Na een half jaar zet D66-leider Sigrid Kaag zich niet alleen over de weerstand tegen VVD-leider Mark Rutte heen, maar heft ze ook de blokkade tegen de ChristenUnie op. De bestaande coalitie kan door, als de onderhandelingen tenminste lukken. Maar waarom moest dat een half jaar duren? Waarom kon Kaag niet voorzien dat er voor D66 maar één keus was: doorgaan met de coalitie of nieuwe verkiezingen (met voor haar en voor D66 ongewisse afloop)? Waar komt die D66-afkeer van de ChristenUnie vandaan, hoewel de twee partijen qua klimaatbeleid, asielzoekers en ontwikkelingshulp doorgaans linkse bondgenoten zijn?
Er wordt veel gewezen naar de ‘magere mannen’ rond Kaag, twee voorlichters plus campagneleider en Tweede Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma, die eerst verantwoordelijk waren voor de Rutte-vijandige elementen in Kaags H.J. Schoo-lezing en ook een drank-roddel over informateur Johan Remkes verspreidden. En inderdaad heeft het er alle schijn van, dat de mannen rond Kaag haar eigen neiging om scherp aan de wind te zeilen verder hebben versterkt.
Maar: er moet meer aan de hand zijn. Als je als (inmiddels) partijleider vier jaar heel behoorlijk samenwerkt met een coalitiepartner als ChristenUnie, is het merkwaardig dat je vervolgens regeringssamenwerking met diezelfde ChristenUnie afwijst en daarbij neerbuigende kwalificaties bezigt als ‘stilstand’ en ‘een roestige auto’.
Zelfs voor Haagse journalisten die dagelijks staan te wachten voor deuren en bestookt worden door spindoctors is het tot op de dag van vandaag onduidelijk waar die D66-blokkade van zes maanden tegen de ChristenUnie nu precies op gestoeld was. Althans: waarom de afkeer van de CU blijkbaar zo groot is, dat de hele formatie om die reden eindeloos moest worden opgehouden.
De laatste keer dat Kaag redenen gaf voor de afwijzing van de ChristenUnie was begin september. Toen sprak ze over kennelijke onoverkomelijkheden op het gebied van ‘emancipatie en drugs’ – overigens tot verbazing van Gert-Jan Segers, fractieleider van CU, die opmerkte dat die thema’s tijdens de recente formatiegesprekken helemaal niet langs waren gekomen.
Bij eerdere gelegenheden waren bij D66 anti-confessionele weerstanden waar te nemen over zulke thema’s als abortus, euthanasie (voor 75-plussers die hun leven voltooid vinden) en het ‘gereguleerd’ vrijgeven van drugs. Ook weerstand tegen het oprekken van embryoselectie en gentherapie en het introduceren van het juridische meerouderschap waren redenen om geen zaken meer te willen doen met de ChristenUnie. D66 wil op dergelijke terreinen namelijk ‘stappen zetten’, nadat dat de afgelopen jaren door de ChristenUnie (en in mindere mate door het CDA) tegen zou zijn gehouden.
De anti-confessionele weerstand bij D66 is niet nieuw. Ook bij de kabinetsformatie van 2017 werd een voorjaar lang geprobeerd een kabinet te vormen van VVD, CDA, D66 en GroenLinks (toen nog zonder de PvdA). Dat strandde, zeer tot leedwezen van het D66 van Alexander Pechtold, op de weigering van GroenLinks om in te schikken over het asielbeleid.
Het verdriet over het mislukte binnenhalen van GroenLinks als coalitiepartner was bij D66 destijds groter dan bij GroenLinks zelf. De afkeer tegen het alternatief – regeren met ChristenUnie – was toen binnen D66 ook al torenhoog. De ChristenUnie werd eerst door Pechtold c.s. buitengewoon onhoffelijk bejegend, maar uiteindelijk werd de toenmalige blokkade toch ook opgeheven.
De aanvankelijke blokkade tegen ChristenUnie werd in 2017 naar buiten toe geleid door de toenmalige Amsterdamse wethouder Kajsa Ollongren. Een weekend lang getuigde ze in programma’s als Buitenhof van haar afkeer van ChristenUnie. Het weerhield Ollongren er overigens niet van, enkele maanden later toch als vicepremier toe te treden tot een kabinet mèt de ChristenUnie.
Het merkwaardige van die blokkades van D66 tegen de ChristenUnie is, dat die geen verband houden met wat D66 als eerste prioriteiten ziet. Toen Sigrid Kaag op donderdag 30 september stelde toch te gaan werken aan voortzetting van de bestaande coalitie, noemde zij het klimaat, onderwijs, Europa en de democratische rechtsstaat als eerste aandachtsgebieden. Geen woord over ‘voltooid leven’ of het vrijgeven van drugs.
Behalve in de vruchteloze assertiviteit van Kaag en haar adviseurs, moet de verklaring worden gezocht in hoe D66 zich het afgelopen decennium heeft ontwikkeld. Onder het leiderschap van Alexander Pechtold (2006-2018) werd D66 niet alleen een economisch gezien rechtse partij, gericht op versobering (‘hervorming’) van de verzorgingsstaat, maar ook een partij die meer dan ooit ontvankelijk was voor allerlei progressief gedachte lobby’s.
Dat D66 al sinds 1966 weinig principes kende en er prat op ging ‘pragmatisch’ te zijn, verschafte progressief georiënteerde pressiegroepen extra soepele toegang tot het nauwelijks gedefinieerde gedachtengoed van D66.
Zo wisten allerlei clubjes en netwerken zich toegang te verschaffen tot D66 en daarmee D66 als het ware in de greep te krijgen. Terwijl D66 dé partij van hoogopgeleid en welvarend Nederland werd en D66’ers opdoken in vooraanstaande en invloedrijke posities, zo kregen anderen met een beroep op weldenkendheid en progressiviteit op hun beurt toegang tot het geweten van D66.
Ergens in dat proces is ook de lichtheid, noem het de vrijzinnigheid van D66 teloorgegaan. D66 werd een partij zonder humor, met toenemende politieke correctheid, geobsedeerd door ‘de populisten’ – een partij ook met religieus ogende, verbeten inzet qua klimaat, het vrijgeven van drugs, het verder oprekken van abortus en euthanasie en het aanpakken van het christelijk bijzonder onderwijs.
Want dat is ook D66 anno 2021: begonnen als een partij die hunkerde naar vrijzinnigheid en tolerantie, is D66 nu geleidelijk verworden tot een partij die vrijheid wil afnemen, staatsregels wil opleggen, of het nou gaat om al dan niet fakenieuws (echt of niet) tot het volgen van buitenissige taalregels op straffe van intrekking van subsidie. De emancipatie à la D66 is verworden tot intolerantie.
D66 is namelijk ook leidend in het introduceren van de uit de Verenigde Staten geïntroduceerde identiteitspolitiek, ook wel betiteld als ‘woke’, die ras en ‘gender’ leidend laat zijn bij het indelen van de bevolking in daders en slachtoffers. Een van de vele raadsels daarbij: hoe valt het beweerde individualisme van D66 te rijmen met het raciale dan wel geslachtelijke groepsdenken uit de woke-wereld?
Hoe dan ook: D66-minister Ingrid van Engelshoven is de ongekroonde hoeder van het woke-denken, dat ze met haar subsidiepotten opdringt aan onderwijs, wetenschap en cultuur. Zoals Sigrid Kaag als minister van ontwikkelingshulp overigens de kassen vulde van heel activistisch Nederland, aanvankelijk tot aan de Moslimbroederschap toe.
Het is helemaal niet zo zeker, of de D66-leden, laat staan de (potentiële) D66-kiezers wel allemaal zo dol zijn op dit D66. Enerzijds is er de druk vanuit netwerken binnen en buiten de partij om allerlei progressiefs en politiek corrects te omarmen. Een deel van het partijkader zal het prachtig vinden, al was het maar om zo leidend te worden binnen links (en GroenLinks en PvdA leeg te eten). Partijen als Bij1 en Denk fungeren als radicale loodsvisjes om D66 heen om D66 politiek scherp en correct te houden.
Wie er bij D66 ongelukkig mee is, heeft weinig keus: zwijgen en meedoen, op straffe van sociale en politieke buitensluiting. Je hoeft niet talrijk te zijn om D66 te kapen. Het eigenaarschap van de morele superioriteit is voldoende.
Toch heeft de weerzin tegen de ChristenUnie bij allerlei aan D66 gelieerde clubjes en netwerken – van het Humanistisch Verbond en de Vereniging voor Vrijwillig Levenseinde tot het COC en verder – het nu net als in 2017 moeten afleggen tegen de voor de D66-leiding onaangename realiteit dat morele superioriteit niet in alle gevallen ook de route naar de macht is.
Wil er straks weer een D66-minister aan de subsidieknoppen zitten voor allerlei activistische en andere politiek correcte stichtingen, dan zal D66 zich moeten aanpassen aan de werkelijkheid. En die luidt dat niet alleen peilingen, maar ook verkiezingen laten zien dat links en woke niet in de meerderheid zijn in Nederland.
Sigrid Kaag krijgt nog een harde dobber. Ze leed dus al opzichtige nederlagen in het eerste half jaar van de formatie. Die fase sloot ze af met het op tafel leggen van een nieuwe menulijst met aanmatigende verlangens, eisen en breekpunten.
Kaag zal, hoe overtuigd ook van het eigen morele gelijk van haarzelf en van haar partij, opnieuw opzichtig moeten inleveren. Het D66 van Sigrid Kaag voelt zich dan wel beter dan de rest van de Nederlandse politiek, dat wil nog niet zeggen dat Sigrid Kaag Nederland ook kan dicteren.
Je kunt wel ‘een zo progressief mogelijk’ kabinet willen, maar niets wijst er op dat dat ook de conclusie is van de laatste Kamerverkiezingen. Het is even wennen voor een partij die opgericht is om Nederland meer democratie te bezorgen, maar recentelijk het referendum afschafte en zelfs niet meer echt voor de gekozen burgemeester is. Maar zo zijn de zaken.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week. Uw steun maakt Wynia’s Week mogelijk. U kunt HIER donateur worden. Hartelijk dank!