De moeilijkste periode van het jaar is voor mij telkens weer de eerste anderhalve maand van de herfst. Dan heb ik een dip en ik zie alles zwart in, ben veel te melancholisch en te nostalgisch, voel een depressie opkomen, ben ten prooi aan malaise en gelukkig gaat het niet zo ver dat ik een burn-out heb want een burn-out is toch meer iets voor vrouwen, homoseksuelen, allochtonen, werklozen, non-binairen, halve zolen, en tweederangs televisiefiguren. Derhalve is een burn-out helemaal niks voor een gevierd en hoogstaand literair Vlaams auteur als ik.
Niettemin zit ik met die dip. M’n eten smaakt me niet, ik heb het altijd koud hoewel de verwarming op 22 graden staat, ik vind iedereen lelijk, afstotelijk, stinkend, debiel en te mijden en het verder arbeiden aan m’n nieuwe roman schiet allesbehalve op. De titel van deze roman is Lekkere Wijven Met Bruine Tanden en ik heb tot nu toe 110 bladzijden volgekalkt en ik moet er zeker nog 300 bijkalken omdat ik m’n hoofdpersonage, Isaac Wölkenstein, bij lange nog niet gebracht heb waar ik ‘m hebben wil.
Isaac is een directeur van een zinkfabriek en van joodse afkomst. Hij haat echter al wat joods is en volgens hem zijn er in de Tweede Wereldoorlog niet zes miljoen joden omgebracht, maar nog veel beter: twáálf miljoen. Isaac viert geen enkel joods feest, doet niet aan de herdenking van de oprichting van het zionisme, eet en drinkt alles wat de joodse leer verbiedt, bidt nooit tot God of de Heer Jezus en weliswaar is hij op jonge leeftijd op vraag van z’n ouders door de rabbi besneden, maar toen hij volwassen was heeft hij chirurgisch opnieuw een voorhuid aan z’n lul laten naaien. Hij heeft nog nooit een afspraak, een relatie of een huwelijk gehad met een joodse vrouw, integendeel, de enige vrouwen voor wie hij valt zijn blonde, arische types zonder snor, okselhaar en uitpuilende ogen.
Maar dan gebeurt er plotseling iets heel bijzonders in Isaacs leven. Wat dat is moet ik in de verdergang van m’n roman nog bedenken. Omdat ik in een dip zit weet ik niet precies wat te verzinnen omtrent Isaac. Ik heb alleen een vaag idee: Isaac wordt verliefd op een tweeling joodse meisjes, bijzonder lekkere wijven, al hebben ze wel allebei bruine tanden, van te veel sigaren te roken, te kauwen op hondenkeutels, en sterker nog: hun tanden bruin te verven met bruine nagellak. Kortom, de twee mokkels van die tweeling zijn allebei zo gek als een paraplubak, maar toch valt Isaac voor hen als een betonblok.
De vraag is: zal dit vage idee m’n roman kunnen redden? En als ik besluit om de tweeling toch maar niet op te voeren als belangrijke personages, moet ik dan meteen ook m’n titel in de prullenmand keilen? Om antwoorden op deze vragen te krijgen zal ik moeten wachten tot m’n herfstdip voorbij is. Dat zal zeker nog een paar weken duren en het is een zegen dat ik niet in m’n eentje m’n dip moet uitschakelen en dat ik daar hulp bij krijg van m’n geliefde vriendin Lena. Zij troost mij, verzorgt mij, praat uren met mij, stopt mij onder in bed, maakt lekkere hapjes voor mij, pijpt mij, dept m’n voorhoofd met een nat washandje, masseert m’n voeten en verzekert mij dat het opvoeren van de joodse tweeling in m’n roman een schitterende vondst is. Ze heeft me zelfs al tips gegeven voor de namen van deze twee delletjes: Suzy en Trudy.
Tjonge, dat zijn inderdaad magnifieke namen. Wat is Lena toch de beheerder van m’n leven! Zonder haar zou ik verschrompelen tot ik slechts een plas oud bloed in een verdroogd vel was. Zonder haar zou ik wegkwijnen als een mol in een bovengrondse ijsvlakte. Zonder haar zou m’n herfstdip duren tot in de volgende herfst. Dank je hartelijk, Lena, en een kusje op je snoet.