Dankzij Copernicus, Galilei en Newton weten we dat het scheppingsverhaal in de Bijbel een sprookje is en dat de meeste natuurlijke verschijnselen door de wet van de zwaartekracht kunnen worden verklaard. Met Copernicus begon het wetenschappelijk denken over het universum, terwijl voorheen de mensen voor waar aannamen wat in de Bijbel stond over de schepping. De wetenschap maakt steeds meer vorderingen. Volgens Darwin is de mens het product van de evolutie, waarbij de mensapen hem voorafgingen. Freud verklaarde religie als een sublimatie van verdrongen driftwensen. De natuur en de mens werden steeds beter begrepen. Wetmatigheden werden ontdekt zodat er steeds minder behoefte bestond aan magische of religieuze verklaringen. De religie moest zich steeds defensiever opstellen, maar het materialisme triomfeerde in de 20ste eeuw. Na vierhonderd jaar wetenschappelijke vooruitgang culmineerde dit in de jaren zestig tot de ontkerkelijking van de grote massa.
Een rationeel mens gelooft niet meer in God en verwerpt religieuze dogma’s over de openbaring, de menswording van God en andere vrome geloofsartikelen. De rationele mens vestigt zijn visie over het universum en over de mens op wetenschappelijke ontdekkingen en inzichten. Dit lijkt het einde te zijn van de religie of is dit even naïef als de aankondiging van het einde van de geschiedenis door Fukuyama?
In het deze maand verschenen boek Dieu, la science, les preuves van Michel-Yves Bolloré en Olivier Bonnassies wordt precies het omgekeerde van bovenstaande beweerd. Bolloré is ingenieur en informaticus. Bonnassies is een ondernemer die naast een technische opleiding ook theologie heeft gestudeerd. Als we kijken naar de wetenschappelijke ontdekkingen van de laatste decennia dan is het volgens deze auteurs niet meer rationeel het bestaan van God te ontkennen. Het zijn precies de atheïsten die nu irrationeel zijn en wie agnostisch is, is gewoon naïef. Atheïsten en agnostici hebben geen weet van de nieuwste wetenschappelijke inzichten.
Dit boek is geen pleidooi voor religies of voor de waarheid van de heilige schriften. De auteurs beperken zich tot de vraag of God bestaat. God wordt door hen gedefineerd als “een entiteit die niet ruimtelijk is, niet in de tijd bestaat, niet materieel is en aan de oorsprong ligt van de schepping van het universum en die ervoor heeft gezorgd dat de mens kan bestaan”. Volgens Bolloré en Bonnassies staan we voor een keerpunt in het denken van de grote massa, waarbij het wetenschappelijk en religieus denken met elkaar verzoend worden.
Ik beperk mij hier tot vier bewijzen uit dit lijvige boek. In feite gaat het niet om bewijzen, maar om theorieën die door steeds meer feiten worden bevestigd. Volgens de auteurs bestaan absolute waarheden slechts in de wiskunde (de som van drie hoeken van een driehoek is 180 graden; over duizend jaar is dit nog steeds waar). Over de wereld en de mens kunnen we slechts theorieën ontwikkelen die al of niet worden bevestigd door nieuw onderzoek. Volgens de auteurs van is het materialisme steeds moeilijker vol te houden (dit wil zeggen dat er geen geest zou zijn noch binnen, noch buiten het universum).
Het eerste ‘bewijs’ betreft de theorie van de thermische dood van het universum. De zon bestaat reeds vier miljard jaar en over vijf miljard jaar zal de zon volledig uitgedoofd zijn. Dan is de brandstof op en wordt de zon zwart en koud. Dat zal bij alle sterren van het universum het geval zijn. Er komt dus een dag, over miljarden jaren, waarop alle sterren uitgedoofd zijn en waar de ruimte koud en leeg zal zijn. Indien het universum al eeuwig zou bestaan dan zou het universum al lang uitgedoofd zijn. De theorie van de thermische dood dwingt ons daarom te denken dat er een begin is en dat iets of iemand er aan de oorsprong van ligt, want de schepping kan niet zomaar ex nihilo. Rationeel gezien zou dit laatste een absurde aanname zijn.
Een tweede theorie die het bestaan van een God bevestigt is de big bang-theorie. Deze theorie is contra-intuïtief, want men heeft altijd gedacht dat het universum stabiel is. De big bang-theorie zegt dat het universum steeds verder uitdijt. Die theorie werd in eerste instantie niet als wetenschappelijk beschouwd en belachelijk gemaakt. Spectroscopische waarnemingen van het sterrenstelsel toonden echter aan dat het heelal uitdijt en ook werd de snelheid van de explosie gemeten. Er is dus een begin geweest en iemand heeft de ruimte gecreëerd. De bevestiging van de big bang-theorie vanuit verschillende hoeken dwingt ons na te denken over hoe dit op gang werd gebracht.
Een derde theorie gaat over de fijne regulering van het universum. Het universum is zo oneindig complex dat het niet bij toeval ontstaan kan zijn. De auteurs vergelijken dit laatste met de aanname dat een Boeing 747 bij toeval zou kunnen ontstaan uit de kosmische stof. Bij de zojuist genoemde snelheid van de big bang zou een minimale verandering in de snelheid betekend hebben dat er geen planeten en sterren geweest zouden zijn. Hetzelfde geldt voor het klimaat op de aarde: een verhoging van twee graden van de temperatuur zou tot gevolg hebben gehad dat er nooit leven ontstond op aarde. Als de verklaring door het toeval onmogelijk is of volstrekt irrationeel dan moet er iemand zijn die het zo heeft geregeld.
Tenslotte is er de theorie van het ontstaan van leven. In de vorige eeuw hebben wetenschappers geprobeerd levende cellen te creëren. Na de ontdekking van ADN, chromosomen en proteïnen werden deze experimenten beëindigd. Een levende cel is zo ingewikkeld (dat weet men dus slechts sinds twintig jaar) dat de kans dat zo’n cel spontaan ontstaat zo klein is als de kans dat men twee jaar lang elke week de hoofdprijs van de lotto wint waaraan alle mensen op aarde deelnemen. Richard Dawkins dacht nog de idee van God te kunnen verwerpen op basis van de theorie dat op miljarden planeten er een kans is dat er ergens leven ontstaat bij toeval. Er zijn 10 in de 23ste macht planeten. Nu weten we echter dankzij het ADN onderzoek dat de kans op toevallig ontstaan van een levende cel kleiner is dan 1 op 10 in de macht 100.000. Het is daarom absoluut irrationeel om te denken dat leven bij toeval is ontstaan.
We staan volgens Bolloré en Bonnassies aan de dageraad van een revolutie. De nieuwste ontdekkingen van de wetenschap convergeren naar het inzicht dat er een zeer intelligente, scheppende geest is die aan de oorsprong ligt van het universum, van het leven op aarde en van de mens die kan denken en nu in staat lijkt te zijn God te ontdekken.
Uit een enquête blijkt dat op dit moment vooral jonge wetenschappers weer geloven in God. Terecht, want de nieuwste wetenschappelijke ontdekkingen wijzen in die richting.
Ik heb een vriend gehad die zestig jaar monnik is geweest in een cisterciënzerklooster. Hij was een van de meest wijze en gelukkige mensen die ik ooit heb gekend. Hij straalde de harmonie uit van iemand die de waarheid nabij was. Deze monnik wist toen al wat de meest geavanceerde wetenschappen van onze tijd beginnen te ontdekken. Het kan echter nog honderd jaar duren eer dit inzicht zal doordringen bij massa. De lezers van dit artikel weten nu beter en mogen zich gelukkig prijzen.