sovjet inmenging in de Derde Wereld voor Moskou vooral een financieel verlies. Moskou was dan onder het communisme een imperiale grootmacht, maar er was wel degelijk een belangrijk verschil ten opzichte van de traditionele imperiale machten. Zo stroomde onder het communisme het geld van het centrum naar de periferie, en niet andersom. Dit is ook de verklaring waarom de Sovjet-Unie uiteindelijk implodeerde in plaats van explodeerde.

De hoogste prijs betaalden de landen waar de Sovjet-Unie infiltreerde, zij het door interventie of war by proxy. Walter Kolarz, die geboren was in de Tsjechische regio Bohemen, meende dat de prijs in mensenlevens voor dit opereren is doodgezwegen ofwel gebagatelliseerd. Daarbij verwees hij naar de landen in Midden- en Oost-Europa die na de Tweede Wereldoorlog satellietstaten van de Sovjet-Unie werden. “De geschiedenis van het communistische opbouwwerk is de geschiedenis van de Egyptische piramides, overgebracht naar de 20e  eeuw.” De ambities waren grenzeloos, letterlijk mondiaal, en werd betaald in mensenlevens, ongeluk en ellende

De geschiedenis is een kettingreactie aan gebeurtenissen. Sommige zullen stellen dat het communisme een antwoord was op het kapitalisme. Natuurlijk, de dwarsverbanden zijn er, waren er, maar dat ontslaat niemand van zijn verantwoording. Feit is ook dat de dekolonisatie veelal ook vanuit de Westerse regimes intern kwam. De wereld was na 1945 mondiaal veranderd. Het eurocentrisme stond onder druk. Weliswaar ging het in het ene land soepeler met het verlenen van onafhankelijkheid om dan het andere, maar de terugtocht had zich ingezet. Het communisme wakkerde met z’n ingrijpen in de transitiefase het vuurtje verder aan vanuit een eigenbelang, dat vaak haaks stond op de wensen van hen die onder het kolonialisme geleden hadden. Dit zorgde ervoor dat de transitie langer duurde en bloediger werd en tevens vaak de opmaat was voor een veel langer en nieuw conflict.

Met Michail Gorbatsjov stortte het marxisme in. De rode banieren boven het Kremlin verdwenen, én toch sleept de erfenis zich  voort en is daarbij ook niet zonder gevaar; ik doel hierbij op het cultuur marxisme.

Het marxisme bestond bij de gratie van dialectiek; we spraken er al even over: het onderscheid tussen bourgoisie en proletariaat.. voor en tegen, winnaars en verliezers, daders en slachtoffers. Het proces van de geschiedenis moest dagelijks gevoed worden met de vernietiging van tegenstanders om het toekomstige paradijs dichter bij te brengen. Wie de werken van de historicus Richard Pipes heeft gelezen kan niet anders concluderen dan dat de communistische voorman Lenin zo te werk ging. De rapporten van eindeloze pogroms en massamoorden belandden steevast op zijn bureau. Daar werden ze door hem simpelweg van het stempel ‘voor het archief’ voorzien en terzijde geschoven. De revolutie, daar ging het om, en geen offer was te zwaar.

Deze dialectiek, alles of niets, kenmerkt ook de discussie over het cultuurmarxisme tot nu toe. Enerzijds is er, sinds Frits Bolkestein in de jaren negentig, die het communisme-debat opende, een groeiende aandrang om rekenschap af te leggen over het initiële kwaad van deze ideologie, anderzijds is er een verbeten groep die dergelijke kritiek niet alleen ontkent, maar ook de boodschappers daarvan wegzet als rechtse gekkies en erger. Beiden doen vaak geen recht aan de zaak.

Het was de Italiaanse marxist Antonio Gramsci die in de jaren 20 erkende dat het marxisme zich niet alleen op de economie moest richten, maar dat de boodschap van het historisch materialisme (de weg van de geschiedenis naar het arbeidersparadijs) zich ook via de culturele dialectiek moest verspreiden. Ik zeg er expres dialectiek bij, want dat was de motor van het marxisme. De dialectiek zetten de zaak op scherp, zorgde voor wat de marxisten noemden de Erkenntnistheorie, waarbij men het intellectuele deel van het volk won voor de zaak, waarna de Aufbau van start kon gaan tot dat de maatschappij voor het ideaal gewonnen werd via de hegemonie gedachte (beheersing van de ‘common opinion’) .

Gramsci schreef eindeloos over de hegemonie-gedachte, die in feite de grootste ‘Mindfuck’ aller tijde was. De marxisten  beseften dat als de Erkenntnisstheorie uiteindelijk was ingedaald het werk voor de communisten gedaan was. Het historisch proces zou het uit zichzelf over nemen; hetgeen de marxisten aanduidden als het proces van de Selbstbewegung. De gedachten vraten zich door het bouwwerk van maatschappij, hingen als het ware ín de lucht’ en daalden niet territoriaal gehinderd in in modernistische ideeën van vandaag de dag,  waartoe al in de jaren 20 en later door het Komintern een voorschot op genomen was. De processen van vrijheid, bevrijding, solidariteit, eenheid, gezamenlijkheid, eendracht, vooruitstrevendheid, het waren allemaal politiek buzz woorden die ‘gekaapt’ werden. Lenin schreef, zoals we al zagen , in 1917 zijn epistel over vrijheid, hetgeen sindsdien het meest misbruikte begrip in de geschiedenis is geworden. De ‘vrijheid’ van Lenin was immers het begin van een Sovjetstaat, waarbij het individu zich geheel moest buigen naar de communistische leer.

Op dit moment zien we een verschuiving binnen de Selbstbewegung van het cultuur-marxisme. De oude didactische waarden, bourgeoisie-versus proletariaat, worden hierbij vervangen door ‘het Westen’ versus de onderdrukten. Gevaarlijk hierbij is dat in toenemende mate de progressief-liberalen zich hierbij bedienen van etniciteitsgroepen, klimaatvluchtelingen, migranten, slavernijslachtoffers en andere ‘slachtoffergroepen’ die hun pijlen richten op de ‘blanke boze man’.  Daar tegenover staan de diversiteitsgroepen, die hun aandeel in de geschiedenis hebben en deel van de buit eisen. Kortom het cultuurmarxisme is een dynamisch proces, ik heb het wel eens vergeleken met semtex; moeilijk vindbaar, zonder geur, flexibel, maar uitermate explosief. Het is by nature een splijtzwam in de samenleving, want dialectiek is een voorwaarde..

Rusland is van oudsher die ene concurrent op het heartland en daarmee tegelijk dader als slachtoffer. Met het communisme was de Sovjet-Unie vanaf 1917 een gevaarlijke splijtzwam op mondiaal niveau. De leer der dialectiek is tot op de dag vandaag door zijn Selbstbewegung een sluipend gif in de maatschappij en laat door zijn dialectiek groepen tegenover elkaar staan. Het interessante daarbij is dat deze dialectiek het westen splijt en versnipperd, terwijl Poetins Rusland momenteel weer in de nationale klein-particularistische fase zit. Dit is een wonderlijke speelbal van de geschiedenis. De verwijten aan Rusland over internet inmenging, gaan in wezen hierom. Ik ga niet zover door te beweren dat het huidige Rusland de oorzaak is van onze huidige identiteitscrisis. Het is evenzogoed wel zo dat het een gevolg is van processen die in gang zijn gezet met de marxistisch geïnspireerde mars door de instituten die in de jaren zestig in staat waren om zichzelf op de kaart te zetten. Ik zou de vraag van vijandschap of vriendschap liever terugbrengen naar de Realpolitik. Een pact met Moskou lijkt me voor het moment het meest haalbare. En pacten kunnen nuttig zijn, en ook het begin van meer. De wederzijdse economische afhankelijkheid heeft ook een stabiliserende functie. Daar kunnen we ons aan vast houden.  De geschiedenis heeft wel geleerd dat beheersing van het Euraziatische blok door één partij een illusie is, een overstretsch. Slechts samenwerking kan dit tot stand brengen. Daarbij spelen ook nieuwe zaken, zoals de Russische Chinese relatie, waar zowel uitdagingen als kansen liggen.