In verschillende appgroepen wordt het verkiezingsnieuws positief geframed. “In Appingedam zijn we erop vooruit gegaan!”, ”Hoera! We zijn de enige linkse partij die geen zetels heeft ingeleverd”. “Rutte kán niet zonder ons regeren!”. Maar het eerlijke verhaal is natuurlijk dat het een slecht verhaal is.
De gevolgen van de coronacrisis worden het hardst gevoeld door de mensen waar de PvdA voor hoort te staan. De PvdA heeft er geen verhaal over. Op een paar honderd kilometer afstand wonen mensen in tentenkampen. Nog verder naar het zuiden worden kinderen aangevroten door ratten en worden in onze naam mensen die hier hun geluk zoeken terug de zee opgestuurd.
Eén op de negen kinderen groeit in Nederland in armoede op. Ruim een kwart van de leerlingen voldoet bij het verlaten van het basisonderwijs niet aan het ‘fundamentele niveau’ voor schrijfvaardigheid. In het speciaal onderwijs behaalt een derde van alle leerlingen slechts het minimale niveau.
Als gevolg van de coronacrisis verkeert een groot gedeelte van de jeugd in een sociaal isolement. Op scholen en andere onderwijsinstellingen wordt al zo lang on-line lesgegeven dat mensen hun schoolgenoten nauwelijks kennen. Alleen de rijksten kunnen naar de sportschool. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Iedere PvdA-er is het wel met de meeste van bovenstaande punten eens, maar toch ging de campagne er niet of nauwelijks over. Het was een beetje van alles: een opgewarmd oud cultuuridee. iets met ontplooiing, gelijke rechten voor iedereen en meer open deuren.
Maar de crisis binnen de PvdA heeft een diepere oorzaak dan alleen ideeën-armoede en het onvermogen om een fatsoenlijke campagne te organiseren. De PvdA is door de steeds toegenomen centralisatie op een existentieel eiland terechtgekomen. Uit de eerste hand kan ik vertellen dat de bestaande netwerken vooral lastig gevonden worden; de netwerken in de wijk, de culturele organisaties, de netwerken van bestuurders: door de opvolgende besturen zijn ze allemaal op afstand van het alwetende bestuur gezet, dat vanavond aankondigde “met leden in gesprek te gaan”.
Maar zo alwetend is het bestuur niet. Het is er bijvoorbeeld niet in geslaagd de discussie over de toeslagenaffaire zo te organiseren dat er geen motie van wantrouwen tegen Lodewijk Asscher werd ingediend, om vervolgens wél mee te werken aan een motie van steun die zelf zo weinig steun kreeg dat Asscher niets anders restte dan op te stappen.
Het probleem van de PvdA is niet politiek. De ideeën zijn goed, de analyses kloppen. Het probleem is organisatorisch. Het Partijbestuur is er niet in geslaagd mensen aan zich te verbinden, fondsen te werven, enige consistente focus in de standpunten aan te brengen, de partij weer op te bouwen. De verbinding waar zo veel over gesproken wordt, is binnen de partij ver te zoeken.
Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de partijvoorzitter. Nelleke Vedelaar, wiens bijdragen aan de campagne vooral bestond uit de vrolijke filmpjes op instagram waarbij met een eeuwige glimlach de ene na de andere goed bedoelde vluchtigheid verkondigd wordt. Dus voor dat in gesprek gaan met leden houd ik mijn hart vast.
En daar moet het nu maar eens mee afgelopen zijn. Als PvdA-er, als sociaaldemocraat verwacht ik dat er nu écht eens wat gedaan wordt om de PvdA weer van de mensen te maken. Niet met goede bedoelingen en holle frasen, maar door alle kennis, veerkracht, ervaring die we in de partij hebben in te zetten.
Nu kan het nog.