De afgelopen weken deden we verscheidene onderzoeken rondom de gemeenteraadsverkiezingen. Zetelpeilingen in Amsterdam, Utrecht, Groningen en Den Haag, waarbij we een nek-aan-nek race zien tussen D66 en GroenLinks in de eerste drie en een voorsprong voor Hart voor Den Haag / Groep in Den Haag. Samen met Berenschot lieten we zien dat de verwachtingen van kiezers vaak niet overeen komen met de en bestuurlijke werkelijkheid. En eerder deze week zagen we al dat Nederlanders in de ban zijn van de oorlog in Oekraïne en daar meer aandacht voor hebben dan voor de gemeenteraadsverkiezingen.
Vandaag publiceren we onze (landelijke) slotpeiling voor de gemeenteraadsverkiezingen. Deze meting liep van 4 tot 7 maart, dus na het begin van de oorlog in Oekraïne (anders dan de andere zetelpeilingen). Het geeft dus enigszins een beeld van de mogelijke invloed van de oorlog op de opkomst en verkiezingsuitslag.
We zien in de slotpeiling en in de vier stadspeilingen verlies voor het CDA. Hoe is dit te verklaren? Vandaag te lezen: de analyse “De neergang van het CDA”.
De interesse in de gemeentelijke politiek is de afgelopen maanden slechts licht toegenomen. Vier op tien kiezers (41%) volgen de gemeentelijke politiek op de voet of op hoofdlijnen. In januari gold dit voor 38 procent. De zorgen om de oorlog in Oekraïne lijken de aandacht voor de gemeenteraadsverkiezingen enigszins weg te drukken. Bijna negen op de tien volgen deze ontwikkelingen in Oekraïne op de voet of op hoofdlijnen.
In welke mate volgt u de gemeentelijke politiek / de oorlog in Oekraïne?
Het lijkt erop dat hierdoor de opkomst iets lager zal uitkomen dan vier jaar geleden. In 2018 ging 55 procent van de kiezers naar de stembus. Toen we in dat jaar een week voor de verkiezingen aan kiezers vroegen of zij gingen stemmen zei 71 procent dit ‘zeker’ te gaan doen. Nu, twee weken voor de verkiezingen, zegt 64 procent ‘zeker’ te gaan stemmen.
Dit is een forse overschatting (mensen die aan kiezersonderzoek meedoen zijn meer geneigd te gaan stemmen), maar we kunnen het wel extrapoleren: de opkomst zal waarschijnlijk om en nabij de 50 procent uitkomen (kan enkele procenten hoger of lager liggen).
De lokale partijen zullen gezamenlijk wederom veruit het grootst te worden. In 2018 stemde 29 procent op een lokale partij, nu zegt 35 procent daar op te gaan stemmen. Door de jaren is de populariteit van lokale partijen enorm gegroeid. In 1990 haalden zij gezamenlijk nog maar 13 procent, terwijl de traditionele middenpartijen samen 78 procent behaalden. Nu peilen VVD, CDA en PvdA gezamenlijk 25 procent, terwijl de lokalen virtueel op 35 procent staan.
Hier moet bij worden vermeld dat CDA en VVD tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 uiteindelijk hoger scoorden dan we peilden en de lokale partijen iets lager. VVD en CDA zullen dus waarschijnlijk enkele procenten hoger uitkomen dan in onderstaande figuur getoond.
Gemeenteraad verkiezingsresultaten lokale partijen, VVD, CDA en PvdA door de jaren heen (+ laatste twee peilingen I&O Research; in percentages)
De VVD was in 2018 nipt de grootste landelijke partij, met 13,5 procent van de stemmen. Nu zegt 11 procent VVD te gaan stemmen, maar we verwachten dus dat dit een paar procent hoger zal liggen. Het CDA staat op verlies ten opzichte van 2018, nu op 7 procent, maar zou – rekening houdend met marges en ervaringscijfers – ergens tussen de 7 en 10 procent uit kunnen komen. Voor de gezamenlijke lokale partijen verwachten we een score van boven de 30 procent.
Kiezers (respondenten*) lijken nu beter door te hebben welke partijen meedoen. In februari zei 2,6 procent van de kiezers op JA21 te gaan stemmen. Aangezien deze partij slechts in 1 gemeente (Amsterdam) meedoet betrof dit een flinke overschatting. Inmiddels zegt nog maar 0,6 procent van alle kiezers op JA21 te gaan stemmen. Dat is nog altijd te veel, maar geeft al een realistischer beeld.
* Bij de peilingvraag werd respondenten elke meting verteld dat niet alle partijen overal meedoen en zo precies mogelijke informatie gegeven welke partijen in welke gemeente wel meedoen.
Desalniettemin vinkten respondenten in de eerdere metingen vaak partijen aan die lang niet overal meedoen. In de maart-peiling is dat aandeel flink teruggelopen.
De Partij voor de Dieren lijkt winst te gaan boeken. We zien dat in deze peiling (van 1,1 naar 3,6% – al is dit waarschijnlijk toch nog een overschatting, de PvdD doet in zo’n 30 gemeenten mee), maar ook in de peilingen die we uitvoerden in Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Groningen zien we dat de PvdD groeit.
Op de PVV wil 3,3 procent stemmen. Ook de PVV doet mee in zo’n 30 gemeenten, het zal dus wel iets minder worden dan die 3,3 procent, maar waarschijnlijk wel meer dan in 2018.
Slechts een op drie kiezers weet al zeker op welke partij hij of zij zal stemmen. SGP-kiezers zijn vrij zeker van hun zaak (64%). Ook de meerderheid van de VVD-kiezers en kiezers van lokale partijen neemt geen andere partijen meer in overweging. In de links-progressieve hoek (PvdA, PvdD, GroenLinks, SP, D66 en Volt) is hooguit een op drie zeker. In het geval van Volt slechts twaalf procent.
Zekerheid GR-stem
Laten zien: percentage kiezers dat zegt geen andere partijen te overwegen bij de gemeenteraadsverkiezingen
Basis: zou zeker/waarschijnlijk stemmen, zonder ‘wil ik niet zeggen’ (n=1.797).
Net als uit eerdere onderzoeken blijkt dat lokale partijen het vooral moeten hebben van rechts-conservatieve kiezers die niet bij hun partij van voorkeur terecht kunnen bij de gemeenteraadsverkiezingen. BBB doet helemaal niet mee aan de verkiezingen terwijl JA21 alleen in Amsterdam deelneemt. De meerderheid van hun kiezers zal nu voor lokale partijen kiezen.
Stemintentie lokale partij – afgezet tegen voorgenomen stemgedrag TK
“Stel dat er nu gemeenteraadsverkiezingen zouden zijn, op welke partij zou u dan stemmen?” Laten zien: deel kiezersgroepen dat op lokale partij denkt te gaan stemmen tijdens de gemeenteraadsverkiezingen.
Basis: zou zeker/waarschijnlijk stemmen, zonder ‘wil ik niet zeggen’ (n=1.797).
Meer dan de helft van de Nederlanders (54%) heeft vertrouwen in zijn of haar eigen gemeente. Voor bijna vier op tien (38%) geldt dit niet. Hiermee is de gemeente de meest vertrouwde bestuurslaag, de EU (43%) en de landelijke overheid (42%) volgen op afstand. Maar liefst vier op tien (38%) Nederlanders die geen of weinig vertrouwen hebben in de landelijke overheid hebben wél (veel of tamelijk veel) vertrouwen in hun gemeente.
Vertrouwen in politieke instituties
Hoeveel vertrouwen heeft u in de volgende instellingen en beroepsgroepen?
Basis: random helft steekproef (n=1.155)
Nog altijd heeft de meerderheid van de kiezers geen of niet zoveel (53%) vertrouwen in de landelijke overheid en 43 procent wel. Toch zien we het vertrouwen iets terugveren. In januari had nog 60 procent geen tot weinig vertrouwen, en 38 procent wel.
Dit onderzoek vond plaats van vrijdag 4 tot maandag 7 maart. In totaal werkten 2.234 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan het grootste deel van dit onderzoek.
Het grootste deel van de steekproef (n=2.016) is afkomstig het I&O Research Panel, 218 respondenten deden mee via PanelClix. Dit zijn allen Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond.
De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021.
De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard. Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken.