Vrienden namen ons mee naar het verwaarloosde kasteel Beverweerd, dat even vervallen is als mooi gelegen, wat het een on-Nederlandse romantiek geeft. Nauwelijks had ik een voet over de drempel gezet of ik meende een schilderij te zien van Kees van Dongen, nonchalant tegen een raampost gezet. Wat deed dit onbetaalbare schilderij in dit afgetrapte kasteel? Nadat ik verderop een schilderij zag in de stijl van Klimt begon het kwartje te vallen: dit was het domein van meestervervalser Geert Jan Jansen. In het kasteel was van alles te koop, van jam tot wijn, maar vooral het werk van Jansen. Die vanuit een hoek bij de entree met een tevreden glimlach stond toe te kijken. Achter hem, bij de trap naar zijn eigen vertrekken, stonden rijen stukken die de schilder had verkocht, in de stijlen van Cobra en Picasso; Monet en Van Gogh en vele anderen. Dit financiële succes was voor de schilder ongetwijfeld prettig, maar niet genoeg om de blijmoedige sfeer te verklaren.
De ondertussen 78-jarige Jansen werd in 2000 veroordeeld in Frankrijk en zat een half jaar gevangen. De Franse politie had duizenden vervalsingen gevonden. De veroordeling was nog niet zo gemakkelijk geweest, omdat niemand aangifte wilde doen, beschaamd als de kenners waren dat ze in de vervalsingen van Jansen waren getrapt. De meester maakte schilderijen in de stijl van bekende schilders en verkocht deze onder hun eigen naam. Dat deed Jansen blijkbaar zo goed dat het gebeurde dat deze schilders de vervalsingen niet herkenden. Tijdens ons bezoek aan de tentoonstelling in Beverweerd liet Jansen met trots een foto zien van Karel Appel bij één van zijn vervalsingen, gemaakt op het moment dat de beroemde schilder officieel had verklaard dat dit stuk echt van hem was. Nadat hij zijn straf had uitgezeten besloot Jansen verder te werken en de stukken voortaan met zijn eigen naam te ondertekenen. Als je zijn schilderijen naast elkaar ziet geeft dat een vrolijk gevoel.
Dwalend door al die nepmeesters in dit verwaarloosde kasteel moest ik denken aan Walter Benjamin, de Duitse filosoof die schreef over authenticiteit, in Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid (1936). Wanneer een kunstvoorwerp wordt gereproduceerd zou het volgens hem het eigen ‘aura’ verliezen, of de bijzonderheid of echtheid. Dat gold voor Benjamin als van een stuk een afdruk werd gemaakt en zelfs al wanneer iets werd gefotografeerd. Het naschilderen van een stuk was natuurlijk sowieso uit den boze. Maar dat doet Jansen nou juist niet. Hij bekwaamde zich in de technieken van uiteenlopende schilders en maakte vervolgens in die stijlen zijn eigen schilderijen. Die kun je mooi of lelijk vinden, kunst of kitsch, maar ze zijn wel authentiek. Er is geen enkele reden om ze te reproduceren of na te schilderen, want de schilder is tegen een redelijke vergoeding graag bereid om dat zelf te doen.
Na een kort praatje nam de schilder ons mee naar zijn atelier bovenin het kasteel waar hij bezig was met ‘een paar cobratjes’, in de stijl van de naoorlogse Cobra beweging. Op de werktafel lag ook nog een schilderij in de techniek van Kees van Dongen. Waarom hij op een bepaald moment koos voor een specifieke kunststijl kon Jansen niet vertellen, wellicht spelen daarbij de voorkeuren van potentiële kopers een rol. De vraag ligt voor de hand waarom Jansen niet schildert in zijn eigen stijl, maar dat maakte deze werkplaats wel duidelijk. Juist al deze technieken samen vormen zijn unieke stijl. Een bijna oneindige reeks van mogelijkheden, van technieken die de schilder naar believen gebruikt. Eenzaam werkend boven in dit afgelegen kasteel, ver weg van de normen en regels van de kunstwereld. Jansen lijkt er nog altijd van te genieten. De tentoonstelling maakte ook mij blij, misschien wel omdat de schilder op zo’n authentieke wijze de spot drijft met opvattingen over authenticiteit.
Ronald van Raak schreef eerder over een Kruisweg in ballingschap.