Op 21 december 2017 was een bitcoin $16.925 waard. Op 6 februari 2018 noteerde de bitcoin $ 6.332, een daling van meer dan zestig procent in een paar weken. Pas op 20 november van het afgelopen jaar passeerde bitcoin de piek van drie jaar eerder. Nu is er weer opwinding want drie weken geleden was er een nieuwe, nog veel hogere piek op 63 duizend dollar. Terwijl ik schrijf is de prijs tussen 54 en 55 duizend dollar per bitcoin.
Bitcoin werkt langzaam en kan per seconde maar een heel beperkt aantal transacties uitvoeren omdat de vereiste berekeningen zelfs voor supersnelle computers nog veel tijd vragen. Die berekeningen slurpen wel energie; een recente schatting is dat de vereiste elektriciteit voor alle computers die cryptocurrencies verwerken nu al is gestegen tot meer dan de totale energiebehoefte van een middelgroot land.
Eind maart waren er 4.490 cryptocurrencies en het aantal neemt nog steeds toe. Deze week kondigde Iris Energy twee nieuwe data centers aan die samen 80 megawatt nodig hebben. Dat is gelijk aan het energieverbruik van een gemeente als Woerden met 50 duizend inwoners – en dat voor één enkel nieuw project van één van de duizenden cryptocurrencies.
Bitcoin is anders dan de latere cryptocurrencies want de mysterieuze Japanse ontwerper heeft het totaal aantal bitcoins dat ooit op de markt komen aan een plafond gebonden (dat nu voor meer dan 90 procent al is bereikt). Maar we kunnen zeker zijn dat de meeste nieuwe cryptocurrencies worden aangeboden door op winst beluste ondernemers die hun elektriciteit en hun supercomputers moeten terugverdienen en dus voor de verleiding staan om het aantal virtuele munten uit te breiden.
Daarmee komen we op een terrein dat bekend is uit de monetaire economie, met duidelijke lessen uit de geschiedenis. Privé-geld is overal ter wereld verdwenen en altijd om dezelfde reden. Een ondernemer begon een bank, gaf zichzelf en de andere rekeninghouders een chequeboek en ging dan zelf cheques uitschrijven voor ongedekte grote bedragen, en dat liefst ver weg van het hoofdkantoor. Als dan de cheque pas na een paar weken op het hoofdkantoor terug kwam waren er misschien in de tussentijd genoeg nieuwe rekeninghouders om het uitgegeven bedrag te dekken.
Toen de wereld overschakelde van goud naar papiergeld was er de angst dat nu de regeringen ook te veel geld zouden drukken. De minister van financiën geeft een nieuwe staatslening uit, plaatst die in zijn geheel in de centrale bank, laat die daarvoor betalen en gebruikt het nieuwe geld om de ambtenaren te betalen.
Dat is gratis geld voor de overheid, want die moet wel rente betalen op de staatsschuld in de centrale bank, maar krijgt dat weer terug omdat alle winst van de centrale bank toekomt aan de minister van financiën die alle aandelen in de centrale bank bezit.
De veiligheidsklep is de afkeer van de kiezers van inflatie. Komt op de geschetste manier te veel geld via de overheid in omloop, dan stijgt de inflatie en daar krijgt de minister van financiën dan de schuld van.
Met een cryptocurrency ontbreekt dat mechanisme. De ondernemers kunnen zo veel mogelijk nieuwe munten in omloop brengen en als dat er te veel zijn is er geen mechanisme om de circulatie terug te brengen.
Een minister van financiën kan zo nodig een te grote geldcirculatie reduceren door nog een keer een lening uit te geven maar die nu te verkopen in de private sector. Burgers kopen die lening, betalen daarvoor, en hebben dan minder geld op hun bankrekening en een bezit waarmee ze niet kunnen winkelen.
De scheppers van een cryptocurrency kunnen dat niet. Wat zouden ze moeten aanbieden wanneer ze de circulatie moeten inperken? Een centrale bank heeft geld én staatsschuld in portefeuille en kan dus het geld in circulatie verminderen door staatsschuld te verkopen.
Ondernemers die een cryptocurrency op de markt brengen hebben niet zo’n tweede waardepapier om te verkopen wanneer ze cryptocurrency willen innemen. Dat is een fatale ontwerpfout voor alle cryptocurrencies die niet – zoals bij de bitcoin wel is gebeurd – een betrouwbaar plafond hebben gesteld voor de totale uitgifte van cryptogeld.
Vaste wisselkoersen zijn over de hele wereld bezweken, meestal omdat de kleinere partner (zoals Nederland in de jaren zeventig) te veel geld drukte en in omloop bracht. Daar was nog wat aan te doen, namelijk minder geld in omloop, door het op te zuigen met uitgifte van staatsschuld (zoals Nederland onder minister Ruding in de jaren tachtig).
Een stabiele prijs voor een cryptocurrency is onmogelijk, omdat een exces aan cryptomunten niet kan worden opgezogen. De ondernemers die het cryptogeld uitgeven hebben immers geen alternatief dat ze kunnen aanbieden om een deel van de uitstaande munten uit de circulatie te halen.
Alle cryptocurrencies zijn bijzonder schadelijk voor het milieu. Bitcoin is leuk voor gokkers, maar alleen geschikt voor wie kan leven met een koers die al eerder met 60 procent is gedaald en misschien nog een keer in duikvlucht gaat.
De recente cryptocurrencies proberen een min of meer vaste wisselkoers te beloven tussen de cryptomunt en echt geld zoals de dollar of de Zwitserse frank, maar zulke beloftes zijn onbetrouwbaar: ze gaan in tegen het eigenbelang van de ondernemers en ze zijn niet waar te maken omdat die hun cryptogeld niet kunnen innemen in ruil voor iets anders.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week. De onafhankelijke berichtgeving van Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de donateurs. Steunt u ook deze broodnodige, ongebonden journalistiek? Graag! Doneren kan op verschillende manieren. Lees HIER. Hartelijk dank!