“Tot halverwege de jaren zeventig waren Mick en ik onafscheidelijk. Maar zodra we op ons zelf waren aangewezen, koos ik de weg naar ‘dopesville’ en Mick naar de top van de jet set. We hadden te maken met een aantal toenemende problemen, over wat er van ons terecht was gekomen en hoe de jaren zestig waren geweest.” Aldus Keith Richards in zijn autobiografie Life.
Met het in 1971 verschenen Sticky Fingers wilden The Rolling Stones de jaren zestig verwerken. De populariteit van de band was in een stroomversnelling geraakt nadat de eerste zelfgeschreven nummers voor een doorbraak hadden gezorgd. En ach, in feite is het ze ook maar gewoon allemaal overkomen. Tegelijk met het succes ging het leven van de jonge Stones zich steeds meer af spelen in de meedogenloze blik van de schijnwerpers. Uiteindelijk zat er niks anders op dan rock-‘n-roll ook maar als levensstijl te accepteren. En te omarmen. En te verdelen. In lusten en lasten. En dat deden de Stones op Sticky Fingers.
Brown Sugar, knalfuif.
Sway, kater.
Wild Horses, kater.
Can’t You Hear Me Knocking, knalfuif.
You Gotta Move, kater.
Bitch, knalfuif.
Waarna de roes definitief zijn intrede doet.
I Got The Blues, kater.
Sister Morphine, kater.
Dead Flowers, kater.
Moonlight Mile, kater.
De tegenstellingen in teksten en muziek, in onderwerp en uitvoering, maken deze plaat pas echt goed en gedenkwaardig. Sticky Fingers gaat over emotie, schuld en boete bekeken vanuit het perspectief van een man genaamd Mick Jagger. Een album waarop de zanger het nu eens niet tegen ons heeft maar tegen zichzelf. Hij wordt flink op weg geholpen door een mengsel van rock, blues en country.
Brown Sugar klinkt alsof The Rolling Stones je beste vrienden willen zijn. Maar er schuilt een addertje onder het gras. De titel is bij nader inzien een bijnaam voor heroïne, de tekst provoceert over slavernij en interraciale seks. Oorspronkelijke titel? Black Pussy. We zijn meteen bij de les. “Brown sugar how come you taste so good, brown sugar just like a young girl should.” Mick Jagger had vaker maling aan taboes en de regels van fatsoen. Stray Cat Blues van het album Beggars Banquet handelt impliciet over seks met niet één maar twee meisjes van vijftien. Of neem de bizarre verwijzing naar incest in Family. Eigenlijk bedoeld voor diezelfde plaat, maar weggestopt op een latere compilatie met kliekjes. Eveneens ongewoon is het spel dat de Stones spelen met homo-erotiek. Trek de rits op de door Andy Warhol ontworpen hoes van Sticky Fingers maar eens naar beneden.
Ondanks het besef dat de relatie voorbij is, laat Jagger de laatste restjes verliefdheid de vrije loop in Wild Horses. Verbitterd kijkt hij terug op zijn verhouding met Marianne Faithfull. Omdat je de emotie erachter niet meteen verwacht van een band die bekend staat om zijn imago van ruig en ranzig, overdondert de song telkens weer. Jagger ziet met lede ogen aan hoe zijn voormalige geliefde afglijdt in een dal van drugs en depressie. De dochter van een Britse legerofficier en zangeres van enkele hits, was het in de tijd dat ze een affaire had met het Stonesboegbeeld allemaal teveel geworden. Zeker na een miskraam, een in de media breed uitgemeten politie-inval tijdens een feestje en meerdere zelfmoordpogingen.
De opname van Wild Flowers ontstond in 1969 in Sheffield, Alabama. De zuidelijke staat waar blanke muzikanten soul en funk speelden met hetzelfde gemak waarmee gewone stervelingen bij de bakker een broodje gaan halen. Van buiten zag de Muscle Shoals Sound Studio eruit als een uitvaartcentrum. Binnen mengde zich tijdens het bezoek van de Stones de geur van nabij gelegen koren- en katoenvelden, met de reuk van marihuana en alcohol. Het schijnt overigens Keith Richards te zijn geweest die de zin “wild horses couldn’t drag me away” aandroeg. De net vader geworden gitarist kampte vooral met zijn eigen problemen die te maken hadden met de consumptie van verdovende middelen. “Ik hield er niet van om beroemd te zijn. Ik gebruikte omdat ik niet de ‘popster’ wilde zijn. Het was voor mij makkelijker om mensen onder ogen te komen met dit spul en met alcohol.”
Hoor nou eens hoe Mick Jagger Keith Richards desondanks aanmoedigt, nadat deze zojuist met één simpele gitaarriff het geluid heeft nagebootst van een krant die openscheurt. Charlie Watts lijkt zich van schrik even in te houden, maar herpakt zich in een groove die aankondigt en uitstelt. Can’t You Hear Me Knocking vraagt Jagger hardop, maar zoals hij het zingt klinkt het bijna als een verwijt. Weer een referentie naar drugs: “Y’ all got cocaine eyes, yeah, you got speed freak jive”. Alles wat de Stones na die openingsakkoorden zorgvuldig opbouwen, wordt in het slotgedeelte van de song á l’improviste aan gammel gespeeld. Sister Morphine gaat tot op de dag van vandaag hardnekkig door het leven met een imagoprobleem. De song wordt vaak gezien als ode aan genotmiddelen. Volgens Marianne Faithfull die eraan meeschreef heeft het nummer echter niets van doen met drugsgebruik. Het blijkt een verhaal over een slachtoffer van een verkeersongeluk, die in een ziekenhuisbed wacht op de verpleegster met haar pijnstillende shot morfine. De intonatie van Jagger en de manier waarop parttime kracht Ry Cooder zijn slidegitaar laat janken, bezorgen Sister Morphine een morbide gevoel van dreiging en fatalisme, van het onontkoombare, de weg naar het einde, de weg naar dood en verlossing. Hoog tijd voor nog meer drugs, vrouwen en verstoppertje spelen. “Ah, I’ll be in my basement room with a needle and a spoon. And another girl to take my pain away.” Mick Jagger zingt in Dead Flowers spottend en schmierend als een dronken redneck uit de Biblebelt. “Send me dead flowers to my wedding and I won’t forget to put roses on your grave”. Alsof je een grafrede leest geschreven door Charles Bukowski.
En als je dan alles zo’n beetje denkt te hebben gehad komt de moker melancholie op visite: Moonlight Mile, thuis bij Mick Jagger opgenomen. Keith Richards, de meester van het stoere gebaar, speelt niet eens meer mee. De Stonesvocalist heeft het zo te horen helemaal gehad met zijn leven vol reizen van stad naar stad, van hotel naar hotel en de toenemende drugsperiferie rond de band. Wat rest is een wezenloze blik uit het raam van de tourbus. De heimwee knaagt.
Kortom, Sticky Fingers werd schone lei en afrekening. De plaat die tot stand kwam ondanks alle ellende of beter nog dankzij alle ellende. Hét weerwoord van The Rolling Stones op de jaren zestig in het algemeen en afrekening met de duivels en demonen van 1969 in het bijzonder. Brian Jones kreeg in juni van dat jaar te horen dat hij niet meer welkom was in de band die hij zelf had opgericht. Enkele weken later werd hij levenloos in zijn eigen zwembad aangetroffen. Jones vertoonde steeds vaker een apathische houding ten opzichte van de andere Stones. Hij was jaloers op Jagger omdat deze als zanger veel meer aandacht kreeg. De jonge blonde god met een obsessie voor bluesmuziek raakte in toenemende mate gefrustreerd over zijn gebrek aan componeertalent, temeer nadat Jagger en Richards de ene na de andere hit op hun conto konden schrijven. Toen hij in het ziekenhuis lag te herstellen van een longontsteking, legden tot overmaat van ramp zijn liefje Anita Pallenberg en Keith Richards het met elkaar aan tijdens een reis naar Marokko. Het in Italië geboren fotomodel had schoon genoeg van de losse handjes van Jones door zijn drugs- en alcoholgebruik. Charlie Watts en Bill Wyman waren de enige Stonesleden die zijn begrafenis bezochten.
Ondanks een filmcontract op zak zal Jagger ook deemoedig uit het raam hebben gestaard van het vliegtuig dat hem naar Australië bracht. Op de dag vóór de uitvaart vertrok hij naar down under voor de opnamen van de film over de Australische volksheld Ned Kelly. Marianne Faithfull reisde hem na. Ook zij zou een rol in de film krijgen. Ze was op dat moment bezig om beroemd te zijn aan de zijde van de Stoneszanger. Knap lastig. Ze wist van zijn vreemdgaan. Ze wist dat hij liefdesbrieven schreef aan filmactrice Marsha Hunt. Kort na aankomst in Sydney wilde ze in een poging van wanhoop en onmacht laten zien dat ze er heus wel toe deed. Ze slikte 150 slaaptabletten. Voordat Faithfull na zes dagen ontwaakte uit een coma had ze een hallucinerende droom waarin ze Brian Jones tegenkwam. Jagger zocht haar op in het ziekenhuis en schreef op de filmset geen liefdesbrief maar de tekst voor Brown Sugar.
En 1969 was nog lang niet voorbij. Naderend onheil schemerde bij de Stones reeds door in Street Fighting Man en Gimme Shelter. Het laatste nummer was afkomstig van Let It Bleed, de bloedrode loper voor Sticky Fingers. In december ontvouwde zich een nachtmerriescenario tijdens het Stonesoptreden op het festival Altamont, het ‘Woodstock van de WestCoast’. Voor de ogen van de bandleden werd een bezoeker neergestoken door een lid van de als ordebewakers ingehuurde Hells Angels. Er vielen nog drie andere doden, naast talloze vernielingen. Het was de tijd van demonstraties en protesten tegen de Amerikaanse inmenging in Vietnam. Altamont markeerde min of meer het einde van een decennium dat begon als een glimlach met melktandjes en eindigde in een grimas met hevige kiespijn. Van de weeromstuit sloeg de rockmuziek als een blad om naar de enige uitweg die binnen handbereik lag, naar ongebreideld hedonisme.
Sticky Fingers blijkt achteraf met zijn toespelingen op drugs tegelijk een voorbode. Wie raakte niet verslaafd gedurende de jaren zeventig? Bijna de complete Engelse en Amerikaanse popmuziek stond wankelend van de alcohol en stijf van de roesmiddelen; tot aan de late punkperiode aan toe. Niet eens zo gek. Gebruik en uitwerking waren relatief onbekend. Menigeen beschouwde ze als onschuldig elixer om erachter te komen wat waan was en wat werkelijkheid. Jagger: “Niemand leek veel te weten over drugsverslaving. Dingen als LSD waren allemaal nieuw. Niemand kende de nadelen. Mensen dachten dat cocaïne goed voor je was.”
Hij was een van de weinigen die wél het zicht op de werkelijkheid hield. Hem was er alles aan gelegen om de Stones bij elkaar te houden. In de praktijk kwam het er onder meer op neer dat hij na het plotse vertrek van Mick Taylor op zoek moest naar een nieuwe gitarist. Intussen had hij een vrouw ontmoet met wie hij een serieuze relatie kreeg: Bianca Pérez-Mora Macias, dochter van een succesvolle zakenman. En dat hij geduld, heel veel geduld moest hebben met zijn maatje Keith Richards die maar niet van zijn verslaving afkwam of wilde. Terugblikkend in 1995: “Iedereen gebruikte drugs, vooral Keith. Dus ik denk dat het daar een beetje onder geleden heeft. Algehele malaise. Ik denk dat we ons een beetje hebben laten meeslepen door onze eigen populariteit enzovoort.” Richards ging zelfs over op heroïne. En wie verslaafd is aan heroïne ontwikkelt meerdere persoonlijkheden. Valt amper mee te werken. Noodgedwongen nam Jagger de zakelijke controle van The Rolling Stones over.
Dat was hard nodig. De opbrengsten van de rechten uit de plaatopnamen bleken terecht te komen op de bankrekening van Allen Klein; formeel in dienst als manager, in werkelijkheid een notoir zakkenvuller en intrigant. Ene Rupert Loewenstein werd gevraagd orde op zaken te stellen. Het eerste advies dat deze superboekhouder de band meegaf was om vanwege perikelen met de Britse belastingdienst acuut naar Frankrijk te verkassen. Kwam goed uit. Jagger zat midden in de voorbereidingen van zijn bruiloft met Bianca, die op dat moment in een appartement in Parijs woonde. Nadat de Stones in de jaren zestig botsten met de gevestigde orde stond dit huwelijk symbool voor het pact tussen rock-‘n-roll en de hogere kringen. Vanaf dat moment kreeg de intussen immens populaire band, backstage te pas en te onpas bezoek van beroemdheden uit de wereld van film, kunst en glamour.
Om het album Exile On Main Street te promoten volgde in de zomer van 1972 de “cocaine and tequila sunrise tour” (citaat Keith Richards). Tijdens deze berucht geworden tournee door Amerika breidde de menagerie aan drugsconsumptie rond de Stonesgitarist almaar uit. Aan het einde van de tour werden Jagger en Richards gearresteerd na een opstootje met een fotograaf. In het kielzog legden een batterij journalisten, fotografen en beroemdheden de gebeurtenissen onder een vergrootglas. What happens on tour stays on tour ging voor de Stones bepaald niet op. Maar toch was er tijdens die zomermaanden iets wezenlijks veranderd. Verklankte Sticky Fingers “that demon life has got you in its sway”, in Amerika diende bevrijding en ontlading zich in karrenvrachten aan. Shake Your Hips, Happy, Soul Survivor. Bacchanaal, knalfuif en boekdelen sprekende songtitels. Van Sticky Fingers werden nog maar twee drie nummers gespeeld.
Citaten afkomstig uit:
Mick Jagger Remembers – Rolling Stone interview (1995)
Keith Richards – Life De Autobiografie (2010)