We zaten in een kring in onze kamer. Midden in het gesprek stond ze opeens op en liep ze weg. Ze leek naar huis te willen. Pas nadat haar man met haar sprak, ging ze weer zitten. Achteraf gezien was het voor mij het eerste signaal. Toen ze daarna in de kerkdienst steeds vaker iets zei op momenten dat het zelfs in onze kerk stil is, werd het steeds duidelijker. Ze raakte langzaam voorbij elke schemering in haar gedachten, voorbij elke laatste flard van herinnering. En al die jaren zorgde haar man met een ontroerende trouw voor zijn geliefde.
Ze doet me aan mijn oma denken. Het was bij ons in huis dat de moeder van mijn moeder een herseninfarct kreeg. Terwijl ze in een kamertje aan de Douwe Kalmaleane in Leeuwarden lag, deed haar verwarde denken haar terugkeren naar haar jeugd. Ze leek geen herinnering meer te hebben aan haar man en kinderen; ze was weer helemaal thuis bij haar ouders, broers en zussen. Ik heb een paar keer samen met mijn moeder mijn oma op een stoel moeten helpen waarop ze kon plassen. Ik kan niet zeggen dat het alleen maar ontroerend en mooi was. Het had zelfs iets ontluisterends. Mijn oma was een statige dame, een Van Oord uit Werkendam, maar van al haar decorum was in dat kamertje in Leeuwarden even weinig meer over. En toch is er geen moment geweest waarop ik dichterbij mijn lieve, gelovige oma ben gekomen dan toen en daar.
Oud worden is een zegen, maar het vooruitzicht van de dood kan beklemmend zijn. Toen mijn oma op wonderbaarlijke wijze weer een beetje opknapte en haar herinneringen aan het heden weer sterker werden, sprak ik een keer met haar over sterven. Ik kende geen geloviger mens dan de moeder van mijn moeder en zei haar dat het zo mooi was dat ze straks zou thuiskomen in Gods Vaderhuis. ‘Ja jongen’, zei ze, ‘maar de dood is wel mijn laatste vijand. Ik moet nog wel door die Jordaan heen om in het beloofde land aan te komen.’ In de laatste jaren in haar eigen omgeving lieten haar gedachten haar steeds vaker in de steek; aan het eind heeft ze geen vijand meer zien aankomen.
D66 en de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) willen dat er na deze verkiezingen een wet wordt aangenomen om ‘waardig sterven’ mogelijk te maken. Om waardig te kunnen sterven moet je blijkbaar nog aan een aantal criteria voldoen en volgens veel mensen in ieder geval niet dement zijn. Anders wordt het dus ‘onwaardig’. En dat is – als je het goed beschouwt – een ongenadig oordeel over het leven van veel ouderen. Ik geloof dat we verder komen als we beseffen dat ‘onwaardigheid’ in the eye of the beholder is. Een dementerende is zich van geen onwaardigheid bewust. Het is vooral de angst om als onwaardig gezien te worden waar veel mensen voor vrezen.
Daarom moet er volgens D66 een Voltooid Leven-wet komen. Die moet het mogelijk maken om ouderen, die lichamelijk en geestelijk nog helemaal gezond zijn, te helpen bij zelfdoding. Omdat ze eenzaam zijn en de aftakeling vrezen.
In plaats van dat we de dood steeds vaker en steeds sneller als een pil tegen eenzaamheid en aftakeling gaan beschouwen, moeten we leren weer genadig te kijken naar ieder mens – jong én oud – in zijn of haar zwakheid. In plaats van een levenseindewet, moeten we blijven werken aan betere zorg en eenzaamheid bestrijden.
Liefde heeft lief, ook als die ander denkt dat hij of zij die liefde onwaardig is. Liefde zorgt, ook als die ander het gevoel heeft tot last te zijn. Zo willen we – als familieleden, buren en vrienden – in dit land voor elkaar zorgen. Totdat we aan het eind van onze gezamenlijke wandeling zijn. Totdat we de ander moeten loslaten en aan de oever van de Jordaan in de mist zien verdwijnen.