De Nederlandse overheid is tekortgeschoten door jarenlang weg te kijken van misstanden bij interlandelijke adoptie en hier niet op in te grijpen. Die conclusie trekt minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker (VVD) uit het rapport van de commissie Joustra over de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid bij interlandelijke adoptie van kinderen in tenminste de periode 1967-1998. De commissie concludeert dat de Nederlandse overheid vanuit de gedachte met adoptie uit het buitenland ‘goed te doen’ zich in het verleden te passief heeft opgesteld. Hierdoor was het toezicht op adoptieprocedures onvoldoende en is er niet ingegrepen bij misstanden die aan het licht kwamen. Hoewel er in de loop der tijd verschillende maatregelen zijn genomen om het toezicht op en de regulering van adoptie te verbeteren, concludeert de commissie dat het systeem inherente kwetsbaarheden bevat. Reden voor minister Dekker om per direct interlandelijke adoptieprocedures op te schorten.
“Het is pijnlijk te moeten constateren dat de overheid niet heeft gedaan wat er van haar mocht worden verwacht. Want hoewel veel adopties als positief zijn ervaren, had de overheid in de gevallen waar er sprake was van misstanden een actievere rol moeten nemen door in te grijpen. Het positieve sentiment rond adoptie in de vorige eeuw – met als leidend idee dat we met adoptie goeddeden – biedt weliswaar een verklaring, maar geen rechtvaardiging. Voor deze opstelling van de overheid zijn excuses op zijn plaats.”
Eind 2018 heeft Dekker een onafhankelijke commissie gevraagd onderzoek te doen naar de gang van zaken rondom oude adoptiezaken vanuit het buitenland. De aanleiding was informatie over een adoptiezaak uit Brazilië die naar boven kwam bij de behandeling van een Wob-verzoek (Wet openbaarheid van bestuur). Deze informatie wees op mogelijke betrokkenheid van de overheid bij illegale adoptie van baby’s uit Brazilië in de jaren zeventig en tachtig. De commissie stuitte in de onderzochte landen op verschillende soorten misstanden die zich structureel voordeden. Het gaat om zaken als vervalsing van documenten, kinderhandel, fraude en corruptie. Maar ook onethische handelingen als onder valse voorwendselen of onder morele druk afstand laten doen van kinderen, met opzet onzekerheid of onduidelijkheid creëren rondom iemand zijn afkomst en misbruik maken van armoede. De Nederlandse overheid was in bepaalde gevallen op de hoogte van misstanden, maar heeft niet effectief ingegrepen. Hiermee werden de misstanden in stand gehouden, zo blijkt uit het vandaag opgeleverde rapport.
Dekker deelt de twijfel van de commissie of het wel mogelijk is om een adoptiesysteem te ontwerpen waarin misstanden niet meer voorkomen. De mogelijkheden om voldoende toezicht te houden op het adoptieproces zijn beperkt. Het is aan een volgend kabinet om een standpunt in te nemen over de toekomst van interlandelijke adoptie. In de tussentijd worden nieuwe adoptieprocedures uit het buitenland per direct opgeschort om kinderen en hun biologische ouders te beschermen tegen misstanden. Dit betekent concreet dat er geen nieuwe aanvragen tot het starten van een adoptieprocedure meer in behandeling worden genomen. Degenen die al een beginseltoestemming hebben kunnen, na uitvoering van een extra toets, hun procedure afronden.