Meestal komen papa en mama er wel uit. En anders wacht na hun scheiding een mediator of advocaat. Of Jeugdzorg nieuwe stijl, daar komen verse exen steeds vaker terecht. Journalist Mark de Bruijn en zijn ex raakten daar de weg pas echt kwijt.
Eigenlijk heb ik maar één vraag voor wie het boeit of het aangaat: waarom zie ik mijn kinderen al ruim twee jaar amper? Er is geen drank of drugs in het spel en losse handjes heb ik ook niet. Zo complex was de scheiding geeneens. Relatie doodgebloed, ruzie maken en toen alles netjes verdeeld. Behalve de kinderen.
Wanneer alles geregeld lijkt neemt mijn ex onze dochters (toen 7 en 9) mee naar haar nieuwe appartement. Einde overleg. Kan dat zomaar? Die vraag hoor ik vaak. Vaak zie je ze denken: daar is meer aan de hand. ‘De moedermaffia’, zegt een enkeling. Andere lotgenoten zoeken online contact omdat ik journalist ben en vertellen me over hun veel complexere dossiers. Zo leer ik wat ‘ouderverstoting’ is. Inmiddels ook uit eigen ervaring.
Gemeenten en lokale jeugdzorg-organisaties helpen tegenwoordig bij die niet soepele scheidingen. Zo komen er minder zaken bij de rechtbank terecht, dat is het idee. Goed nieuws voor de statistieken: het lijkt alsof er zelfs wat minder complexe scheidingen zijn. Was het maar waar.
Via een melding van de wijkagent – een lullig akkefietje met terechte schaamte – belanden we in het circuit. Met dat ticket op zak kom je de rechtszaal niet meteen meer binnen. Een rechter zou ons via de Raad voor de Kinderbescherming namelijk naar hetzelfde traject doorverwijzen. Geen advocaat ook dus. Een mediator wil mijn ex niet.
“Het gaat er niet om wat ik vind, ik ben geen scheidsrechter,” zegt onze ouderschapsbemiddelaar een paar maanden later.
“Dat ben je wel, spreek je nou eens uit!”, hoor ik mezelf iets te fel antwoorden. Ik speel het gesprek terug dat ik heb opgenomen. Mijn ex zwijgt.
De dame van de gemeentelijke instelling geeft eindelijk iets toe, dat nergens op papier komt te staan trouwens. Dat dit traject nergens toe leidt. Ik stop de opname, sta op en trek mijn jas aan. Ook vandaag zijn we geen stap verder gekomen bij de Utrechtse gemeentelijke jeugdzorginstelling waarvan zelfs de naam onduidelijk is.
We kwamen hier om afspraken te maken over de omgang met onze meiden. Maar we kibbelen als een getrouwd stel. We zijn wel tot een soort voorlopige omgangsregeling gekomen, ik mag de kinderen een paar uur per week zien. Geen hulpverlener en later zal geen rechter zeggen dat ik als opvoeder niet deug. Als ik mensen om me heen de situatie probeer uit te leggen zeggen ze: “Oh, maar je ziet ze nog, toch?”
Dit is feitelijk de derde organisatie die zich met ons bemoeit en die normaal een andere doelgroep bedient. Geen tweeverdieners die werkzaam zijn in communicatieve beroepen en wonen in een bakfietswijk. Het woord vechtscheiding probeer ik te vermijden. Ik vecht niet, ik vraag. Ik sméék: ik wil mijn dochters vaker zien dan die paar uurtjes in de week.
Ik zie wat elke hulpverlener zou moeten zien: dat de kinderen zich beginnen te onthechten. Ze wennen aan de situatie. En dus dram ik. Terwijl mijn ex zichzelf herhaalt: “Ik kom op voor de kinderen.” Ze is er zelf in gaan geloven.
De ellende begint op vaderdag nota bene. De wijkagent komt na een melding van de buurvrouw, ze hebben weer eens ruzie. Daarna duwt vader een schreeuwend kind in auto, ze gaan gezellig samen naar opa die bijna doodgaat. Zelfs moeder vond het in eerste instantie een goed idee. Ga maar even samen. Het blijft bij schreeuwen. Maar in die paar minuten tijd zijn we een dossier geworden.
De politie maakt melding bij het voorportaal van de kinderbescherming, Veilig Thuis. Die melden zich twee dagen later. Laat ze nooit binnen, waarschuwde een collega nog. Maar ik heb niks te verbergen. Ik doe geen vlieg kwaad.
De dame die langskomt geeft me het dwingende advies tijdelijk ergens te gaan logeren. Dat deed ik toch al die dagen. Na een volgende bijeenkomst besluiten ze ons dossier alweer te sluiten. Maar hun haastig in elkaar geflanste verslagje vol spelfouten en feitelijke onjuistheden zal me blijven achtervolgen. ‘Een gevecht op straat’, staat erin. Ik maak bezwaar, want dat was het niet. Ik maak nog eens bezwaar. Het blijft erin staan.
Daarna volgt het Buurtteam van de gemeente, we fietsen er nog samen naartoe een paar weken later. Daar tekent een vriendelijk duo cirkeltjes en schema’s op een flipover. Ze vragen wat wij als ouders belangrijk vinden voor de kinderen. We zijn het snel eens. Ik begin over de omgang. Daarvoor moeten ze ons doorverwijzen, deze keer moeten we wel maandenlang op een wachtlijst.
Bij de Utrechtse gemeentelijke jeugdzorginstelling zullen ze straks echt gaan bemiddelen, zo stellen de welzijnswerkers me een beetje gerust. Over een paar jaar zijn ze vast een voetnoot, vermeld in een lijvig rapport over het grotesk mislukken van het overhevelen van jeugdzorg-taken naar lokale organisaties.
Ik bel ondertussen met een familierechter, waarom kan ik nou mijn kinderen niet regelmatiger zien in de tussentijd? Maar hij legt me uit juist blij te zijn met organisaties als deze Utrechtse gemeentelijke jeugdzorginstelling. Wat zij doen telt zwaarder dan de bevindingen van een mediator, die mijn ex dus niet wilde. Het idee is dat die organisaties een rechter advies geven, dan hoeft de -ook al- overbelaste Raad voor de Kinderbescherming niet allerlei tussenrapportages te tikken.
Ik zoek ook contact met andere ouders in zo’n traject. Hun verhalen zijn schrijnender dan het mijne, vermoeiend in hun verbetenheid ook. Bij moeilijke scheidingen sneuvelt eerst het servies, daarna de zelfrelativering, dan het gezonde verstand. En uiteindelijk het contact met een van de ouders, meestal de vader.
Bij de Utrechtse gemeentelijke jeugdzorginstelling evalueren we om de week mijn omgangsmomenten met de kinderen. Ik krijg er een middagje bij zelfs, alsof ik een crimineel ben met proefverlof. Maar vader stond wél te laat op het schoolplein. De meiden waren niet stipt om half acht terug bij moeder, ach, ze heeft nog gelijk ook. De man die zijn werk altijd zo belangrijk vindt komt ook weer voorbij. Ik kende hem nog van onze relatietherapie.
Die therapeute had tenminste nog trucjes. Een rollenspel spelen, iéts om uit onze vooringenomen stellingen te komen. Om mijn boosheid te sussen ook, maar daar doen ze niet aan. Niemand komt me observeren tijdens mijn omgangsmomenten om te checken of ik geen verhaaltjes voorlees over kabouters met grote piemels. Grote zorgen over mijn vaderrol zijn er niet. Eindelijk eens een vakantie met de kinderen ook niet.
Ik zie mijn ex elke week meer afstand nemen, ze kijkt me niet meer aan ook. Met de uitgespaarde euro’s -zo’n traject is gratis, vertel het voort- ga ik toch eens naar een advocaat. Honderden euro’s en bijna net zoveel correcties verder in zijn rammelende aanmaningsbrief (‘ik kan de postcode van uw ex niet vinden’) schakel ik een nieuwe in. Die raadt aan het bemiddelingstraject af te wachten. De rechter zal daar toch naar terugverwijzen, zegt hij verveeld.
“Ik begrijp je frustratie wel”, zegt onze begeleidster van de Utrechtse gemeentelijke jeugdzorginstelling na een half jaar. Onze oudste geeft aan weleens bij papa te willen logeren, de jongste aarzelt. Ouderschapsverstoting, lees ik in Facebook-groepen. Ze buitelen over elkaar heen in commentaren waar ik weinig mee kan. Ik geloof niet in een Jeugdzorg-complot. Dat zou suggereren dat ze weten waar ze mee bezig zijn.
Bij een volgende afspraak is ook de begeleidster die met onze meiden sprak. Met stralend gelaat zegt ze: “Ze geven allebei aan ook bij papa te willen zijn hoor.” Ik stel voor dat we een weekje met vakantie gaan. Mijn ex zegt afgemeten dat ze het zal overleggen.
“Laten we het er de volgende keer over hebben”, zegt de gezinsbemiddelaar. Ik wil gebaren met grote gebaren: zeg nou iets, woongroepmuts. Maar er is niemand die kijkt.
De zomervakantie is inmiddels halverwege, dit is het tweede jaar op rij dat ik wekenlang noodgedwongen maar een beetje doorwerk, in afwachting. Ik moet als zzp-er een spaarpotje hebben voor een volgende advocaat. Ik moet het huis met die lege kinderkamers blijven betalen.
Ik mail mijn ex een voorstel voor een voorlopige omgangsregeling. Ze reageert niet, alweer niet. Ik probeer aangifte bij de politie te doen, ze heeft zonder overleg de kinderen meegenomen naar Zuid-Frankrijk. De agent achter de balie vraagt een beetje lacherig: “Heeft u een goede advocaat?”
Ons traject schreeuwt om een scheidsrechter. We zijn best aardig op weg, zegt de begeleidster na de vakantie. Onze oudste gaf aan dat logeren bij papa gewoon relaxed is. Moeder laat noteren dat vader de verkeerde dekbedovertrek gebruikte.
Ik vraag waarom ze bij deze Utrechtse gemeentelijke jeugdzorginstelling eigenlijk niet aan echte bemiddeling doen. De gezinsbemiddelaar (‘is begeleider niet een beter woord?’, werp ik op) geeft me een foldertje mee voor hun vervolgtraject. Kill them with kindness, had een gescheiden collega me meegegeven. “Als het om de omgang gaat moeten jullie er echt samen zien uit te komen,” zegt ze. Het lukt me niet meer om vriendelijk te blijven.
Ik mail haar wat dan het verschil tussen mediation en bemiddeling is. Haar antwoord blijkt geknipt en geplakt uit de folder van weer een andere gemeentelijke organisatie. ‘Het doel van Ouderschapsbemiddeling is om de vervelende gevolgen van de scheiding voor de kinderen te beperken. Dit wordt mogelijk als ouders stoppen met strijden…’
In haar eindverslag schrijft ze een paar weken later: ‘Het doel is deels behaald.’
Haar aanbeveling: ‘Het strijdkader verlaten’.
Tijdens ons laatste gesprek vraagt ze of ik nog heb nagedacht over hun vervolgtraject. Mijn ex wil wel. Zo zullen we weer maanden verder zijn. Ik tel de tijd, in anderhalf jaar zijn we niets opgeschoten. Eén nachtje logeren per twee weken, mijn jongste wil dat inmiddels niet meer.
Bij thuiskomst zal ik een volgende advocaat bellen. Ook het begin van onze rechtszaak zal maanden duren. Hoewel we dezelfde kant uit moeten, fietsen we ook deze keer niet samen terug.
Reactie van advocaat ex-vrouw: “Gelet op mijn geheimhoudingsplicht kan ik inhoudelijk niet op uw e-mail met bijlage reageren. De reactie van cliënte heb ik u doorgegeven en daar wenst zij het – in het belang van de kinderen – bij te houden. Vriendelijk verzoek ik u om dit te respecteren en het hierbij te laten.”
Lees ook: Het Gescheiden Papa Pamflet: ‘Ik wil vooral aandacht van de zwijgende meerderheid’