Als het aan Eurocommissaris Frans Timmermans en zijn kompanen ligt zal Europa over tien jaar een biologisch landbouwparadijs zijn. De EU heeft zichzelf onder andere als doel gesteld dat 25% van alle landbouwgrond op het continent in 2030 biologisch moet zijn. Nu is dat nog 5%.
Ook in Nederland mag landbouwminister Carola Schouten graag spreken over natuurinclusieve landbouw. De filosofie hierbij is dat natuurlijk boeren beter is voor zowel het milieu, als de voedselkwaliteit zelf. Wetenschapsjournalist Hidde Boersma zet in de T. echter de nodige vraagtekens bij deze beredenering. Volgens hem zijn er namelijk maar twee manieren om voedselproductie en biodiversiteit te combineren:
“Bij de eerste, land sharing genoemd, wordt geprobeerd om landbouw en natuur met elkaar samen te laten vallen. Hier valt biologische landbouw onder: het haalt minder opbrengst per hectare grond, maar er lopen wel meer dieren op diezelfde grond. De tweede strategie, land sparing, beoogt precies het tegenovergestelde: zoveel mogelijk voedsel halen per hectare grond, zodat er elders meer ruimte overblijft voor wilde natuur.”
Volgens Boersma bewijzen onderzoeken over de hele wereld dat het beter is om het landbouwoppervlak zo klein mogelijk te houden. Vergeleken met de echte natuur is de biodiversiteit die organisch boeren oplevert simpelweg een lachertje.
“De kans is daarom groot dat het beleid dat Nederland en Europa voorstaan de situatie alleen maar erger maakt.”
Deze bevindingen zijn overigens niet nieuw. In de jaren 90 wist de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid al te melden dat Europa helemaal niet zoveel landbouwgrond nodig heeft. Wanneer de unie haar voedselproductie zou concentreren en intensiveren zou er maar een kwart van de huidige landbouwgrond nodig zijn. Volgens Boersma kan de opgeleverde ruimte dan deels worden teruggegeven aan de natuur.
Is biologisch voedsel echt beter voor mens en natuur?