Electoraal zijn er ook deze week geen verschuivingen. De uitslag is nu al een paar weken hetzelfde, met de uitslag die hieronder ook staat aangegeven. Maar dat houdt niet in dat onder de oppervlakte niet veel aan de hand is. We gebruiken de fase om vandaag weer eens dieper te duiken in de versplintering van ons electoraat.
Bij het volgen van de politieke ontwikkelingen in Den Haag via de parlementaire pers en uitspraken in de media van politici, met nu de formatie als focuspunt, valt mij op, hoezeer het lijkt alsof er sprake is van “business as usual”. Als maar op de één of andere manier een kabinet gevormd kan worden, waarvan de partijen samen 76 zetels hebben, dan kunnen we weer “normaal” verder. En het onderwerp dat dan wel hoog op de agenda staat is de bestuurscultuur, vooral naar aanleiding van de toeslagenaffaire, met een extra dimensie door de consternatie naar aanleiding van de foto van de notities van Ollongren eind maart.
Maar een ander onderwerp lijkt veel minder aandacht te krijgen en is voor de politieke stabiliteit van Nederland minimaal zo belangrijk. En dat betreft de versplintering van het electoraat, zoals het zich uit in de aanhang van de verschillende partijen. Kijk maar eens naar de huidige cijfers. CDA + PvdA, die in de vorige eeuw doorgaans tussen de helft en twee derde van de stemmen kregen, staan nu op 13%. Slechts 3% meer dan de nieuwkomers JA21, Volt en BBB bij elkaar. Er zitten nu 12 partijen in de kamer met 1 tot 6% van de kiezers achter zich.
Dit laat vooral twee belangrijke ontwikkelingen zien:
Maar wat er eigenlijk aan de hand is: er is niet zozeer een versplintering van het electoraat aan de gang. Maar deze scores drukken uit dat bij de ontwikkelingen in de samenleving het politieke stelsel niet meer past en dat uit zich dan in steeds meer kleine en nieuwe partijen in ons Parlement.