Mevrouw Kaag,
Heeft u dat ook weleens?
Dat je een blunder begaat en daarop wordt aangesproken, bedoel ik.
Ik had dat gisteren.
Ik deed CNN-correspondent Clarissa Ward groot onrecht toen ik schreef dat ze boog voor de terroristen van de Taliban door opeens volledig gesluierd voor de camera te gaan staan.
Had ik niet moeten doen.
Het was immers de enige manier waarop ze als vrouw nog enigszins veilig op straat haar werk kon doen (voor zolang het duurt).
Ik lig niet wakker van zo’n blunder van mezelf, want er vloeit verder geen bloed uit en ik heb een gladde rug.
Maar ik maak dan wel -hier en nu- van de gelegenheid gebruik om ruimhartig toe te geven dat ik een domme opmerking maakte.
Kom ik nu bij u.
Ik las gisteren in het u bepaald niet slecht gezinde NRC Handelsblad iets over de Nederlandse ambassade in Afghanistan, waarvan u sinds de baantjescaroussel in het kabinet van 25 mei 2021 de baas bent.
“Toen het Afghaanse personeel van de Nederlandse ambassade in Kabul zondagochtend aankwam op kantoor, bleek deze tot hun verbijstering volledig verlaten. Waar de Nederlandse diplomaten die werkzaam waren in de Afghaanse hoofdstad inmiddels allemaal naar een veiligere plek in de stad zijn overgebracht, zitten de 37 Afghaanse medewerkers en hun familieleden – in totaal zo’n tweehonderd mensen – nog thuis in grote angst en onzekerheid over hun toekomst. (…) Het besluit over het verstrekken van visums voor het personeel en hun families is telkens uitgesteld.”
Eén van de betrokken Afghaanse medewerkers zegt verder: “Ze spelen met onze levens. De Taliban zeggen dat ze iedereen zullen vergeven en geen wraak nemen, maar er zijn al videobeelden opgedoken van Afghaanse commandanten die mishandeld worden. Ook in het verleden hebben de Taliban beweerd dat we allemaal broeders zijn en dat ze geen wreedheden zouden plegen, maar dat pakte anders uit. Ik, mijn collega’s en onze familieleden zijn nu in gevaar.”
Kort samengevat: eigen volk eerst.
U brengt dus stíekem de Nederlandse ambassademedewerkers in veiligheid en laat de Afghaanse medewerkers in eerste instantie barsten.
Die moeten nu maar hopen dat zij alsnog naar Nederland kunnen.
En zo niet: dat ze niet vermoord worden door de Taliban omdat ze voor ‘de vijand’ hebben gewerkt of familie zijn van iemand die voor ‘de vijand’ heeft gewerkt.
Het is, tot nu toe, wel het meest afschuwelijke dat ik over de Nederlandse overheid heb gelezen in deze clusterfuck.
En hiervoor bent u als minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk.
U, die voor de Tweede Kamerverkiezingen zieltjes won met de slogan: “We laten iedereen vrij, maar niemand vallen”.
Er kleeft straks, zo vrezen uw Afghaanse ambassademedewerkers, wellicht bloed aan uw handen.
Het bloed van hen, van hun partners, van hun kinderen en van hun overige familieleden…
En nou vroeg ik me af: ligt u van zoiets nou wakker?
Maakt u vandaag in het Kamerdebat gebruik van de gelegenheid om meteen diep door het stof te gaan?
Of glijdt dit van u af als water van een eend?
En wat zegt dat dan over u?
Groet,
JanD
PS. Cadeautje. Hij was er helaas alleen in de helft van de lengte die ik zocht, maar nog wel in uw kleur.
Disclaimer: Het dagelijkse ‘Briefje van Jan’ schrijf ik ‘om niet’. Wil je desondanks doneren, dan kan dat eenmalig via mevrouw Dijkgraaf of maandelijks via de rolstoelmarokkaan.