Lieve lezers,
Het is een rare familie, de ‘des Vaderlandsjes’.
Wat begon bij de Vader des Vaderlands, die prompt werd omgelegd door onverlaat Balthasar Gerards, met een klein kanon, werd alras een krioelende potpourri van potsenmakers en schelmen; nuffige filosofen, schrijvers, theologen, denkers, meestal Zuid Amsterdammers, die op hoge glanshakjes over het spui trippelen van Athenaeum naar Hoppe. Af en toe de pas inhoudend om wuft de eigen windjes te ruiken.
Hun ‘des Vaderlands’ titel, zachtjes hun ballen knedend, voor de spiegel aan zichzelf toegekend of nog genanter door de baas toegewezen als een wat flauwe sales promotion-actie. Nietwaar, Daan Rovers van Filosofie Magazine?
De enige des Vaderlands van eniger waarde, behalve die van Tweep des Vaderlands uiteraard, is Dichter des Vaderlands. Uiteraard wordt ook die eretitel niet toegekend door het Nederlandse volk, dat helaas geen gedichten leest, behalve die van de Xenos (en dergelijke, JD.), maar nochtans door een wat bredere kring intellectuelen.
De Dichters des Vaderland zijn weliswaar niet allemaal even briljant en in hun sonnetten zie je doorgaans de politieke voorkeur, die gangbaar is rond het Singel, bovendrijven als een drol in het grachtenwater. Echter Bloem van Ester Naomi Perquin is prachtig. “En zelfs de stijf bevroren wintergrond blijkt roomijs met bastognesmaak”… zo’n bijzin maakt een geheel oeuvre. En dat meen ik.
Maar genoeg over de inflatoire rest.
Ik was de Tweep des Vaderlands, trots gekozen door noeste arbeiders en jongens en meiden van stavast. Mijn termijn zit er op. Dit pakken ze me nooit meer af. Hoewel ze het wel hebben geprobeerd. Sneue kwezelaars als die Rukkertukker en de Antifa-gnoom op steunzolen, die altijd zo stoer doet, maar nooit echt over de Greef gaat, omdat hij daar ten enen male te kort voor komt en is.
En ik heb mij zo goed en fanatiek mogelijk van mijn taken gekweten ondanks de ‘Nacht und Nebel’, de ‘Fog of War’ en de vele Nachten van Lange Messen die nu eenmaal gebruikelijk zijn in een oorlogsjaar. En ik zie terug op een mix van snedige essays, poëzie en aardige beschouwingen uit politieke krochten tussen het afleg.
Ik heb de zieken getroost, de dorstigen gelaafd, de bozen ge- en ontblockt, de vrouwtjes versierd, de Nikkies en landwhales uitgelachen, de psycho’s vermeden, de hongerigen aan de borst gelegd en de klootzakken de moeder geblockt.
En ik heb mijn titel misbruikt voor persoonlijke hobby’s. Niks corrupts is mij vreemd. Zo heb ik geprobeerd Biomassa te stoppen [x], molens in het Gein tegen te houden [x], weggegooide Mondkapjes van de straat te krijgen [0] en de dranken van Slijterij de Vuurtoren en wat lingerie te verkopen in tijden van winterhulp en bittere armoe [x].
Ik heb mijn volgschare geprobeerd kennis te laten maken met de schoonheid van de Russische cultuur en taal. Mandelstam en Poesjkin. Achmatova en Serebro. En zo vast mijn vrienden en handlers (hallo boys!) van de diensten, veel puzzelpret bezorgd.
En daarnaast heb ik mijn op late leeftijd gewonnen Godsvreugd met genoegen uitgedragen als een pasgeboren lammetje.
Voorwaar was het een Heerlijk Jaar.
Enfin. Mijn strijd des vaderlands is gestreden. Ik wens mijn opvolger, Erik de ongenaakbare, mazzel oen brooche, in 1941 2.0. En ik zie jullie gewoon terug als @superjan, ontdaan van de versierselen, het eikenloof en de diamantjes.
Maar monter als altijd.
Nog even dit, boefjes.
Pas zag ik een foto uit 1945 van een keurige rij kindertjes die tussen de geblakerde ruïnes van flats in Stalingrad, lachend stonden te trappelen om naar hun school zonder ruiten te gaan.
Waarmee ik maar wil zeggen. We leven nog. Leer en lach. Al is het tussen de puinhopen.
Ik reken op veerkracht en Friezen. OZO.
Gegroet,
Jan Bennink
PS. I’ll be back. Want die kleine kale komt binnenkort met een cadeautje.
Het dagelijkse ‘Briefje van Jan’ wordt mede mogelijk gemaakt door vaste maandelijkse donaties (Back me) en/of incidentele giften (voor mevrouw Dijkgraaf). Waarvoor dank! (Kopen via mijn partnerlink bij Bol.com wordt ook gewaardeerd)