Schiphol moet van GroenLinks met 43 procent krimpen (D66: 33 procent). De vlag kan uit in Düsseldorf. Het vliegveld (op de derde plaats in Duitsland na Frankfurt en München) is al een hub voor Eurowings. Daar komen straks vluchten bij voor de Hollanders. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) noemt dit het ‘waterbedeffect’: druk Schiphol naar beneden, dan zal Düsseldorf opkomen. Duw harder, en Düsseldorf groeit nog meer.
Er is ook sprake van het ‘weglekeffect’, maar het PBL merkt op dat het geen cijfers heeft. Die heb ik wel: parkeren is in Düsseldorf in het hoogseizoen 19 euro per week goedkoper dan op Schiphol. Jammer alleen voor het milieu dat er dan 125 km meer gereden moet worden (afstand Arnhem-vliegveld).
Dit dwangplan voor Schiphol schept banen voor ambtenaren die eerlijke regels moeten bedenken voor de halvering van Schiphol, voor advocaten die gaan optreden voor verongelijkte luchtvaartmaatschappijen, cateraars en winkels op het vliegveld, en voor rechters die dan moeten beslissen. Allemaal goed betaald werk voor hoogopgeleide specialisten, dat wel. Jammer voor de werkers in de luchtvaart en op Schiphol die hun banen zien verdwijnen naar Duitsland.
Cijfers voor het buitenland zijn bij het PBL niet te vinden; cijfers voor het binnenland zijn zonder waarde want gebaseerd op een begrip van ‘nationale kosten’ dat het PBL heeft verzonnen maar dat nergens ter wereld wordt gebruikt omdat het niet duidelijk is. Eén voorbeeld van de vele inconsistenties: eerst schrijft het PBL dat belastingen niet hoeven te tellen als kosten omdat vadertje staat ook een Nederlander is, de belastingbetalers aan die bijzondere landgenoot hun belasting betalen, en het geld dus in Nederland beschikbaar blijft (p. 23). Maar om aan te geven dat de kilometerheffing voor personenauto’s ongeveer wegvalt tegen de afschaffing van de motorrijtuigenbelasting noemt het PBL opeens concrete bedragen van -6 en +7 miljard.
GroenLinks (en ook D66 en de PvdA) bedreigt de boeren nog veel hardhandiger dan Schiphol, maar de ‘nationale kosten’ voor ‘landbouw, voedsel en natuur’ zijn volgens het PBL niet meer dan 1-1,9 miljard per jaar. Voor dat bedrag moet een areaal ter grootte van de hele provincie Utrecht worden onteigend, moeten alle stallen nieuwe installaties krijgen, en moeten duizenden boeren worden uitgekocht. Het CPB schat de echte kosten op meer dan het dubbele.
Voor nog meer windmolens op zee wil GroenLinks dat de bouw van de molens lukt zonder subsidies, maar de 4-5 miljard bijdrage van de belastingbetalers voor de zware gelijkstroomkabels op de zeebodem staan niet in het GroenLinks-program en ook niet bij de ‘nationale kosten’ van het PBL. En zo zijn er meer voorbeelden van onderschatte kosten, ik noem nog de plannen om woningen verplicht van het gas te halen en de beprijzing van energie voor de industrie.
In een notitie van het PBL en het Centraal Planbureau van november 2020 schrijven Bert Hof (PBL) en Eva van der Wal en Esther Mot (CPB) over ‘nationale kosten’ letterlijk: ‘Niet makkelijk te begrijpen.’ Bert Hof (PBL) heeft daarvoor getekend en had zijn bazen dus moeten vragen om het wanbegrip ‘nationale kosten’ te vervangen door erkende termen uit de accountancy of de economie.
De bazen bij het PBL hebben dat niet gedaan, en ik zie maar één verklaring: kunstmatig verdoezelen van de echte kosten voor de Nederlanders. En wie beweert dat het niet uitmaakt of u en ik ons verdiende geld mogen besteden of dat vadertje staat dat mag, springt wel heel gemakkelijk om met de vrijheid van burgers en bedrijven.
De Planbureaus moeten veel dieper ingaan op de risico’s dat straks onze vliegvakantie vertrekt uit Düsseldorf, ons varkensvlees komt uit Slowakije en onze kaas wordt gemaakt met melk uit Denemarken. Dan hebben we werkgelegenheid verwoest in eigen land, maar schieten we niets op met het verlagen van de CO2-uitstoot.
CO2 is een serieus probleem voor de wereld en juist daarom is de uitdaging voor GroenLinks om geen energie meer te besteden aan het verketteren van de paar overgebleven kapitalisten die dat nog ontkennen, maar veel harder na te denken over hoe een klein land kan bijdragen aan een lagere uitstoot:
1. Bouw van een nieuwe centrale kost in Europa 6-7 jaar, niet de ‘tientallen jaren’ die worden genoemd in het verkiezingsprogramma van GroenLinks. CDA en VVD staan gelukkig open voor twee nieuwe centrales. Kernenergie is niet ongezond voor de atmosfeer zoals steenkool en olie en neemt veel minder ruimte in dan zonnepanelen of windmolens.
2. In EU -verband zoeken naar afspraken met arme landen als Bangladesh. Hulp bij de ontwikkeling van schonere industrie in die landen, in combinatie met invoerheffingen wanneer dat niet opschiet.
3. Beurzen voor Wageningen zodat meer internationale studenten kunnen leren over energie-zuinige landbouw.
4. Research-geld voor Delft, Eindhoven en Twente om te zoeken naar schonere energie uit waterstof of met andere technologieën.
Vier voorstellen die geen last hebben van ‘waterbed-‘ of ‘weglek’ -effecten. Het onderwerp is te belangrijk voor ondoordachte plannen.
Neem als laatste voorbeeld de veehouderij. Wat helpt is wanneer de hele wereld – niet alleen Nederland – minder vlees gaat eten en wanneer boerderijen in de hele wereld – niet alleen in Nederland – minder CO2 uitstoten. Researchers in Wageningen kunnen werken aan vleesvervangers en aan betere efficiency op de boerderijen in arme landen. Al het andere wat GroenLinks voorstelt, van uitkopen van boeren in Nederland tot onder water zetten of onteigenen is op wereldschaal onzichtbaar en lijkt hier en daar verdacht op boeren pesten – een beroepsgroep van stemmers op partijen van het midden en rechts die van GroenLinks duizenden koppen kleiner mag worden. Natuurbehoud is een binnenlands onderwerp en daar komt GroenLinks met plannen die veel mensen zullen aanspreken; CO2 is een mondiale zaak en daar moet GroenLinks veel harder over nadenken.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.