In de waan van een stikstofcrisis die ons, onder aanvoering van Kaag & Co, wordt aangepraat, kan het zover komen dat boeren worden gedwongen hun grond af te staan, stelt het Planbureau voor de Leefomgeving. Een krankzinnig voorstel, dat als de wiedeweerga definitief van tafel moet, omdat het gelijk staat aan het weggooien van miljarden euro’s.
De Rabobank stelde in 2019 al dat D66-plannenmakerij zeer ingrijpende gevolgen zal hebben voor Nederlandse economie. De halvering van de veestapel zou de Nederlandse economie jaarlijks 3,5 miljard euro kosten. Ook zouden meer dan veertigduizend mensen in de intensieve veehouderij hun werk verliezen. Volgens analisten van de Rabobank – de grootste financier van de Nederlandse landbouw – leidt een halvering van de intensieve veehouderij tot maximaal vijf procent reductie van de stikstofuitstoot. Naast dat krimp dus leidt tot een jaarlijkse schadepost van 3,5 miljard euro en het verlies van meer dan 40.000 arbeidskrachten, zou een halvering van de veestapel ook een ‘enorme kapitaalvernietiging’ tot gevolg hebben. Eenmalig moet aan activa – stallen, boerderijen – zo’n 4,3 miljard euro worden afgeschreven. Dat is zo’n 1,5 miljoen per bedrijf. De drastische inkrimping van de veestapel, zoals de club van Kaag graag wil, is voor een forse afname van de stikstofuitstoot dus totaal inefficiënt. Het idee dat er met deze maatregelen ook weer ruimte komt voor woningbouw, is bovendien ronduit hypocriet, omdat D66 de partij is die ongebreidelde massa-immigratie geen strobreed in de weg legt, waardoor het met 85.000 nieuwkomers per jaar bouwen tegen de bierkaai blijft.
Door de jarenlange malaise rond de belastingdienst zijn we ons bewust geworden dat er iets structureel mis is met het vermogen van onze overheid en het hele staatsapparaat om met burgers te communiceren. In de hele corona-aanpak was dat onvermogen al zichtbaar, met schadelijke gevolgen. Kort daarvoor hadden we de stikstofkwestie en de woedende boeren, die zich niet gehoord wisten.
Omdat het aantal boeren gestaag gedaald is de laatste tientallen jaren, hebben ze vrijwel geen democratische invloed meer. Het belang van de agrarische sector wordt vaak met selectieve cijfers gebagatelliseerd, zodat het nemen van maatregelen ten nadele van boeren makkelijker wordt geaccepteerd. Feit is echter dat 55 procent van ons handelsoverschot te danken is aan de landbouwsector. Sinds Nederland minder gas is gaan exporteren, drijft onze welvaart dus nu grotendeels op juist deze onterecht verguisde sector. Dat komt neer op bijna een miljard euro per week die ons land binnenkomt. Het aantal mensen dat werk heeft dankzij de sector bedraagt ruim 600.000 voltijdsbanen.
Door efficiënt en innovatief werk van deze familiebedrijven, kijkt elk land ter wereld jaloers naar hoe wij voorop lopen bij duurzaamheid, productiemethoden, voedselveiligheid en dierenwelzijn. Als klein land zijn we één van de grootste voedselexporteurs ter wereld, in absolute cijfers nota bene. Juist deze exportpositie ligt vaak onder vuur, deze export vindt echter grotendeels plaats naar onze buurlanden, iets dat je eigenlijk als regionaal kunt beschouwen. Daarnaast is dat voor de buurlanden ook noodzakelijk, omdat hun zelfvoorzieningsgraad dermate laag is, dat ze zonder Nederlandse producten er een voedseltekort zouden hebben.
Daar mogen we best trots op zijn. En om dat te tonen, moeten we onze boeren veel meer waarderen en in alle rust laten boeren.