‘We zijn nog niet in veilig vaarwater’, verklaarde voorzitter Joanne Kellermann van Zorg en Welzijn, het pensioenfonds voor de zorgsector, op 22 juli. De voorzitter is jurist, geen econoom, accountant of actuaris, dus laten we voor alle zekerheid even zelf naar de cijfers kijken. Volgens het laatste jaarverslag brachten de beleggingen 37 miljard op, kwam er 6 miljard binnen aan premies en werden er voor 4 miljard pensioenen uitbetaald. Onvervaard de peilstok in het vaarwater gestoken: 37 + 6 – 4 = 39. En omdat 6 meer is dan 4, waren de premies op zich al meer dan voldoende om de pensioenen te betalen. Nog nooit was dit pensioenfonds zo comfortabel.
Kellermann dacht waarschijnlijk aan de kwaaie kans dat in de komende maanden de rente gaat stijgen en de dure aandelenbeurs een duik maakt. Dat is heel goed mogelijk wanneer we kijken naar de koers-winstverhouding op de beurs zoals gedefinieerd door Robert Shiller van Yale. Die is dit jaar op Wall Street gestegen van een historisch al hoge 34.5 op 1 januari tot een extreem hoge 38 deze week.
Als de rente gaat stijgen door de torenhoge begrotingstekorten van president Biden, zal Shiller’s ratio terug moeten keren tot meer historische waarden en daarvoor moet de teller van de ratio, en dat wil zeggen de koersen op de beurs, terug, best mogelijk met 20-30 procent.
Hoe belangrijk is dat risico voor de peilstok van Joanne Kellermann? Het antwoord staat in een uitstekend artikel van Prof Bernard van Praag en Henk Hemmers. Hun conclusie: het vaarwater is intussen schier onpeilbaar diep. Dat is omdat de premies al meer dan voldoende zijn om de pensioenen te betalen en we de vermogens van de fondsen en de opbrengsten van de beleggingen dus alleen nodig hebben als buffer voor toekomstige generaties.
Een van hun tabellen maakt het mogelijk om op wat langere termijn premies en pensioenen te vergelijken. Voor alle Nederlandse pensioenfondsen tezamen kwamen in de twaalf jaar van 2009-2020 de premies In totaal op 380 miljard, de uitbetaalde pensioenen op 334 miljard. Alleen in 2016 waren de uitbetaalde pensioenen even hoog als de ontvangen premies; in alle andere jaren waren de premies gemiddeld 4 miljard per jaar hoger.
Hadden we de pensioenen vanaf 2008 keurig geïndexeerd (ieder jaar opgehoogd met de inflatie) dan hadden de premies nog steeds 8 miljard meer in de kas gebracht dan nodig was om zulke geïndexeerde pensioenen uit te betalen. De vermogens hoefden in geen enkel jaar te worden aangesproken. Zelfs de beleggingsresultaten waren niet nodig voor een gedeeltelijke bijdrage aan de pensioenen.
De Nederlandse pensioenfondsen zijn rijker dan ooit, en de onzin over een ‘gevarenzone’ is het kunstmatige gevolg van een noodlottige beslissing van De Nederlandsche Bank (DNB) uit 2007 om een oude regel af te schaffen. Pensioenfondsen mochten eerder bij het toetsen van hun bezittingen aan de toegezegde pensioenen werken met de internationaal heel gebruikelijke veronderstelling dat de beleggingen in de toekomst gemiddeld per jaar 4 procent rendement zouden opleveren.
Dat werd verboden en vervangen door een veel lagere ‘rekenrente’ van nauwelijks meer dan 0 procent. Misschien een extreem veilig voorschrift voor het pensioenfonds van de strokarton, waar geen actieve deelnemers nog premie betalen en de gepensioneerden zeker moeten zijn van hun pensioen, maar onzinnig voor langlevende pensioenfondsen met nu én in de toekomst nog actieve premiebetalers die een rampjaar op de beurs tijdelijk kunnen opvangen – niet één rampjaar, maar zelfs een reeks rampjaren omdat het gemiddelde pensioenfonds in Nederland een vermogen heeft gespaard dat vijftig keer zo hoog is als de jaarlijks uitgekeerde pensioenen.
De Tweede Kamer had DNB kunnen vragen om voorbeelden uit andere landen van langlevende pensioenfondsen met kapitaaldekking die ook moeten rekenen met zo’n extreem lage ‘rekenrente’. De Tweede Kamer had ook een aantal van de gespecialiseerde auteurs van ‘Me Judice’, een publicatieplatform voor Nederlandse economen, kunnen vragen om hun kritiek toe te lichten.
De titels van de talrijke artikelen op ‘Me Judice’ zijn veelzeggend genoeg: ‘DNB vloert pensioenstelsel met rekenrentemethodiek’, ‘DNB is te voorzichtig’, ‘Rekenrente tast grondslag van ons pensioenstelsel aan’, ‘Collectief pensioenstelsel verdient een beter toezichtskader’.
Demissionair minister Koolmees heeft onlangs aangekondigd dat een nieuw pensioenstelsel met andere regels nóg langer moet wachten, ten minste tot 2027. Als volgend jaar – zoals verwacht – de inflatie wat toeneemt, en de pensioenen blijven ‘bevroren’ vanwege de kunstmatig door DNB gecreëerde ‘gevarenzone’, dan loopt de achterstand nog meer op.
Die achterstand van de pensioenen op de kosten van het levensonderhoud wisselt overigens tussen de pensioenfondsen. Bij Zorg en Welzijn zijn de pensioenen in 2014 voor het laatst aangepast met een schamele 0,94 procent, en daarna nooit meer. Volgend jaar hebben die pensioenen 20 procent van hun koopkracht verloren.
Bij DNB steeg het pensioen in 2014 met 2,3 procent (hoger dan de inflatie om zo achterstand uit eerdere jaren deels weg te werken) en daarna ieder jaar opnieuw voor een totaal van 8 procent hoger pensioen over de periode 2014-2020. Nog mooier is de situatie bij het pensioenfonds van de ABN Amrobank, waar het bestuur trots meldt: ‘Ook heeft het pensioenfonds geen indexatieachterstand.’
Ik sluit daarom met een vraag: wat vinden we daarvan? Reuze aardig van minister Hoekstra (eigenaar van DNB en ABN Amro) om dat de bankiers te gunnen? Of laf van Den Haag om niet enige solidariteit te eisen, DNB dan maar te schofferen door per omgaande de idiote rekenrente af te schaffen, en alle andere ouderen gelijk te behandelen met de bankiers door ook hun pensioenen te beschermen tegen de inflatie?
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week. De onafhankelijke berichtgeving van Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de donateurs. Steunt u ook deze broodnodige, ongebonden journalistiek? Graag! Doneren kan op verschillende manieren. Lees HIER. Hartelijk dank!