In maart doen 24 nieuwe partijen mee aan de Tweede Kamerverkiezingen. Wie zijn de kandidaten van deze partijen, waarom doen ze mee en wat voegen ze toe? Chris Aalberts gaat op zoek naar deze nieuwbakken politici met de vraag waarom ze onmisbaar zijn aan het Binnenhof.
Deze ochtend zit ik in de keuken van Ton van Haperen, een leraar economie aan een scholengemeenschap in Eersel. Ton is inmiddels een bekende in onderwijsland. Hij schreef twee boeken over het leraarschap, publiceert regelmatig over onderwijs in kranten en komt ook bij tijd en wijle op televisie. Een paar maanden geleden heeft hij zich aangesloten bij NL Beter, de partij van de bekende psychiater Esther van Fenema. De partij wil zich inzetten voor een betere publieke sector. Van Fenema heeft als lijsttrekker ideeën over de zorg, Ton als nummer twee over het onderwijs.
Ton praat snel en vol passie over zijn werk. Hij vuurt in hoog tempo problemen op me af: er is jaren terug een buitengewoon ongemakkelijk financieel stelsel ingevoerd waardoor het geld uit Den Haag niet meer in de klas terecht komt, maar ergens tussenin blijft hangen: bij de schoolbesturen. Klassen van dertig leerlingen zijn in Nederland de norm en dat is nooit veranderd. Het opleidingsniveau van leraren is te laag en wordt alleen maar lager. Er bestaan allerlei individuele opvattingen over hoe je het onderwijs kan en mag hervormen en die leiden ertoe dat het onderwijs regelmatig wordt omgegooid.
Jaren geleden kon tien procent van de Nederlandse jongeren slecht lezen en schrijven en nu is dat al 25%. Uit OESO-rapporten blijkt dat kinderen in Nederlandse klassen buitengewoon ongemotiveerd zijn, maar dat ze hun docenten heel aardig vinden. Het onderwijs is volgens Ton een soort jeugdhonk geworden. Dat verhaal is heel gemakkelijk te onderbouwen met cijfers, zegt hij. Jeroen Dijsselbloem heeft in zijn tijd als Tweede Kamerlid de recente grote veranderingen in het onderwijs tegen het licht gehouden: studiehuis, basisvorming en VMBO. Hij constateerde dat al die projecten zijn mislukt.
Ton denkt dat het grootste probleem in het onderwijs slecht bestuur is. In zijn visie moeten de schoolbestuurders weg, wordt de beste docent weer de baas en krijgt de lerarenvergadering een hoofdrol. Het beheer gaat terug naar de overheid, inclusief de salarissen. Als een docent zich meer ontwikkelt, gaat hij meer verdienen. In het curriculum moet duidelijker worden vastgelegd wat kinderen wanneer leren. Er zijn nu grote verschillen in wat scholen aan echte kennisverwerving doen. Er moet bovendien gestuurd worden op een betere kwaliteit van leraren. Geen onderwijsassistenten meer die kinderen in groep 3 leren lezen.
Ton denkt dat het tien jaar duurt voordat zo’n aanpak effect heeft. Het probleem is dat dit allemaal tegen bestaande belangen ingaat. Ton kwam daar de afgelopen jaren langzaam achter. Hij was al die tijd nooit van plan politicus te worden, maar hij denkt dat hij anders niets kan veranderen. De afgelopen jaren ging hij bij bijna alle politieke partijen langs. Vaak was men het met hem eens. De eerste keer vond Ton dat fijn, de tweede keer vroeg hij zich af wat de partij zelf aan de problemen had gedaan en na de derde keer vond hij de woorden van de politici gelul. Er wordt eindeloos gepraat maar er verandert niets.
Ton komt expertise naar de Tweede Kamer brengen, zegt hij. Kamerleden praten alsof je problemen gratis kunt oplossen. Ze weten niet wat de dilemma’s zijn of wat de negatieve kanten van beslissingen zijn. De kool en de geit worden steeds gespaard. Veel Kamerleden zijn volgens Ton aardige mensen, maar ze weten niet waar de pijn zit en wanneer ze moeten zeggen: dit plan kan echt niet. Ze kijken vaak alleen politiek: wat vinden lobbygroepen en wordt er met hen voldoende rekening gehouden? Zijn alle belangen afgewogen? Voor Ton moeten de kinderen centraal staan: hun belang zou moeten prevaleren.
Als hij in de Tweede Kamer zit, denkt Ton, kan men moeilijker om zijn verhaal heen. Als hij als leraar een artikel schrijft, krijgt hij wel aandacht: hij is in veel televisieprogramma’s geweest en heeft in alle kranten gestaan. Maar als hij in de Kamer zit, wordt zijn verhaal anders opgepikt dan als hij het als leraar zegt. Volgens Ton moet je politici in het directe debat overtuigen. NL Beter wil op dezelfde manier ook andere delen van de publieke sector bekijken, aldus Ton, zoals de zorg. Daar spelen soortgelijke problemen en heeft NL Beter kandidaten die vanuit de praktijk verstand van zaken hebben.
Ton denkt dat het weliswaar moeilijk is iets als kleine partij te veranderen, maar dat is daarmee nog niet onmogelijk. Hij wil de geesten rijp maken voor een andere eigendomsverhouding en een andere bekostiging. Dat lukt alleen als je meedoet in Den Haag. De Partij voor de Dieren heeft volgens hem laten zien dat dat kan. Hij wil niet zeggen dat de PvdD een machtsfactor is, maar er wordt wel naar geluisterd. Als het gaat over intensieve landbouw, worden zij serieus genomen. Het is dus zaak met een partij te komen en een duidelijke koers te varen. Een andere weg is er niet: die heeft hij immers al geprobeerd.