De staatsschuld van Spanje is in één maand tijd met 18.6 miljard euro gestegen. Tot een niveau van 121 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Ruim boven de door de Spaanse regering nagestreefde doelstelling om op 1 januari 2022 een maximale staatschuld te hebben van 117.5 procent. Voornoemde extreme stijging is volgens de centrale bank van Spanje uitsluitend toe te schrijven aan de maatregelen om de corona crisis te kunnen bestrijden. Volgens Spaanse economen is de hoogte van de staatsschuld niet zozeer het probleem, maar de vraag waarom Spanje in de schulden zit. Volgens de Spaanse hoogleraar economie Albert Guivernau is de oorzaak van deze schuldenlast te wijten aan het financieren van subsidies en het bestaande economische beleid. Niet om banen te scheppen, de productiviteit te verhogen en de economie concurrerend te maken. Spaanse economen voorspellen dan ook een verdere stijging van de Spaanse staatsschuld. Zonder zicht op een stop op deze stijging.
Een kanttekening moet bij deze omvang van de Spaanse staatsschuld vanuit Nederlands perspectief nadrukkelijk worden gemaakt. De meerderheid van de Spaanse bevolking heeft nog weinig profijt gehad van deze toegenomen staatsschuld. Anders dan met dat geld het bestendigen van de nog immer grote sociale en economische kloof tussen een kleine elite en de grote meerderheid van de Spaanse bevolking. Met een hoge graad van laaggeletterdheid in de beroepsbevolking, een hoge werkloosheidscijfer onder jongeren en bovenal een zeer slecht ontwikkelde economische infrastructuur om ooit een competitieve economie te kunnen ontwikkelen.
Dit zeer actuele beeld over de Spaanse economie staat haaks op de door Nederland zo gewenste hervormingen. Als voorwaarde van de gegeven financiële hulp met behulp van Nederlands belastinggeld. De economie van Spanje moet feitelijk als failliet worden beschouwd. En de gegeven hulp door Nederland als het trekken aan een zeer duur dood paard. Als econoom verblijf ik regelmatig in Spanje en heb de zwakke Spaanse economie goed leren kennen. Ik kan de Nederlandse politieke partijen slechts adviseren om bij de formatie onderhandelingen heel goed na te denken over een ongewijzigde voorzetting van het huidige beleid ten aanzien van de Zuid Europese economieën. Waarvan op objectieve gronden al te voorzien is dat zij nimmer op eigen kracht met de euro als valuta van de verslavende Europese geldkraan af kunnen. Een geldkraan gevoed door andere meer welvarende Noordelijke EU lidstaten. Waarbij niet alleen de stand van de economie en economische infrastructuur in de beoordeling moet worden meegenomen maar nog veel meer het politieke bestel en de kwaliteit van de rechtsstaat in die landen. Zwakke economieën laten ook opvallend vaak een ondermaatse kwaliteit van de rechtsstaat zien. Dat gaat zeker ook in Spanje op.
De toekomstige uitdagingen op het gebied van klimaat, energie, zorg en andere terreinen zullen al genoeg geld gaan kosten voor de Nederlandse belastingbetaler. Een voortdurende geldstroom van Noord- naar Zuid-Europese economieën, die feitelijk materieel al failliet zijn zonder enig uitzicht op grootschalige en ingrijpende hervormingen in die landen, zal zeker niet bijdragen aan de bereidwilligheid van Nederlanders om die landen te blijven steunen. Ook aan dat belangrijke aspect zal in het formatieproces uitvoerig aandacht moeten worden besteed.