De Vrije Universiteit in Amsterdam heeft een onafhankelijk onderzoek ingesteld naar vermeend wangedrag binnen de afdeling Experimentele en Toegepaste Psychologie (ETP). Dit staat te lezen in een extreem lang artikel op de site van universiteitsblad Ad Valvas. In het stuk wordt melding gemaakt van een al vele jaren lang vermeend verziekt klimaat op drie afdelingen van de psychologiefaculteit.
De schoolkrant van de VU heeft maandenlang onderzoek gedaan naar aanleiding van een drietal klachten:
“Voor deze reconstructie deed Ad Valvas-redacteur Welmoed Visser een paar maanden lang onderzoek. Ze sprak met vijftien medewerkers en oud medewerkers en had met een grotere groep contact via e-mail. Daarnaast keek ze officiële documenten in als arbeidscontracten, verslagen van jaargesprekken, mails en brieven die door het bestuur van de afdelingen zijn verstuurd.”
Er zou onder andere constant geschreeuw hoorbaar zijn vanuit de werkkamer van de senior hoogleraar cognitieve psychologie. Helaas halen medewerkers en studenten hier hun schouders echter over op:
“Iedereen weet het. Niemand zegt er wat van. We doen alsof het normaal is”,
Aldus een collega wetenschapper. Je zou bijna zeggen dat er sprake is van ernstige psychische problematiek op de afdeling psychologie. Zeker als je leest hoe men de sfeer aldaar ervaart:
“Hij schreeuwt tegen mensen, scheldt, maakt je voor dom uit, negeert je wekenlang, en praat bij vergaderingen door je heen als hij daar zin in heeft”
Tegelijkertijd is het niet uniek om op een universiteit in weerzinwekkende omstandigheden te moeten werken. Volgens onderzoek van de vakbonden FNV en VAWO heeft namelijk niet minder dan 40% van de universiteitsmedewerkers last van ‘pesten, roddelen, uitsluiting of machtsmisbruik’.
Ook blijkt dat medewerkers in sommige gevallen de vaardigheden ontberen om adequaat hun zorgen onder woorden te brengen:
“Ik denk vaak aan de nieuwkomers die in de groep zijn begonnen toen ik wegging, ik had ze misschien moeten waarschuwen, maar ik wist niet hoe.”
Zoals dikke mensen in werkelijkheid vaak zware botten hebben heeft de schreeuwprofessor in werkelijkheid slechts een zware stem:
“Ik heb misschien een zware stem, maar schreeuwen doe ik niet. Ik ervaar de sfeer in de sectie juist als erg goed”
Sowieso blijkt doublespeak eerder regel dan uitzondering te zijn op de betreffende afdelingen van de VU, zo valt op te maken uit de woorden van een sollicitant:
“Gepassioneerd? Ik dacht: dat is prima, dat ben ik ook. Hadden ze maar gewoon gezegd dat hij bot is, dan had ik tenminste geweten waar ik aan toe was.”
Wanneer meer eufemistische bewoordingen wél gewenst waren konden jonge onderzoekers, ironisch genoeg, vaak juist rekenen op de meest meedogenloze kwalificaties:
“Je moet alles zelf uitzoeken, als je iets niet weet dan moet je het maar aan collega’s vragen, want je kunt hem er niet mee lastigvallen. Dan raakt hij zeer geïrriteerd.
[…] Als je artikelen terugkrijgt, staat er in de kantlijn: wat een domme opmerking, slordig werk, je hebt geen idee waar je het over hebt.”
Als je de ervaringen van de voormalige onderzoekers mag geloven lijkt het er op dat de hoogleraar cognitieve psychologie zélf wel gebaat zou zijn bij cognitieve gedragstherapie:
“Bij vergaderingen praat hij door mensen heen, maakt ze belachelijk. Hij wil dat je precies doet wat hij in zijn hoofd heeft. […] Er is geen enkele ruimte voor eigen inbreng. Je bent zijn eigendom.”
Sommigen zijn zelfs zo erg getroffen door de schofferingen van de hoogleraar in kwestie dat ze een sterke fysieke reactie vertonen wanneer zij deze onverhoopt tegen het lijf lopen:
“Ik stond helemaal te trillen en heb me achter een pilaar verstopt. Ik had zelf nooit gedacht dat ik zo heftig zou reageren.”
De hoogleraar met zware stem geeft aan de ophef te betreuren, maar zich niet te herkennen in het geschetste beeld:
“Uw opmerkingen over hoe ik me zou gedragen tijdens vergaderingen kan ik niet plaatsen. Wanneer mensen het gevoel hebben dat ik hen negeer, dan komt dat wellicht voort uit het gegeven dat ik geen direct leidinggevende meer van hen ben, omdat ik de dagelijkse leiding van de sectie heb overgedragen.”
Hoe dit aangrijpende verhaal zich uiteindelijk ontwikkelt zal de tijd ons moeten leren, maar Rector Magnificus prof. dr. Vinod Subramaniam heeft de vurige hoop dat over een jaar of vijf niet meer dan maximaal 9% van de medewerkers op de VU nog te maken heeft met sociale onveiligheid:
“Dat veertig procent van de medewerkers op universiteiten zich niet veilig voelt op zijn werk, is veel te hoog. We moeten hier een ambitieuze doelstelling hebben: ik hoop vurig dat we over een jaar of vijf dat percentage met een enkel getal kunnen schrijven.”