Het is het eerste weekend van de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Mark Rutte is nu de verdediger, vier jaar geleden was hij nog de aanvaller. Vier jaar geleden gaf Mark Rutte al 7 maanden voor de verkiezingen de aftrap voor de campagne, maar toen stond hij dan ook achter, bij Geert Wilders. Nu doet Rutte al een half jaar alsof hij vanwege Corona geen tijd heeft voor campagne, maar nu staat hij dankzij Corona dan ook al een jaar glansrijk voor in de peilingen.
Deze keer kan de campagne in potentie alleen maar schade betekenen voor de VVD-lijsttrekker. Bovendien staat uitgerekend het MKB, zoals de horeca en de detailhandel – normaliter de ruggengraat van de VVD – op het punt burgerlijk ongehoorzaam ten strijde te trekken tegen het inderdaad behoorlijk willekeurige Coronabeleid van het kabinet RutteDrie.
Het kan geen kwaad om nog even de peilingen van een jaar geleden te bekijken, toen Corona nog als een Chinees probleempje werd gezien. Toen stond de VVD van Rutte net als de PVV van Wilders op ongeveer 20 Kamerzetels in de peilingen, gevolgd door Lodewijk Asscher van de PvdA met 18 zetels. Nu staat Rutte op 34 à 42 zetels, Wilders op iets meer dan 20, het CDA op zo’n 18 en de PvdA – nu onder leiding van Lilianne Ploumen – op ongeveer 13 zetels.
Rutte is enkele weken voor de verkiezingen van 17 maart de grote winnaar van het Coronajaar, het CDA van (eerst van Hugo de Jonge, nu van Wopke Hoekstra) heeft ook iets gewonnen en de PvdA is van de traditionele regeerpartijen de grote verliezer. Uiteindelijk deed de Toeslagenaffaire niet zozeer het kabinet RutteDrie de das om, als wel de PvdA-vicepremier uit RutteTwee, Lodewijk Asscher.
Voor Ploumen, die de als PvdA-leider afgetreden Asscher is opgevolgd, stond er dan ook veel op het spel, bij het allereerste lijsttrekkersdebat, vrijdagavond 26 februari op Radio 1. Verder in het weekend is er bij RTL het lijsttrekkersdebat voor wat als de 6 grootste partijen worden gezien. Daar mag Ploumen niet eens bij zijn.
Er werd bij het eerste lijsttrekkersdebat vooral uitgekeken naar de confrontatie tussen de twee grootsten, Rutte en Wilders. De vraag is of Wilders de koppositie van Rutte nog kan bedreigen, nu de VVD de laatste weken iets aan het zakken is in de peilingen, de steun voor het Coronabeleid al maanden aan het afbrokkelen is en er openlijk wordt gespeculeerd dat de premier het kabinetsbeleid ondergeschikt maakt aan zijn campagne.
Feit is, dat de premier maandenlang geijverd heeft voor een avondklok en dat er in het VVD-campagneteam openlijk werd gesproken over de gunstige uitwerking van ‘harde maatregelen’ op de positie van de VVD in de peilingen. En inderdaad volgt de premier keurig de campagnetechnisch ideale route: eerst hard beleid dat daadkracht en leiderschap uitstraalt en kort voor de verkiezingen de touwtjes laten vieren, wat de kiezer een fijn gevoel ten gunste van de leider zou bezorgen. Het heet in ander verband ook wel ‘van het zuur naar het zoet’, maar in dit geval is het beter om te spreken van ‘silverlining’: tactisch streng zijn en te elfder ure met gunsten strooien.
Bij dat allereerste lijsttrekkersdebat van vrijdagavond werd het Rutte overigens niet voor de voeten geworpen, dat hij de rol van premier mengt met die van lijsttrekker. Zoals Corona in dat hele debat gek genoeg nauwelijks een rol speelde.
De NOS had acht abstracte termen (‘zorg’, ‘veiligheid’, ‘integratie’) uit de kast gehaald, omdat die door Nederlanders als belangrijkste thema’s zouden worden gezien. Maar Nederland kiest natuurlijk niet thema’s, Nederland kiest Kamerleden, en om wat die voorstaan en beloven.
En dan krijg je natuurlijk een overwegend mat debat, in een land waar alle partijen meer geld willen uitgeven, waar bezuinigen niet (meteen) aan de orde is, waar zo’n beetje alle partijen het minimumloon willen verhogen en iedereen voor zorg, onderwijs en veiligheid is. Op een enkele partij na klontert het Nederlandse partijlandschap zo aan elkaar, dat de kiezer zich vertwijfeld afvraagt waar zijn of haar stem heen moet.
Links, rechts en midden is een centrumlinkse klont geworden: geld speelt geen rol, Europa is prima, immigratie is geen probleem, het klimaat dwingt Nederland om koploper te zijn en van alles dat de overheid doet moet de overheid meer doen. De partijen die niet aan die klont meedoen (zoals PVV, FvD en Denk) hebben op onderdelen afwijkende opvattingen, maar worden buiten de vaste aanhang weer te wild bevonden.
Het waren dan ook Geert Wilders en Farid Azarkan van Denk die potentieel het meeste baat hadden bij de aftrap van de campagne in het NOS-radiodebat. Wilders kon zich profileren tegen Azarkan, Azarkan kon zich profileren tegen Wilders (Azarkan stelde dat de islam beter voor de vrouw is dan de PVV, met een Kamerlid als Dion Graus), Wilders kon zich profileren tegen Sigrid Kaag (zij het in een bleek aftreksel van de vroegere debatten met Alexander Pechtold).
Wilders kon ook Mark Rutte om de oren slaan met de 100 miljard aan Nederlandse belastingeuro’s die in de komende jaren via Brussel veelal naar Zuid-Europa gaan (waar Rutte weinig meer tegenover kon stellen dan een rituele riedel over het redden van de Europese interne markt).
Interessant was natuurlijk te zien, hoe bovenmeester Rutte zich zou verhouden tot de lijsttrekkers Wopke Hoekstra en Sigrid Kaag, die normaliter onder zijn voorzitterschap vergaderen in de Trêveszaal en daar het regeerakkoord uitvoeren dat Rutte bij elkaar heeft onderhandeld. Op de maandag voor de vrijdag van de ministerraad kookt Rutte die ministerraad trouwens voor met de leiders van de coalitie en daar hoorden Hoekstra en Kaag tot voor kort niet bij.
Welnu, Rutte spaarde zijn munitie tegen zijn demissionaire collega-ministers. Rutte richtte zijn pijlen op Baudet (vanwege beweerd antisemitisme, anti-homo, etcetera) en op Wilders (omdat die de economie zou schaden met een Nexit).
Beetje venijnig werd Rutte wel tegen Wopke Hoekstra, die hij tot twee keer toe verweet getuige zijn uitlatingen in dit debat teveel geld uit te willen geven, zoals aan het schrappen van de verhuurdersheffing voor woningcorporaties. Daar hebben ze bij het VVD-campagneteam vast over nagedacht: normaal is een minister van Financiën populair omdat hij zuinig is, Hoekstra is – met de steun van de VVD, dat dan weer wel – de royaalste minister van Financiën uit de Nederlandse geschiedenis.
Dat hij zo royaal is, is meteen Hoekstra’s achilleshiel en die wist Rutte feilloos te vinden. Bij dit debat al 2,5 miljard aan extra uitgaven, zo sarde Rutte – en dan hebben we nog maar één debat achter de rug. Daar mag Hoekstra nog wel even op oefenen, op het pareren van de ogenschijnlijk zo subtiele – maar wel degelijk trefzekere – plaagstootjes van de premier.
Een spectaculaire aftrap was het dus niet, dit radiodebat. Toch zijn er winnaars en verliezers aan te wijzen, waarbij maar één regel telt: wie heeft zijn eigen achterban bediend en wellicht anderen aan het twijfelen gebracht (en wie niet).
Zo bezien zijn de winnaars van dit eerste debat van de verkiezingscampagne 2021: Rutte, Wilders, Segers (ChristenUnie), Ouwehand (PvdD), Van der Staaij (SGP) en Azarkan (Denk).
En de niet-winnaars: Klaver (GroenLinks – bleek), Marijnissen (SP, geen verkooptalent), Ploumen (PvdA, oneliners, geen overtuiging), Den Haan (50plus, debutant), Baudet (verliest zich in wilde standpunten) en Kaag (D66, claimt ‘nieuw leiderschap’, straalt dat niet uit).
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.