Sinds 2013 is inburgering geen taak meer van gemeenten, maar de eigen verantwoordelijkheid van inburgeraars. In het regeerakkoord 2017-2020 worden nieuwe plannen aangekondigd die gemeenten een grotere rol geven bij de integratie van nieuwkomers. En hoewel de groep inburgeraars in ons land blijft groeien en groeien, heeft D66-minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken) vorige week de invoering van de nieuwe Wet inburgering voor de derde keer (!) uitgesteld: nu tot 1 januari 2022. Een gotspe, met grote consequenties voor de grote steden waar het absorptievermogen al sinds jaar en dag bereikt is.
Minister Koolmees maakte vorige week bekend dat de invoering van de nieuwe Wet inburgering opnieuw met een half jaar wordt uitgesteld. Hij vindt invoering nu niet verantwoord, omdat een aantal instanties er nog niet klaar voor is. Uiteraard werd daarbij de coronacrisis ook als excuus opgevoerd. Dat besluit viel erg slecht bij de vier grote steden. Die stellen terecht dat het kabinet de groep nieuwe Nederlanders door uitstel van de wet nog langer laat bungelen. Fraudeurs en beunhazen hebben sinds 2007, toen het kabinet de inburgering overliet aan de vrije markt, vrij spel in het onderwijs voor nieuwkomers. Bizar natuurlijk om nieuwkomers, die nog geen woord Nederlands spreken en in dit land van toeten nog blazen weten, zelf een inburgeringscursus te laten uitzoeken, inclusief het bijbehorende prijs-kwaliteitsonderzoek. Het falende stelsel zorgt ervoor dat een grote groep inburgeraars niet goed ingeburgerd raakt en, omdat ze vaak overgeleverd zijn aan dubieuze taalscholen, ook nog eens tegen schulden op kunnen aanlopen. Koolmees beloofde ons bij zijn aantreden de oplossing: voortaan gaan de gemeenten contracten afsluiten met taalscholen.
In plaats dat het Rijk alles op alles zet om de integratie van nieuwkomers goed te laten slagen, stelt het de nieuwe wet, ondanks jarenlange noodkreten uit de grote steden, dus doodleuk voor de derde keer uit. Dat terwijl de groep in 2021 nóg groter wordt, omdat er volgend jaar twee keer zoveel asielstatushouders moeten inburgeren als dit jaar. Al met al neemt deze zogeheten Ondertussengroep, de groep die nog onder de oude wet valt als de nieuwe wet is ingegaan, tot 2022 landelijk toe met zo’n 27.000. Koolmees regelt als eindverantwoordelijke dus niet dat iedereen die in Nederland woont volwaardig kan meedoen. Nieuwkomers spreken door zijn falende beleid de taal niet, snappen niet hoe onze samenleving werkt en hebben geen idee van hun rechten en plichten. Met als resultaat dat velen van de nieuwkomers geen baan vinden en bijstandsafhankelijk worden, hetgeen de Nederlandse belastingbetaler weer mag aftikken. Ook zorgt een slechte integratie ervoor dat nieuwkomers zich niet conformeren aan de Nederlandse waarden en normen.
Het valt te betreuren dat integratie-wethouders van de vier grote steden, na jarenlang door Koolmees, gepiepeld te zijn, niet meer hun tanden laten zien over het falen van de D66-minister. Ze vinden het ‘onacceptabel’, willen ‘nog eens in gesprek’ en willen op ‘korte termijn weten hoe de minister de vier steden gaat faciliteren om ervoor te zorgen dat zowel de huidige en toekomstige groep inburgeraars als gemeenten niet de dupe worden van deze onwenselijke vertraging’. Maar de grote steden en haar inwoners zijn al jaren de klos: de druk op de leefbaarheid, sociale achterstanden (werk, schulden), het aantal mensen in de bijstand, woningnood en al jaren een mislukt integratiebeleid.
Met onder andere tot gevolg: een bereikt absorptievermogen, taalachterstanden, criminaliteit, radicalisering en het verdwijnen van de sociale cohesie, zeker in de zwakkere wijken. Het wordt tijd dat steden aangeven dat genoeg genoeg is, dat er aan andere verdeelsleutel moet komen bij het huisvesten van statushouders. Een verdeelsleutel waarbij niet naar het het inwoneraantal, maar draagkracht wordt gekeken. En in een week dat het Sociaal Cultureel Planbureau stelt dat de decentralisaties van een groot aantal zorgtaken naar de gemeenten ‘mislukt’ zijn, wordt het tijd om fundamenteel orde op zaken te stellen. Inburgering is geen karwei voor de markt, maar voor de overheid. Zij dient ervoor te zorgen dat nieuwkomers op een correcte wijze integreren in onze samenleving. En daar is de minister eindverantwoordelijke voor!