‘Nederlanders zijn nakomelingen van mensen die meisjesbaby’s levend begraven.’ ‘Emmanuel Macron heeft psychische hulp nodig.’ ‘Het nazisme leeft nog steeds in Duitsland.’ ‘Democratie is als een trein, we stappen uit wanneer we aankomen op het station.’ ‘Grieken zijn fascisten en barbaren.’
Het is slechts een kleine greep uit de diplomatieke teksten die Turkije de afgelopen jaren uitstrooide over Europa. Sinds de conservatief-religieuze AKP het land bestuurt ziet Turkije zichzelf nu eenmaal liever als leider van de islamitische wereld, dan als een EU-lid in wording. Tot voor kort, want de laatste tijd klinken er een hoop verzoenende woorden uit Ankara.
Zo heeft de Turkse president Recep Tayyip Erdogan het volgens dagblad Trouw ineens over ‘de bladzijde omslaan’ en een ‘positieve agenda voeren’. Volgens hem zal de onzekerheid door de Brexit verdwijnen als Turkije haar ‘rechtmatige plek in de Europese familie’ inneemt.
“Turkije hoort nergens anders bij dan bij Europa. We willen onze toekomst bouwen samen met Europa.’
Aanleiding van dit charme-offensief zijn vermoedelijk de EU-sancties die het land boven het hoofd hangen. Op de EU-top in maart zal namelijk bekeken worden welke straf Turkije krijgt voor het zoeken naar gasvelden in Griekse wateren.
Ook de komst van Joe Biden geeft de Turken kopzorgen. De verwachting is dat de Democratische president, op zijn minst voor de bühne, meer zal inzetten op mensenrechten en persvrijheid. Twee thema’s waarop Ankara momenteel niet heel erg excelleert.
Opdat wij niet vergeten. Erdogan’s lange arm laat haar ware gezicht zien in Rotterdam: