Een halfjaar na een coronabesmetting heeft negen op de tien mensen nog antistoffen tegen het virus in het bloed. Deze worden bovendien na verloop van tijd sterker, waardoor hetzelfde effect met steeds minder antistoffen bereikt kan worden. Deze observaties zijn gemaakt door het RIVM, dat doorlopend onderzoek doet naar de effecten van het coronavirus. In deze studie wordt vooral gekeken naar de opbouw van immuniteit tegen het virus.
Het RIVM legt uit:
“Over het algemeen geldt: hoe meer antistoffen in het bloed zitten, hoe beter het lichaam tegen een virus is beschermd.”
Dat de antistoffen een half jaar na besmetting nog in het lichaam aanwezig zijn is goed nieuws, laat hoofdonderzoeker Fiona van der Klis van het RIVM weten:
“Al weten we niet hoeveel antistoffen er nodig zijn om niet meer met het coronavirus besmet te zijn of te raken, het feit dat we zo lang na de eerste besmetting nog antistoffen hebben kunnen aantonen, betekent dat het lichaam het virus zou kunnen herkennen.”
Het sterker worden van de antistoffen helpt volgens Van der Klis bij het bestrijden van het virus doordat de deeltjes zich beter aan het virus kunnen binden:
“Denk aan een magneet met paperclips eraan vast: hoe sterker de magneet, hoe sterker de paperclips eraan zullen vastplakken. Dat gebeurt ook met antistoffen, die worden sterker.”
Voorlopig is nog niet helemaal duidelijk in welke mate mensen na een coronabesmetting tegen het virus beschermd zijn, en voor hoe lang. Er zijn gevallen bekend van mensen die opnieuw besmet zijn geraakt met het virus, maar het gaat hierbij wel om zo’n klein aantal dat daar lastig conclusies aan te verbinden zijn.
Volgens de laatste meting van het RIVM (nog voor de piek van de tweede golf) is inmiddels zo’n 5 procent van de Nederlanders met corona besmet geweest, maar, zegt Van der Klis:
“Als we de studie nu zouden uitvoeren, zou het percentage ongetwijfeld hoger zijn.”