Duitsland, 1946. Eddie Wheelan, ambulancechauffeur in het Amerikaanse leger, wil lekker lang uitslapen. Sidney Blumfeld, journalist uit Brooklyn, zoekt een goed verhaal. Hun paden kruisen elkaar tijdens de executie van Franz Schlegelmayer, een kleine oorlogsmisdadiger, in dit spannende verhaal van Heere Heeresma jr.
In het bleekblauwe ochtendlicht van een koude aprildag in 1946 reed een kleine Amerikaanse legertruck in positief tempo over een smalle, rechte weg door zompig Duits akkerland waarop hier en daar nog plakken sneeuw lagen. Op de zijkanten, het dak en de achterdeuren van de donkergroene truck stond een rond wit vlak met een rood kruis: een militaire ambulance. Achter het stuur zat soldaat-verpleger Eddie Wheelan. Hij was een roodharige jongen uit upstate New York met sproeten en een neus als een skischans. Naast hem in de trillende cabine zat soldaat-verpleger Sal Martini. Hij was een jongen uit Hoboken, New Jersey, met zwart haar en een gebroken neus. Hij sliep ineengedoken in de hoek van de bank en het rechterportier, met de armen over elkaar, een wollen bivakmuts over de ogen getrokken.
De ambulance reed langs een tijdelijke oorlogsbegraafplaats, zoals er vlak na de oorlog talloze in het Duitse landschap lagen. Een tiental houten kruizen, niet meer dan gekruiste planken, sommige getooid met een Stahlhelm, markeerden de graven. The only good Kraut is a dead Kraut, dacht Eddie. Nee, dat was niet waar. Hij prefereerde levende Duitse vrouwen.
Het was op dat moment dat hij de fietser in het vizier kreeg. Deze reed een slordige kilometer verderop op de verder lege weg voor hem uit. Eddie keek in zijn achteruitkijkspiegel; er was ook geen achteropkomend verkeer. Hij keek opzij naar Sal. Uit diens licht openhangende mond rolde gesnurk. Eddie verstevigde zijn greep op het stuur en trapte het gaspedaal dieper in. De ambulance helde achterover, het grommen van de motor verdiepte zich en bij het warmgele dashboardlicht klom de naald van de snelheidsmeter bibberend van 30 naar 40 mijl per uur. Eddie was een geluksvogel. Hij was pas na de oorlog naar Duitsland gestuurd. Zo ontkwam hij niet alleen aan de gevechten in Europa, maar ook aan die in de Pacific. Ambulancechauffeur was een luizenbaantje. Hij had vooral te maken met verkeersongelukken. Soms stapte iemand op een mijn of raapte iets op waar je beter vanaf kon blijven. En verder waren er de gevolgen van de combinatie drank, verveling en jongens met geweren.
Hij was de fietser tot op een meter of vijftig genaderd. Hij kon nu zien dat de achterband van hout was. De man – hij ging er vanuit dat het een man was – droeg een pet, een lange, groengrijze Duitse legerjas en klompen. Hij fietste diep voorover gebogen over de weg die langzaam omhoog liep. In de maanden na de oorlog lagen de greppels langs de Duitse landwegen vol met fietsers en voetgangers die bijna speels van de weg waren getikt. Geen haan die ernaar kraaide. Eddie kon zich er ook niet druk om maken. Dit volk verdiende niet beter.
‘You crazy fuck!’
Een derde hand greep het stuur en gaf een ruk naar links. De ambulance zwaaide om de fietser heen. Eddie gaf hard tegenstuur en wist ternauwernood te voorkomen dat de slingerende ambulance van de weg af schoot. In de achteruitkijkspiegel zag hij de fietser – het was een man, een oudere man – onverstoorbaar doortrappen.
‘What’s wrong with you?’ riep Sal uit. ‘You wanna hang too?’
‘I wasn’t really gonna run him over,’ zei Eddie lachend.
‘Well, you came damn close!’
‘I just wanted to scare him.’
Sal zakte terug in de hoek van de bank en het rechterportier. Met zijn armen over elkaar geslagen observeerde hij Eddie. Maar de boze trek op zijn gezicht versmolt al snel in een geamuseerde glimlach. ‘You crazy son-of-a-bitch!’
Ze lachten. Sal gaf Eddie een Lucky Strike en stak er zelf ook een op. Eddie keek op zijn horloge: tien over zeven. Hij moest er om half acht zijn.
‘Why do they always do it this early in the mornin’?’, vroeg hij.
‘Do what?’
‘Hangin’.’
Sal haalde zijn schouders op. ‘I dunno.’
‘I hate gettin’ up early in the mornin’,’ zei Eddie. ‘When I get home, I’m gonna find myself a job that will let me stay in bed as long as I like.’
‘Good luck.’
‘Are there no jobs like that?’
‘Well, I guess you could work night shifts.’
‘Hell, no!’, zei Eddie met een vies gezicht. ‘I want to sleep at night and stay in bed till noon.’
‘Jesus, you’re lazy!’
‘I’m not lazy, I’m relaxed. I’m an easygoing guy.’
Sal keek omhoog naar de rook van zijn sigaret die door de kier van het portierraam naar buiten werd gezogen. ‘Maybe you could try somethin’ artistic.’
‘Like what?
‘I dunno. Maybe painter.’
‘Painter?’
‘Yeah, you know, like Picasso.’
Eddie dacht even na en schudde zijn hoofd. ‘Nah, I can’t paint.’
‘Neither can Picasso.’
In het akkerland stond een onthoofde Panther; de geschutskoepel lag er ondersteboven naast. ‘Shot to shit,’ stelde Eddie vast.
Sal nam een lange trek van zijn sigaret en stak een wijsvinger op. ‘Bookwriter! You could try to be a bookwriter. You can write, can’t you?’
‘Sure I can.’
‘Well, be a bookwriter then. You can stay in bed as long as you like. Shit, you can even write in bed!’
Eddie knikte instemmend. ‘Sounds good. Yeah, I’m gonna be a bookwriter. Gimme five!’ Eddie stak zijn geopende rechterhand op en Sal sloeg de zijne er tegenaan.
Voor zijn eerste executie zorgde Sidney Blumfeld dat hij er piekfijn uitzag. Hij had zich extra glad geschoren en haalde voor de spiegel boven de wastafel in de kamer van Eugen Schramm een kam met Brylcreem door zijn haar. Het resultaat was een messcherpe scheiding over rechts. Sidney had de oorlog gemist. Terwijl zijn collega’s verslag deden van de grote veldslagen, interviewde hij de moeders, de vrouwen en vriendinnen van de soldaten die overzee gingen. Hij schreef artikelen over de oorlogsindustrie, de trainingskampen, over de noodzaak van de oorlog. Belangrijk werk voor het moreel, hielden zijn redacteuren hem voor. Maar hij wist dat ze hem gewoon niet goed genoeg vonden voor het grote werk. Pas toen de oorlog voorbij was lieten ze hem gaan. Het was verschrikkelijk. Er waren geen goede verhalen meer te vinden. De oorlog, de concentratiekampen, de Displaced Persons – het was allemaal al verteld. De veteranen waren naar huis en de bezettingstroepen die nu in Duitsland zaten waren melkmuilen die niets hadden meegemaakt en zich te pletter verveelden. Zijn reportages gingen hoofdzakelijk over soldaten die naar huis verlangden en zich door de tijd probeerden te worstelen. Bijvoorbeeld met amateurtoneel. Zijn redacteuren lieten doorschemeren niet bijzonder enthousiast te zijn over zijn productie. Hij speelde al met de gedachte om iets uit zijn duim te zuigen, maar durfde niet. Bovendien had hij geen fantasie. Maar nu deed zich een buitengewone kans voor. In deze kleine provincieplaats in de Amerikaanse zone zou een oorlogsmisdadiger terechtgesteld worden en hij mocht daar verslag van doen. Dit was zijn kans om naam te maken.
De plaatselijke hotels, voor zover niet in puin geschoten, zaten vol met officieren en andere journalisten die meer konden betalen, maar een relatie in het leger had deze kamer voor hem kunnen regelen. Hij zat ingekwartierd bij een Duits echtpaar en de kamer was van hun negentienjarige zoon die aan het Oostfront was gesneuveld. Deze gastvrijheid was waarschijnlijk niet vrijwillig.
De ouders van Eugen woonden in een klein rijtjeshuis in een stille buitenwijk. Otto Schramm was een kleine, kalende man met een knijpbrilletje. Hij was boekhouder bij een machinefabriek waarvan de activiteiten in 1944 door de Royal Air Force waren stilgelegd. Binnenshuis droeg hij een mouwloos colbertvest, waardoor hij eruitzag als een ober. Ursula Schramm was een potige vrouw met een gezicht als een schoenzool; lang, smal en plat. In haar schortjurk zag zij eruit als een keukenhulp. Great, dacht Sidney, my own Kraut servants. Hij was de vorige dag aangekomen en had zichzelf voor het avondeten uitgenodigd. Een waterige koolsoep met zuur brood. Aten ze dit altijd of was het speciaal voor hem? Hij zat er niet mee. Morgen was hij terug in zijn standplaats München met de voortreffelijke veldkeukens van het leger.
Hoewel hij zich had voorgenomen geen Duits te spreken tijdens zijn verblijf in dit vervloekte land, maakte hij voor de Schramms een uitzondering. Hij vertelde ze honderduit over de concentratiekampen die hij had bezocht en maakte er geen geheim van dat hij Joods was. De Schramms hoorden hem hoofdzakelijk zwijgend aan. Natuurlijk wisten zij nergens van. In hun ogen zag hij geen haat of zelfs maar angst, slechts diepe verslagenheid. Vanaf de muren van de huiskamer keek Eugen in verschillende leeftijden op hem neer; een blonde jongen met een fris, open en totaal onnozel gezicht. De uniformen van de Hitlerjugend en de SS stonden hem goed.
Eugens jongenskamer op de eerste verdieping lag er ogenschijnlijk bij zoals deze hem had achtergelaten. Modellen van Duitse oorlogsvliegtuigen hangend aan het plafond, posters van tanks en slagschepen aan de muren, een bruine voetbal in een hoek. Het was duidelijk dat de Schramms de kamer van hun dode zoon als een heiligdom in stand hielden. Welnu, dat ging hij, Sidney Blumfeld uit Brooklyn, dan eens goed ontheiligen. Nadat hij zijn intrek in Eugens kamer had genomen, begon hij direct met de doorzoeking. Hij trok de laden van een klein schrijfkabinet open en keek in de klerenkast. Het duurde niet lang voordat hij had gevonden wat hij zocht. Hij was maar zes jaar ouder dan Eugen en wat dit betreft verschilde een Joodse jongen uit Brooklyn niet zoveel van een Hitlerjongen uit Beieren. Hij vond de foto’s in de smalle spleet tussen de muur en de zware klerenkast, maar tot zijn verrassing stonden er geen vrouwen op. Het waren foto’s van naakte of bijna naakte gespierde jongemannen in sportieve en heldhaftige houdingen. Ze leken hem afkomstig uit tijdschriften over lichaamscultuur en naturisme, maar er zat ook een foto van Tarzan bij, hand in hand met een chimpansee.
Sidney keek op zijn horloge: kwart over zeven. Hij liep naar het raam en keek in de stille straat. De open Jeep met zijn chauffeur, een soldaat, stond al voor de deur. Hij legde zijn toilettas in zijn koffer en keek de kamer rond. In een van de laden van het schrijfkabinet was hij inktpotten tegengekomen. Blauwe en groene inkt van Pelikan. Eugen had ze toch niet meer nodig, dus stopte hij ze in zijn koffer. Hij trok zijn bruine trenchcoat aan en stak de foto’s van de beeldige jongemannen in zijn binnenzak. Met koffer en draagbare schrijfmachine liep hij de trap af. De Schramms stonden in de huiskamer naar hem te kijken, afwachtend als personeel.
‘Ich geh wieder. Danke für die Gastfreundschaft.’ Hij deed alsof hij de huiskamer wilde uitlopen en draaide zich weer om. ‘Ach ja…’ zei hij en haalde de foto’s uit zijn binnenzak. ‘Das hab ich gefunden. In sein Zimmer. Hinter dem Schrank.’ Hij spreidde de foto’s uit op de eettafel. De blauwe Arische ogen van de Schramms vielen bijna uit hun kassen. ‘Auf Wiedersehen,’ zei Sidney. En terwijl hij wegliep: ‘Nazi bastards!’
Toen Sidney het huis uit kwam, stapte de soldaat uit de Jeep. Het was een jongen met een vrolijk gezicht en stroblond haar onder een eenvoudige soldatenpet. Hij salueerde niet, want Sidney was een burger, maar gooide wel zijn half opgerookte sigaret weg.
‘Good morning, soldier,’ groette Sidney opgewekt.
‘Good morning, sir. Lieutenant McIntyre sent me. I’m your driver for today.’
‘Great!’ Sidney zette zijn koffer en schrijfmachine achterin de Jeep en nam plaats op de bijrijdersstoel. De soldaat ging achter het stuur zitten en ze reden weg. Sidney hield de soldaat een pakje Lucky Strikes voor en deze nam er een uit.
‘What’s your name, soldier?’
‘Doug, sir.’ Hij had een West Coast-accent.
‘Well, Doug, how do you like it in Krautland?’
‘I like it fine, sir.’
‘You do? What do you like best?’
Doug hoefde geen seconde na te denken. ‘Bumsen, sir.’
‘Bumsen?’
‘Yes, sir. You don’t know what bumsen is?’
‘No.’
‘Well, how should I explain? Ehm… it’s the same thing as ficken.’
‘Ficken… You mean…?’
‘Yes, sir.’
‘Oooh…’ Sidney knikte begrijpend. ‘Is there a lot of ficken going on?’
‘Absolutely, sir! And bumsen too! I mean, with all the Kraut guys as POW’s, not to mention KIA, you can have your pick of women. And they need the money.’
‘Sounds great,’ zei Sidney, die walgde bij de gedachte aan Duitse vrouwen.
‘It is!’
Ze lieten de buitenwijk achter zich en reden de oude stad binnen. Je kon zien dat hier gevochten was. Er zaten kogelgaten in de gevels en veel ramen waren nog kapot. Hier en daar stond een uitgebrand of ingestort huis. Er kwam hen een auto tegemoet, getrokken door een paard. Doug vertelde dat dit tot voor kort de Adolf-Hitler-Strasse was. Het had zijn oude naam terug: Franz-Josef-Strasse.
‘Over there, sir.’ Doug knikte naar twee vrouwen die bij de ingang van een smalle steeg stonden. ‘Open for business.’ Het leken Sidney vrouwen van middelbare leeftijd – of ze moesten vroeg oud geworden zijn. Ze droegen keurige hoedjes en lange winterjassen. Een ervan had een damestasje aan haar arm. Als hun lippen niet zo rood waren, konden ze zó naar de kerk.
‘So you’re going to write about the hanging?’ vroeg Doug.
‘That’s my job.’
‘Have you been to a hanging before?’
‘I’ve seen a few.’
‘I guess it’s kinda… interesting.’
‘You’ve seen one, you’ve seen them all.’
‘Well, I think a lot of these Krauts deserve hanging, sir. For what they did with the Jews and all.’
Sidney ging er niet op in.
‘You’re Jewish, right?’
‘Yeah,’ zuchtte Sidney.
‘What would you like to do with them, sir?’
‘What would I like to do with them? Well…’
Op het laatste stuk door de stad had Eddie de sirene aangezet; een langgerekt, klagelijk geluid dat als een sliert achter de ambulance hing. De militaire wegwijzers volgend, arriveerden ze om vijf voor half acht op hun bestemming, een eeuwenoud sprookjeskasteelachtig bouwwerk met geheimzinnige torentjes en tierlantijnen, donker als de grijze lucht waarnaar ze in een Wagneriaans crescendo opstegen.
‘Who lives here?’ vroeg Sal, door de voorruit omhoogkijkend. ‘Count Dracula?’
Eddie stopte voor een toegangspoort aan de zijkant van het bouwwerk. Ter weerszijden van de poort stonden twee reusachtige militaire politiemannen. De linker verliet zijn post en liep naar de ambulance. Eddie draaide zijn raampje omlaag. De MP bracht twee vingers naar de rand van zijn helm. ‘Morning.’
‘Mornin’,’ antwoordde Eddie. ‘Five Nine Four Medical Company, Bamberg. We’re here to pick somethin’ up.’ Hij gaf de MP een brief en de militaire identiteitskaarten van Sal en hemzelf. De MP bekeek ze en gaf ze terug.
‘I want to look in the back.’
‘Go ahead. Doors are open.’
De MP liep naar de achterkant van de ambulance, deed de deuren open en keek naar binnen. Hij deed de deuren weer dicht en liep Eddie voorbij, terwijl hij met zijn rechterarm zwaaide dat deze door mocht rijden. Eddie reed door de diepe, donkere poort en moest daarna scherp naar rechts draaien en meteen stoppen.
‘Well,’ zei hij, ‘I guess we’re there.’
Ze stonden op de binnenplaats, recht tegenover de galg. Deze bestond uit twee palen met een dwarsbalk ertussen. In het midden van de dwarsbalk zat een haak waarin de strop hing. De galg stond op een schavot, zo’n drie meter boven de grond. De ruimte onder het schavot was afgeschermd met zwart doek.
‘You’ll have somethin’ to write about, back home,’ zei Sal.
Een MP, alweer een reus, kwam bij Eddie’s raampje staan. ‘Park it with the back towards the gallows. So we can shove him right in.’
‘Okidoki.’
Terwijl Eddie de ambulance manoeuvreerde, zwierde de Jeep met Sidney er toeterend omheen. ‘Hey, Mack!’ riep Sidney naar luitenant McIntyre, een twintiger met een knap en intelligent gezicht. Deze stond te praten met een groepje journalisten en kwam lachend naar hem toe.
‘Hi, Sid! Congrats!’
‘With what?’
‘Hitler’s birthday.’
Sidney was sprakeloos.
‘Justice, buddy!’ zei luitenant McIntyre en sloeg hem op de schouders. ‘Hanged on Hitler’s birthday. How were the Schramms?’
‘Charming. Thanks for the ride.’
‘Of course. Only the best for the free press, the cornerstone of our democracy. I actually mean that.’ Luitenant McIntyre hield hem een pakje Lucky Strikes voor en hij trok er een uit.
‘Say, what is this place?’ vroeg Sidney. ‘It’s not a prison, is it?’
‘City Hall. A former princely palace. The only place with some privacy.’
‘Who runs the show here?’
‘Major Collins over there. He’ll fill you in on our main character.’
Majoor Collins was een oudere man met een langwerpig Iers paardenhoofd en zilvergrijs haar onder een scherp gesneden side cap. Hij stond te praten met twee luchtmachtofficieren, een kolonel en een tweesterrengeneraal. Sidney ging achter de luchtmachtofficieren in zijn blikveld staan, maar majoor Collins negeerde hem. Toen hij zijn sigaret had opgerookt kuchte Sidney achter zijn hand.
‘Yes?’ vroeg majoor Collins. Hij had een stem die uit zijn borst leek te komen.
‘Blumfeld, sir. Syndicated Press.’
‘Ah, another journalist. What can I Jew for you?’
‘Just some questions, sir,’ zei Sidney en haalde pen en notitieblok uit een zijzak van zijn trenchcoat, terwijl hij zich afvroeg of hij echt had gehoord wat hij gehoord had. ‘This Franz Schlegelmayer, what can you tell about him?’
‘Oh, he’s small potatoes,’ zei majoor Collins. ‘Garden variety Nazi. But big in his village. Killed two American airmen, bomber crew who had surrendered. That’s why these gentlemen are here as witnesses.’
‘How did we catch him?’
‘He was shopped to us by his underlings. To save their own necks, of course. No honor among Nazis.’
‘What happens to the body?’
‘Goes to the family. Had he been a bigshot, we’d bury him somewhere secret or flush his ashes down the toilet – don’t write that. But he’s a nobody, so the family can have him.’
‘Thank you, sir,’ zei Sidney. ‘And your name is Collins?’
‘That’s right.’
‘That is C-O-L-L-I-N-S?’
‘Correct.’
Sidney borg pen en notitieblok op en liep terug naar luitenant McIntyre, die aanpapte met een jonge fotografe van Life met een kokette baret op haar blonde krullen. ‘This Collins,’ vroeg hij, ‘is he OK?’
‘Sure,’ zei luitenant McIntyre. ‘Why?’
‘I said my name is Blumfeld and he said: “What can I Jew for you?”. Jew!’
‘Oh, come on, Sid!’ lachte luitenant McIntyre en legde een broederlijke hand op zijn schouder. ‘He just slurs a bit when he has had a drink.’
He didn’t look drunk to me, dacht Sidney, maar liet het erbij zitten.
Wally Winkle, Walter voor intimi, keek door de zoeker van zijn 16 mm-camera. Van de zeven en een halve minuut film in het magazijn had hij al drie minuten verschoten aan sfeerbeelden. Hij had een panning shot van 360 graden gemaakt van de muren van de binnenplaats, maar achteraf realiseerde hij zich dat die het bioscoopjournaal nooit zou halen. Veel te lang. Hij was bang niet genoeg film te hebben voor de executie en overwoog een nieuwe rol in het magazijn te stoppen. Maar daar zou hij zeker twee minuten mee bezig zijn en wat als de terdoodveroordeelde dan naar buiten kwam? Hij keek op zijn horloge: kwart voor acht. Het kon elk moment gebeuren.
Wally had nog nooit een executie gedaan en probeerde te bedenken welke beelden hij absoluut nodig had. Gezichten van toeschouwers! Die kon hij niet tijdens de executie zelf draaien, want dan moest hij de galg permanent in beeld houden. Hij keek om zich heen naar geschikte koppen. De journalisten en fotografen vielen direct af. Te intellectueel. De officieren en MP’s voelden onbenaderbaar. Toen viel zijn oog op twee soldaten bij de ambulance. Regular guys. Ze zaten op de rand van de laadruimte te roken.
‘Hi, fellas,’ groette Wally voortvarend. ‘Would you guys like to be in a newsreel?’
Eddie en Sal keken met slaperige ogen naar hem op. ‘What do you want us to do?’ vroeg Eddie.
‘Just look at the gallows.’
Eddie en Sal wisselden een blik. ‘Sure,’ zei Sal schouderophalend. ‘We can do that.’
‘OK, great!’ zei Wally enthousiast en zette de camera op zijn schouder. ‘Just stand over there and look up while I take the shot.’
Eddie en Sal gingen naast elkaar staan en keken schuin omhoog. ‘Like this?’ vroeg Eddie.
‘Ehm… maybe you should take your cigarettes out of your mouths,’ suggereerde Wally. Eddie en Sal voldeden aan het verzoek.
‘Good!’ riep Wally. ‘Now hold it like this.’
Terwijl Eddie en Sal met strakke gezichten schuin omhoog keken naar de lege galg, draaide Wally aan de schijf met lenzen. Hij probeerde eerst de 35 mm, maar koos toch voor een close shot met de 50 mm. Hij aarzelde tussen T8 en T5.6, koos voor de laatste en stelde scherp.
‘How long should we stay like this?’ vroeg Sal.
‘Just hold it! Don’t talk!’
Wally hield de opnameknop tien seconden ingedrukt. Eddie en Sal bleven gedurende het hele shot onbewogen. Maar dat was juist het probleem.
‘I’m not happy, guys,’ zei Wally. ‘There’s no expression.’
‘Well, what expression do you want?’ vroeg Eddie.
‘You’re looking at a hanging,’ legde Wally uit. ‘Try to look solemn.’
‘How do you look solemn?’ vroeg Eddie.
‘Somber. Sad.’
‘Why should we look sad?’ vroeg Sal. ‘This guy is a bastard. He deserves to hang.’
Wally besefte dat verdere regieaanwijzingen alleen maar contraproductief zouden werken. ‘OK, just do what you want.’ Hij zette de camera op zijn schouder en door de zoeker zag hij Eddie en Sal breed lachend omhoogkijken, trekkend aan hun sigaretten, elkaar aanstotend en wijzend op de denkbeeldige gehangene. ‘Great! Fantastic! Thanks, guys!’ Het was een prachtig shot en volkomen onbruikbaar.
Majoor Collins keek op zijn horloge, salueerde kort naar de luchtmachtofficieren en verdween met twee MP’s door een deur in de muur van de binnenplaats. This is it, dacht Sidney en haalde pen en notitieblok tevoorschijn. I need details, details, details. De andere journalisten en de fotografen hadden het ook in de gaten en verzamelden zich voor de deur. Het was een deur zoals ze die niet meer maakten. Massief hout met zwaar ijzerbeslag. Toen de deur een paar minuten later openging, kwam er tot Sidneys verrassing een katholieke priester in vol ornaat uit, prevelend uit een klein boekje dat hij met twee handen voor zijn borst hield. Daarna kwam een MP naar buiten, gevolgd door een opvallend kleine man in een Duits uniformjasje zonder onderscheidingstekens en nog een MP. De MP’s liepen ter weerszijden van de kleine man en volgden de priester, die langzaam maar onafwendbaar naar de galg liep. Daarna kwam majoor Collins naar buiten in gezelschap van een legerarts en een officieel uitziende heer in burger. Als laatste stapte een bijzonder grote man uit de deur, gekleed in een verschoten groen soldatenjack met sergeantsstrepen en met een pet op zijn hoofd. Hij had een worst, een salami of iets dergelijks, waar hij met een groot mes een stuk vanaf sneed dat hij in zijn mond stak.
De aanblik van de kleine man tussen de enorme MP’s was bijna lachwekkend. Hij kwam nog niet tot hun schouders. Wat het nog belachelijker maakte waren de spuuglok en de bloksnor, die het nét niet hadden, waardoor de kleine man eruit zag als een slechte Hitler-lookalike. Sidney kon zijn geluk niet op; hij had de titel voor zijn artikel al: POCKET-SIZE HITLER HANGS FOR HIS CRIMES. De kleine man keek strak voor zich uit naar de zwarte mantel van de priester. Er sprak geen enkele emotie uit zijn gezicht. Het meest opvallend waren de dikke, donkere wallen onder zijn ogen. Misschien was hij doodmoe en wilde hij alles gewoon achter de rug hebben. Of misschien was hij ergens anders, in het Walhalla of in een mooie herinnering. Hij liep met zijn handen op de rug, alsof hij kuierend een wandeling maakte. Toen hij Sidney voorbij liep, zag deze dat diens handen waren vastgebonden.
Achteruitlopend hield Wally de stoet in zijn zoeker. Hij was niet tevreden over het shot. De priester belemmerde het zicht op de kleine man. Hij liet de opnameknop los om film te sparen. Toen de stoet de galg genaderd was, hield de priester plotseling halt en draaide zich om. Hij pakte de crucifix die aan een ketting om zijn nek hing en hield hem omhoog voor het gezicht van de kleine man. Deze boog zich iets voorover en drukte een kus op het kruisbeeld. Wally prees zich gelukkig met dit shot, al kostte het tien seconden film. De priester besteeg de trap naar het schavot met trage, plechtige tred. Gelukkig volgde de kleine man in iets hoger tempo. Hij leek zowaar haast te hebben. Wally klom op de motorkap van een Jeep. Hij had nog twee minuten film. Terwijl de priester psalmodiërend over het schavot drentelde, bonden de twee MP’s een touw rond de enkels van de kleine man die onder de strop stond. Deze keek schuin omhoog met de blik van iemand die zich afvraagt of hij thuis het gas wel heeft dichtgedraaid. Majoor Collins en de officieel uitziende heer lazen iets voor van papieren. De laatste deed dat in het Duits. Dit kostte teveel tijd en Wally liet de opnameknop los. Het werd weer interessant toen de grote worsteter het schavot beklom en een zak van zwarte stof over hoofd en nek van de kleine man schoof. Daarna trok hij de strop omlaag en schikte die om diens nek. Wally hield de opnameknop ingedrukt in de verwachting dat de kleine man nu ieder ogenblik door het luik kon vallen. Maar de priester wist niet van ophouden. Met hun handen voor de gulp stonden majoor Collins en de officieel uitziende heer eerbiedig te wachten. Voor het eerst in zijn leven betreurde Wally het dat hij niet katholiek was opgevoed. Dan had hij misschien geweten hoelang dat kutgebed duurde. Aan het geluid kon hij horen dat hij aan zijn laatste meters film bezig was. Koortsachtig overdacht hij wat hij moest doen. Het leek hem logisch dat de executie pas zou plaatsvinden nadat de priester het gebed had afgerond en dus liet hij de opnameknop los. Op dat moment ging het luik open. Wally verstuikte zijn wijsvinger, zó hard drukte hij de opnameknop weer in. Maar de kleine man was weg. ‘Shit!’ siste Wally en stampte met zijn soldatenlaars op de motorkap van de Jeep, waardoor hij even in het middelpunt van de belangstelling stond.
‘That’s all, folks,’ zei Eddie, zittend op de rand van de laadruimte van de ambulance, en Sal bootste de bijbehorende afscheidstune na. Majoor Collins, de officieel uitziende heer, de priester en de grote worsteter daalden het schavot af. Majoor Collins en de luchtmachtofficieren schudden elkaar de hand en namen saluerend afscheid. De priester en de officieel uitziende heer verdwenen door de deur waardoor ze gekomen waren en de grote worsteter stapte lachend op de journalisten af, terwijl hij weer een stuk van zijn worst afsneed. ‘Nice to hang a Kraut again,’ zei hij. ‘I’ll hang anybody who deserves hangin’, but I prefer Krauts.’ Hij vertelde dat hij sinds D-Day al meer dan tachtig Amerikaanse soldaten had opgehangen, voornamelijk voor misdrijven tegen de plaatselijke bevolking. De kleine man was een welkome afwisseling. Ook Sidney was tevreden. Hij had een schat aan details kunnen noteren, waarmee hij een interessant en sfeervol artikel kon samenstellen.
‘Can I ask you somethin’?’
Sidney keek op van zijn notitieblok naar de soldaat-verpleger die hem had aangesproken. ‘Shoot.’
‘Are you a bookwriter?’ vroeg Eddie.
Sidney drukte een superieur lachje weg. ‘No, I’m a journalist.’
‘But you do write, don’t you?’
‘This isn’t writing,’ zei Sidney, zijn notitieblok omhoog houdend. ‘It just looks like that. I make writing gestures.’
‘What’s the difference between a bookwriter and a journalist?’
‘A writer has fantasy. That’s why I am a journalist. I have no fantasy.’
Eddie liet dit even bezinken. Toen vroeg hij: ‘As a journalist, can you stay in bed till noon?’
‘What?’
Eddie maakte een wegwuivend gebaar. ‘Never mind.’ Hij ging weer naast Sal op de rand van de laadruimte van de ambulance zitten. ‘Shit!’ zei hij.
‘What’s up?’ vroeg Sal.
‘He said you need fantasy. To be a bookwriter. I don’t have fantasy.’
Majoor Collins keek op zijn horloge. ‘Whaddaya think, doc?’
‘I’ll have a listen,’ zei dokter Kirby, de legerarts; een lange, leptosome man vrijwel zonder kin. Hij schoof het zwarte doek opzij en verdween in de ruimte onder het schavot. Bij het licht dat door het open luik viel, hing de kleine man er vredig bij. Alleen stond zijn hoofd in een wat vreemde hoek op zijn schouders. Dokter Kirby haalde zijn stethoscoop uit een zijzak van zijn lange legerjas. Hij maakte de bovenste knopen van het uniformjasje van de kleine man open en duwde de dikke, dekenachtige stof opzij. De lucht van zweet en gebrekkige bewassing kwam hem tegemoet. Dokter Kirby was wel wat gewend, maar ervoer het toch als ongewenste intimiteit. Hij trok het groezelige onderhemd omlaag en drukte zijn stethoscoop op de bleke, licht behaarde borst. ‘Cough,’ zei hij.
Een reactie bleef uit.
Dokter Kirby borg zijn stethoscoop op en stapte onder het schavot vandaan. ‘He’s gone to hell,’ deelde hij majoor Collins wetenschappelijk mee.
‘Sergeant!’ riep majoor Collins naar een van de MP’s.
‘OK, you guys!’ riep deze naar Eddie en Sal. ‘Get the stretcher!’
Ze knipten hun sigaretten weg, pakten een draagbaar uit de ambulance – niet meer dan twee lange stokken met een lap canvas ertussen – en volgden de MP onder het schavot. De kleine man zweefde ongeveer een halve meter boven de grond. This is not enough, dacht Eddie. I need fantasy.
‘Put it here,’ zei de MP en Eddie en Sal rolden de draagbaar open op de kinderkopjes van de binnenplaats. Terwijl de grote worsteter het touw boven het hoofd van de kleine man doorsneed, sloeg de MP zijn armen om diens lichaam alsof hij een lang gemiste geliefde omhelsde. Toen het touw was doorgesneden viel de kleine man over de rechterschouder van de MP. Deze liep naar de draagbaar, zakte door zijn knieën en liet de kleine man achterover vallen. Diens achterhoofd kwam met het geluid van een brekende eierschaal op de kinderkopjes onder het canvas terecht.
‘OK, take him away,’ zei de MP.
Eddie en Sal stapten met de draagbaar onder het schavot vandaan en liepen naar de ambulance, Eddie voorop. Fantasy, dacht hij. Where do I get fantasy?
‘Wait!’ klonk het achter hem. ‘Put him down!’
Overdreven zuchtend zetten Eddie en Sal de draagbaar op de grond.
De grote worsteter kwam met zijn mes aanlopen. ‘I want my hood back.’ Hij knielde naast de draagbaar, wurmde zijn vingers achter de strop en begon eraan te trekken. Toen er wat ruimte ontstond tussen de strop en de nek van de kleine man, stak hij zijn mes ertussen en sneed het touw door. Hij pakte de bovenkant van de zwarte zak om het hoofd van de kleine man vast. ‘Some of you folks may not wanna see this,’ waarschuwde hij de toegestroomde kijklustigen. Dezen hielden hun adem in in de verwachting van een gruwelijk verwrongen gezicht met uitpuilende ogen en een uitgestoken tong. De verrassing, of misschien wel de teleurstelling, was dan ook groot toen de grote worsteter de zwarte zak in één ruk van het hoofd trok. Het gezicht van de kleine man straalde een engelachtige rust uit, een slapend kind gelijk. Maar Eddie was de enige die zag hoe plotseling de ogen opengingen en de mond onder de bloksnor in een brede lach openbrak die de konen deed glimmen. En hij was de enige die de kleine man hoorde vragen: ‘Darf ich noch einmal?’