In 2016, tijdens de Paasdagen, wenste een Pakistaanse kruidenier in de Schotse stad Glasgow op Facebook zijn christelijke klanten een gelukkig paasfeest. Een paar dagen later werd hij door een geloofsgenoot op straat doodgestoken. Deze moordenaar deed precies wat een islamitisch theoloog uit de 14de eeuw, Ibn Taymiyya, had aanbevolen: moslims die met Pasen gekleurde eieren uitwisselen met christenen moeten worden gedood. Ibn Taymiyya wordt door salafisten en jihadisten vaak als referentie genoemd voor hun daden. De moordenaar in Glasgow had wellicht nooit gehoord van deze theoloog, maar hij deelde dit gedachtengoed dat onder moslims leeft.
Met onze westerse logica en in onze seculiere samenleving is iemand vermoorden om een futiliteit zoals een paaswens op Facebook of het uitwisselen van beschilderde eieren, onbegrijpelijk. Met onze sociologische en psychologische verklaringen komen we hier niet veel verder, zodat oplossingen uitblijven. Het interessante van het essay Du fanatisme: Quand la religion est malade (Over het fanatisme: Wanneer de religie ziek is) van Adrien Candiard is dat hij het fanatisme dat het gevolg is van een bepaalde theologie probeert te begrijpen met theologische argumenten. Om religieus fanatisme uit de wereld te helpen zou een theologische benadering wel eens de meest efficiënte kunnen zijn. Verderop zullen we aantonen waarom deradicaliseringsprogramma’s geen kans van slagen hebben, als geen aandacht wordt besteed aan hoe over God of Allah wordt gedacht. Een bijkomend probleem is dat de staat niet kan en mag bepalen wat goed of slecht is aan een religie.
Adrien Candiard is een dominicaan en islamoloog die woont in Caïro, waar hij zich inspant om de dialoog tussen christenen en moslims te bevorderen. Voordat hij priester werd was hij adviseur van Dominique Strauss-Kahn, toen een van de belangrijkste politici in Frankrijk. Nu wordt hij door president Macron soms om advies gevraagd. Via zijn boeken, zijn talloze conferenties en Youtube bereikt Candiard, die vloeiend Arabisch spreekt, vele duizenden die hem zien als een autoriteit op het gebied van de islam en als iemand die de interreligieuze dialoog op gang kan brengen.
Naast het begrip ‘fanatisme’ zijn ook andere termen in omloop, zoals ‘radicalisering’, ‘integrisme’, ‘fundamentalisme’ en ‘islamisme’. Dit zijn allemaal nogal vage begrippen om religieuze onverdraagzaamheid aan te duiden. Die begrippen maken geen onderscheid tussen een Filippijn die zich op Goede Vrijdag laat kruisigen, een Taliban die een zelfmoordaanslag voorbereidt, een Amerikaanse creationist die onderwijs in de evolutieleer op scholen wil verbieden of een salafist die niet wil dat zijn vrouw door een mannelijke arts wordt onderzocht. Al deze vormen van fanatisme of van religieuze onverdraagzaamheid hebben andere oorzaken en andere effecten. Vanuit het Verlichtingsdenken noemen we de bovengenoemde voorbeelden en al wat daar op lijkt uitingen van psychische stoornissen die onder de algemene noemer ‘fanatisme’ ondergebracht kunnen worden. Een fanaticus is fundamenteel irrationeel, alhoewel hijzelf denkt rationeel en coherent te zijn. We kunnen dit psychologisch en sociologisch verklaren. Deze verklaringen zijn niet onjuist, maar waarop baseert de fanaticus zich om te geloven dat zijn manier van redeneren juist, consequent en rationeel is? Hier biedt volgens Candiard de theologie een antwoord.
De fatwa of het willen doden uit geloofsovertuiging is een juridische opvatting (de fanaticus is ervan overtuigd de wet te volgen), die gebaseerd is op hoe over Allah wordt gedacht. Volgens de islam is Allah absoluut transcendent; dit wil zeggen dat de mens met zijn taal en zijn denken onmogelijk de waarheid over Allah kan uitdrukken. Allah kunnen we onmogelijk kennen. Gelukkig is daar de Koran die duidelijk maakt wat Allah wil. Candiard noemt dit een ‘godvruchtig agnosticisme’. Theologie is daarom in wezen onmogelijk. Op de vraag wat theologie is antwoordt een moslim dat het de leer is die zegt wat verboden is en wat toegelaten is.
Deze kijk op Allah staat diametraal tegenover de christelijke theologie. Het christelijk geloof is een persoonlijke relatie met God, een relatie van liefde en vertrouwen. Een christen kan zeggen ‘Ik ben gelovig, maar niet praktiserend’. Een moslim daarentegen kan geen persoonlijke relatie met Allah hebben want Allah is volkomen onkenbaar. Wat de moslim wel kan doen is de bevelen van Allah opvolgen. Het gaat niet om het innerlijke, maar om de daden. Een moslim zijn is zich gedragen zoals een moslim zich hoort te gedragen. Als een moslim een christen ‘Zalig Paasfeest’ wenst, dan is hij een afvallige en daarom moet hij worden gedood. Dat laatste volgt uit de klassieke islamitische wetgeving, de sharia, en dat is de wil van Allah.
Als God ons liefheeft en wij God lief hebben dan kunnen we anderen niet dwingen om God lief te hebben. Liefde laat zich niet dwingen. Als we geen relatie hebben met Allah, maar wel zijn bevelen moeten opvolgen, dan kunnen we anderen dwingen die bevelen op te volgen. Een christen inspireert anderen door zijn voorbeeld en door zijn naasten lief te hebben, om God en de naasten lief te hebben. Een moslim dwingt anderen te leven zoals het hoort bij een moslim. Dwang en onderdrukking zijn een logisch gevolg van het islamitisch geloof. Het spreekt vanzelf dat deze houding lijnrecht staat tegenover wat we in een vrije democratie gewend zijn en koesteren. Dat maakt begrijpelijk waarom moslims in het Westen beetje voor beetje in de openbare ruimte hun eisen stellen. Het uiteindelijke doel is de staat volledig over te nemen en de sharia aan iedereen op te leggen. Het toenemend aantal islamitische burgemeesters, wethouders, volksvertegenwoordigers, ambtenaren en politici in westerse landen spreekt in dit verband boekdelen.
Het is vooral in het salafisme dat zo rigide wordt gedacht over de bevelen van Allah. De Koran is geschreven door God en is onveranderlijk. Aanpassing aan de veranderende omstandigheden is daarom ondenkbaar. De meeste moslima’s droegen tot enkele decennia geleden geen hoofddoek. Op het einde van de 20ste eeuw, door de opkomst van het salafisme, dat financieel werd en wordt ondersteund vanuit de Golfstaten, wordt een rigide toepassing van de wet meer en meer de regel.
De theologische uitleg van het dwingend en fanatiek gedrag van moslims maakt duidelijk dat psychologische en sociologische verklaringen niet volstaan. Evenzeer kan het fanatisme van andere religies of van ideologieën niet vergeleken worden met het fanatisme van moslims. In dit verband is het vanuit islamitisch oogpunt vernederend als de rationele westerse mens een onderscheid maakt tussen fanatieke en ‘gematigde’ moslims, als een soort vergoelijking omdat de meesten gematigd zouden zijn. Een ‘gematigde’ moslim is iemand die zijn religie niet serieus neemt. In plaats van de wetten van Allah centraal te stellen in zijn leven laat hij zich verleiden door andere zaken. Over zijn eigen christelijk geloof zegt Candiard dat hij geen gematigde gelovige wil zijn want dat is een lauw afkooksel van de kern van de zaak (denk bijvoorbeeld aan de oproep van Jezus Christus aan de rijke jongeling om zijn goederen te verkopen en te verdelen onder de armen. Dit laatste brengt een dominicaan door zijn gelofte van armoede in praktijk).
Bij christelijke heiligen zouden we ook kunnen denken dat het fanatici zijn omdat ze hun geloof zo rigoureus beleven. Een christen die diep gelovig is zou niet graag als een fanaticus worden beschouwd. Er speelt dus iets anders een rol in het fanatisme dat leidt tot dwang, onderdrukking en eventueel moord. Adrien Candiard geeft hierop een merkwaardige verklaring: het is niet de alomtegenwoordigheid van Allah die de moslims aanzet tot fanatisme maar een gebrek aan aanwezigheid van Allah. Doordat Allah in essentie volstrekt onkenbaar is is hij afwezig. Die afwezigheid van Allah is ondraaglijk, vandaar dat gezocht wordt naar een compensatie. Dit laatste vindt een moslim in de geboden van Allah.
De belangrijkste remedie tegen fanatisme dat tot geweld en onderdrukking kan leiden ligt in een hoger ontwikkeld spiritueel leven. Het is mijn relatie tot God die zich moet ontwikkelen, waarin God wordt gezien als diegene die de mensen liefheeft. God is liefde. Om het fanatisme van moslims te deradicaliseren stelt Candiard drie remedies voor:
(1) een theologische bezinning over de ware God;
(2) een dialoog tussen de monotheïsmen en
(3) het gebed.
Om de invloed van het salafisme tegen te gaan moeten de moslims leren inzien dat er ook andere manieren zijn om over Allah te denken, zoals blijkt uit diverse stromingen in de islamitische spiritualiteit. In de dialoog tussen joden, christenen en moslims gaat het niet om anderen te overtuigen van de eigen waarheid. Dit zou de tegenstellingen integendeel kunnen versterken. Christenen en joden moeten laten zien wat het voor hen betekent te geloven in een God die liefde is en die met de mensen in dialoog gaat omdat zij geschapen zijn naar Zijn beeld en gelijkenis. Als we bij het samenzijn van joden, christenen en moslims in stilte bidden, kan elk van ons de ander diep raken. Een fanaticus vreest niets meer dan de stilte van het gebed, omdat hij dan geconfronteerd wordt met de levende God.
De conclusie is dat het fanatisme van de moslims niet ontkracht kan worden door een beroep te doen op het Verlichtingsdenken. Het is een vergissing te denken dat we van elke vorm van religie afstand moeten doen om het religieus fanatisme uit de wereld te helpen. De oplossing ligt integendeel in de religie zelf. De religie kan de spiritualiteit bieden die leidt tot liefde voor God en voor de naasten. Dit is in onze overgeseculariseerde tijd geen makkelijke boodschap. Geloven in God betekent het hele leven in dienst stellen van de ene God die onzichtbaar is en van wie het bestaan met onze rede niet bewezen kan worden. In plaats van zijn gehele leven in dienst te stellen van de Liefde voor God en voor de naasten zoekt de moderne mens liever zijn heil in het tastbare, maar helaas vergankelijke geluk.
Hier ligt een taak voor het onderwijs. Candiard stelt voor in het onderwijs meer aandacht te besteden aan de studie van de religie, maar dan wel op een intelligente manier. Hoe mensen over God of Allah denken, – dit is welke theologie ze al of niet bewust aanhangen -, kan grote gevolgen hebben op hun gedrag. Van dit geloof hangt af of ze al of niet fanatiek zijn en bereid tot geweld. In deze tijd van crisis en grote verwarring wordt dit inzicht van steeds groter belang. Het gaat trouwens niet alleen om de religie die kan leiden tot fanatisme. Ook de moderne afgoden zoals macht, geld, ecologie, sociale klasse, ras of de genderideologie kunnen oorzaak zijn van fanatisme. Om dit te voorkomen kan een zekere mate van ascetisme en spirituele verdieping de enige oplossing zijn.
De westerse beschaving is doordrongen van het Verlichtingsdenken. Onze ethiek is bovendien in wezen een christelijke ethiek, gebaseerd op de liefde voor de naaste. Die liefde is onbaatzuchtig en onvoorwaardelijk. Wie deze liefde serieus neemt, zal nooit geweld plegen, behalve om zijn naasten tegen het geweld van anderen te beschermen. Wie iemand anders onbaatzuchtig en onvoorwaardelijk liefheeft vindt nooit een reden om te scheiden (het christendom neemt nu eenmaal de liefde bloedserieus). De verlichte westerse mens zou moeten weten en aanvaarden dat wat in de Tien Geboden staat en in de Bergrede wordt gezegd, noodzakelijke voorwaarden zijn voor een menselijke samenleving.
De meeste mensen in het Westen hebben dit begrepen. Er is enorm veel solidariteit, zoals we tijdens de coronapandemie dagelijks kunnen constateren. Er zijn gelukkig nog voldoende mensen die elkaar trouw blijven tot de dood hen scheidt. De meesten gedragen zich verantwoordelijk tegenover de naasten en tegenover de aarde waarop ook toekomstige generaties moeten kunnen leven. Het valt niet te ontkennen dat de rol en de kracht van het Westen de toekomst van de gehele mensheid zal bepalen. Een hogere fase in de evolutie, gekenmerkt door een spirituele renaissance, wordt door het judaïsme en het christendom mogelijk gemaakt. Helaas wordt de goede wil van velen tegengewerkt door een minderheid die het eigenbelang prioriteit geeft. Even gevaarlijk is de beweging die de Europese beschaving afdoet als een vorm van white supremacy en kolonialisme. Die lieden beseffen niet wat de Europese beschaving heeft betekend en nog betekent voor een meer menselijke en solidaire wereldgemeenschap.
De voorstellen van Candiard om het fanatisme uit de wereld te helpen,zijn goed bedoeld maar ik vrees dat het te laat is. De westerse beschaving wordt ondermijnd door de kracht van de islam, de massa-immigratie en een krankzinnig economisch model. De westerse beschaving is zwak omdat de religie uit de politiek is verbannen. In Nederland durft de koning zich nog nauwelijks als een christen te gedragen waardoor hij onbewust het einde van het koningshuis inleidt. Autoriteiten heulen mee met moslims die een ethiek belijden die onverenigbaar is met de onze.
Die verbanning van de religie uit de politiek heeft tot gevolg dat de ethiek, waarop onze beschaving al tweeduizend jaar steunt, haar kracht meer en meer verliest. Vandaar alle gebeurtenissen en ontwikkelingen die bewijzen hoe onverantwoordelijk we omgaan met de planeet Aarde en hoe verdorven en immoreel onze beschaving aan het worden is. Persoonlijk ben ik tot de conclusie gekomen dat niet alleen de religie ziek is geworden, maar dat de mensheid als zodanig psychiatrisch gestoord is en dat is gevaarlijk.
Willen we de mensheid redden, dan moeten de mensen van goede wil in het Westen de politieke macht grijpen. Dit betekent ondermeer dat zowel de politiek als de economie doordrongen moeten zijn van de christelijke ethiek. De moslims van goede wil moeten in hun landen van herkomst ook de macht grijpen. Pas dan is een dialoog mogelijk tussen het Westen en de islamitische landen, die kan leiden tot verzoening en een hersteld vertrouwen in de Grote God van Liefde.