Dit is de bekentenis van senator Ferd Goud, over de verdwijning van een jonge politica. Een verhaal dat zich grotendeels afspeelt in de geheime gangen en de verborgen kelders van het Binnenhof, dat de komende jaren is gesloten. In dit eerste deel beschrijft Goud de nationale lobbykamer van de Eerste Kamer en hoe het aanstormende talent Greetje hier haar entree maakte. Ook leren we zijn goede vriend en politieke avonturier Berndt Verschueren kennen.
‘Dag meesters!’, zei Greetje uitdagend, terwijl ze zich neervlijde in ons zitje in de Hall van de Eerste Kamer, waarna mijn vriend Berndt lachend opstond om voor haar een kopje thee te gaan halen. Iedereen lachte naar Greetje, die de kunst verstond om de aandacht als een mantel om zich heen te slaan, en ons te trakteren op haar eigen glimlach. Een lach die uitnodigde, maar waarmee zij tegelijk afstand hield. Ze is nog vaak in mijn gedachten, deze jonge politica, die zoveel voor mij betekende en mijn leven zo heeft getekend. Haar beeld was lange tijd niet uit de media weg te denken en ook nu – bijna tien jaar later – raken journalisten niet over haar uitgeschreven. Deze lange en ranke verschijning met haar groenblauwe ogen en dat korte blonde haar. Jongensachtig eigenlijk, met een energie die geen man of vrouw onberoerd liet.
Mij ook niet. De vraag of ik verliefd was is onzinnig, daarvoor was de afstand tussen ons te groot, zowel in jaren als in karakter, maar het lijdt geen twijfel dat ik in haar ban ben geraakt – en ik was niet de enige. Het leidde tot een ketting van oorzaken en gevolgen, waarin ook ik een schakel ben geworden, met een slot dat voor mij en vooral voor haar desastreus werd. Het is de vraag of het anders had gekund; het leven geeft je niet altijd een keuze. Dat het toch heel anders had gemoeten dat besef ik nu ook. Het is de reden dat ik dit schrijf. Een biecht, of een bekentenis – net wat u wilt. Mijn kant van het verhaal, over de onopgeloste zaak van de jonge politica die opeens verdween.
Deze geschiedenis schrijf ik niet als historicus, maar als een betrokkene – als iemand die schuldig is aan deze tragedie. Mijn vak kan de behoefte versterken om verantwoording af te leggen, maar hier spreekt toch vooral het geweten. En bovendien de ouderdom, de behoefte om af te ronden en op te ruimen. ‘In het reine te komen, voordat we oog in oog staan met onze Schepper!’ Dat zou Berndt zeggen, de jonge theoloog en destijds mijn strijdmakker in de Eerste Kamer. Die evengoed in de ban is geraakt van Greetje en ook de gevolgen van dit drama ondervond. Dat in het reine komen zal niet meer lukken, daarvoor is het te laat. Wat blijft is de waarheid en die moet worden verteld.
Mijn naam zegt u waarschijnlijk niets: ik ben Ferdinand Goud, kennissen noemen me ‘Ferd’, hoogleraar politieke geschiedenis aan de universiteit van Amsterdam. Daarnaast was ik lid van de Eerste Kamerlid, voor de liberale partij. In mijn jaren op het Binnenhof ben ik voor de buitenwereld grotendeels een onbekende gebleven. Mensen kennen de politiek vooral uit de media, waar politici zich graag laten zien, maar daarnaast is er in Den Haag ook een binnenwereld, waarvan u zelden iets ziet – en dat is ook niet de bedoeling. Politiek is meer dan debatten in de Kamer of geruzie in de media, het is vooral het werken achter de schermen: de mensen die elkaar tegenkomen en elkaar leren kennen, die belangen afwegen en compromissen sluiten. Mijn rol was vooral die van oliemannetje; ik moest mensen bij elkaar brengen en begeleiden – en zorgen dat ze niet te veel gedoe veroorzaakten. Dat was ook de reden dat ik Greetje ben gaan opleiden, nadat de partij haar had aangemerkt als een groot talent.
Het Binnenhof trekt ook altijd politieke avonturiers en Berndt zal vast niet beledigd zijn als ik zeg dat hij tot deze groep behoorde. Berndt Verschueren was een opmerkelijke verschijning in Den Haag; zo’n jonge theoloog met een pijp zag men hier niet vaak. Berndt werd een ‘onafhankelijke’ senator, een positie die het gevolg was van ons vreemde kiesstelsel. De Eerste Kamer wordt niet gekozen door de bevolking, maar door de leden van de Provinciale Staten. Daarin zitten soms ook provinciale partijen, zoals in Friesland en Brabant, en deze Statenleden kiezen samen hun eigen senator. Dit keer was dat Berndt geworden, hij was de kandidaat van de Brabanders. Die met hem een ‘goede katholiek’ hadden gekozen, zoals hij zelf zei. Een senator die op het Binnenhof echter met zijn ziel onder de arm liep – en over wie ik mij ook heb ontfermd.
Berndt ontmoette Greetje voor het eerst in de Hall, op een van de dinsdagen dat de Eerste Kamer vergaderde. Als eenling hoefde Berndt op deze ochtenden niet met zijn fractie te overleggen, zoals veel andere senatoren. Wij van de liberale fractie hadden op deze ochtenden ook vaak vrij; als leden van de grootste regeringspartij ontvingen wij onze stalorders meestal al op maandag, als Annemijn Roodhuijsen, onze fractievoorzitter en een machtige vrouw aan het Binnenhof, ons vroeg in de avond de besluiten meedeelde die de ministers in het kabinet hadden genomen. De Eerste Kamer ging alleen over wetten, die wij altijd moesten aannemen, omdat dit nu eenmaal in het regeerakkoord stond. In onze fractie had ik het woordvoerderschap gekregen van cultuur en wetenschap. Dat lijkt indrukwekkend, maar stelde weinig voor, omdat hier zelden een wet voor werd gemaakt. Annemijn vond het echter genoeg als ze dingen ‘tegen mij aan kon houden’ en mij ‘om een boodschap kon sturen’, zoals ze dat zei in het jargon dat in die jaren op het Binnenhof zo populair was.
In de politiek zitten je vrienden niet in je eigen fractie – en ook niet in een andere fractie. Berndt en ik zijn toch vrienden geworden. Dat komt wellicht omdat wij ons als wetenschappers toeschouwers bleven voelen in Den Haag. Op dinsdagochtend schoof ik graag aan bij Berndt, nadat die zich had genesteld in een zitje met gemakkelijke stoelen in de hoek van de Hall, met uitzicht op de ingang. Een bode hing de kranten aan de hangers aan de muur en de koffiejuffrouw bracht Berndt zijn koffie met gevulde koek. Die ochtend had ik Greetje uitgenodigd, omdat de Eerste Kamer een uitstekende plek was om rustig te praten. Berndt keek geamuseerd op uit zijn krant toen Greetje hier voor het eerste haar entree maakte. ‘Ze geeft je het gevoel van een frisse wandeling in de wind’, verklapte de jonge vriend me direct na die eerste kennismaking.
De Hall was de huiskamer van de Eerste Kamer, de plek waar je elkaar tegen het lijf liep. Invloedrijke mensen met overvolle agenda’s hadden op dinsdag een moment dat ze de zorgen en de beslommeringen van hun andere functies achter zich konden laten en senator konden zijn. Een dagje ‘vrij’ van dat andere leven, of een korte werkvakantie. Dat merkte je vooral in de ochtenden, als de leden van de Eerste Kamer in de Hall aankwamen en elkaar uitgelaten begroetten. Mensen die op andere dagen slechts met de grootste moeite een afspraak konden maken, die dan tot in de puntjes moest worden voorbereid, stootten elkaar hier even aan om ‘een misverstand uit de wereld te helpen’ of ‘een nieuw project op de rails te zetten’.
Deze Hall was niet alleen de huiskamer van de Eerste Kamer, maar ook de lobbykamer van Nederland. Met mensen uit allerlei maatschappelijke organisaties; van de werkgevers tot de vakbonden en van multinationals tot de milieubeweging, die hier met elkaar de politieke polder droog hielden. Ik ben me er steeds over blijven verbazen en kan me nog altijd geen ander parlement in de wereld voorstellen waar lobbyisten zo gemakkelijk zelf politicus kunnen worden. Voor mij was het Binnenhof een onderwerp van onderzoek; de mensen en de gebouwen en de cultuur die hier hing. Hoe de macht werkte en zichzelf in stand hield – en waar ik eveneens kort een onderdeel van werd. In de kamers en de zalen in deze verschillende panden, die als een labyrint met elkaar zijn verbonden; door de gangen en over de trappen die tussen deze gebouwen zijn aangelegd. De doolhof van het Binnenhof is een ideale plek voor onze polderpolitiek, waar iedereen elkaar ontmoet en compromissen worden gesloten.
Het past niet in deze bekentenis om al te zeer uit te weiden over de politiek, maar ik moet hier zo nu en dan toch iets over schrijven, anders kan ik dit verhaal niet vertellen. Alleen als we het verband tussen alles vatten, kunnen we de onderdelen begrijpen, zo leerde Multatuli. Ook hier hangt alles met elkaar samen: de gebouwen van het Binnenhof en de politiek die hier wordt bedreven en de mensen die bij dit vreselijke drama zijn betrokken en de motieven die zij hadden. Die verbanden moet ik schetsen, niet omdat ik zo de verantwoordelijkheid wil afschuiven, maar omdat ook ik blijf zoeken naar een verklaring. Waarom ik al die jaren heb gezwegen en dit verhaal nu moet vertellen.
Het Binnenhof liet mij achter met een dubbel gevoel. Een heimwee naar de gebouwen die me zo vertrouwd waren en waar ik het mooiste deel van mijn leven heb doorgebracht, maar ook een schaamte over hoe ik in haar tentakels verstrikt ben geraakt. Een oord dat de ene mens gemakkelijker toeliet dan de andere; het verbaasde me hoe moeiteloos Greetje in deze omgeving haar weg vond. Als zij op dinsdagochtend de Hall binnenkwam vielen de gesprekken even stil en gingen de blikken kort in haar richting, alsof de ruimte om haar heen kromde en deze vrouw in het middelpunt zette. Nadat ze hier een blik wisselde en daar een woord sprak, zette ze zich in de stoel die wij ondertussen voor haar hadden aangeschoven.
‘Jongedame’, zei Berndt, nadat hij thee voor haar had gehaald, het kopje en de schotel voor haar op tafel had gezet en weer was gaan zitten. In de gemoedelijkheid van de Hall kwam de energie van Greetje opmerkelijk goed tot haar recht. De hoge rode tapijten en de oude houten wanden leken voor haar gemaakt, evenals de glazen koepel van glas in lood, die een verbeelding was van de macht en rijkdom van de oude Republiek. Met daarin de symbolen van Holland en de koloniën en de handel en de nijverheid; beelden van daadkracht die veel beter pasten bij haar dan bij ons. Vanaf schilderijen aan de wand keken de oude stadhouders toe; de heersers van een lang verdwenen tijd, tevreden met de beloften voor de toekomst die Greetje voor ze had meegebracht. Een bijzondere vrouw, die zichzelf nog niet zolang daarvoor had aangekondigd, tijdens mijn colleges in Amsterdam.
In de tweede aflevering van Verdwijning op het Binnenhof beschrijft Ferd Goud hoe hij Greetje tijdens een college leerde kennen en hoe zij de senator na afloop een lesje zou geven in politiek.