Opinie

Bart Collard – Basisscholen, draag niet bij aan onomkeerbare schade

27-03-2022 18:18

Gay
Shutterstock.

COC Nederland zoekt docenten van groep 3 tot en met 6 “voor een nieuwe leerlijn over seksuele en genderdiversiteit op de basisschool”. Deze docenten kunnen instructieavonden bijwonen over een leerlijn die zelfs ‘de gehele basisschool’ beslaat. COC Nederland “komt op voor de belangen van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, trans- en intersekse personen (LHBTI’s)”. Prima, maar waarom bemoeit een dergelijke organisatie zich met basisschoolonderwijs en ontwikkelt zij leerlijnen?

Doneer aan TPO

Op haar website is te lezen dat COC jaarlijks duizenden voorlichtingslessen op scholen geeft, financieel gesteund door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Parlementariër Harm Beertema wijst erop dat COC Nederland zelfs grotendeels gefundeerd is in overheidssteun:

In dit artikel worden de resultaten van een onderzoek naar het docentenmateriaal van de leerlijn ‘Astra op avontuur’ getoond. Het doel van de lessen is om “kinderen tussen 6-8 jaar [te] laten kennismaken en [te] laten nadenken over hun eigen genderidentiteit en die van anderen.” COC signaleert namelijk een probleem rondom de genderidentiteit van kinderen:

“Sommige kinderen horen dat ze zich op een bepaalde manier horen te gedragen, dat ze er op een andere manier het leukst of mooist uitzien of er wordt verteld dat sommige speelgoed wel of niet voor hen geschikt is. Veel van deze berichten uit de buitenwereld zijn gebaseerd op genderstereotypes.”

Kennelijk vindt COC dat kinderen geen normen mee zouden moeten krijgen. Maar het is te hopen dat ouders en scholen aan kinderen leren dat zij niet horen te stelen, te slaan of te pesten. De vraag die echter uit dit citaat rijst is van wie deze kinderen ‘horen’ welk speelgoed er voor ze geschikt is en welk speelgoed niet? Afgezien van diversiteitsgoeroes heb ik nog nooit iemand horen spreken over de geschiktheid van speelgoed in relatie tot een geslacht.

In een begeleidende brief aan de basisschoolleerkrachten stelt COC dat kinderen het moeilijk kunnen vinden “om zich bij deze strikte genderrollen [BC: jongens vs. meisje] iets voor te stellen omdat zij zich van binnen heel anders voelen”. COC vervolgt:

“Andere kinderen die zich wel een jongen of meisje voelen zoals de buitenwereld hen ziet, kunnen zich misschien beperkt voelen als ze interesse hebben in speelgoed, een toekomstig beroep of gedrag waarvan ze horen dat dat beter bij een ander gender hoort.”

Ogenschijnlijk is dit citaat tamelijk onschuldig. Maar wie tussen de regels leest zou kunnen vermoeden dat het niet-passen bij de dichotomie van jongen-meisje als norm wordt gesteld, en het ‘een ander kind’ zijn – het kind dat zich jongen of meisje voelt – als uitzondering. Eens te meer wordt geïnsinueerd dat kinderen slechts met bepaald speelgoed mogen spelen. Waarom?

De obsessie met speelgoed blijkt ook uit een andere opdracht die uitgebreid in gaat op de keuzevrijheid van een kind om te spelen met speelgoed dat niet bij het eigen geslacht ‘hoort’. “Er is toch geen speciaal eten voor jongens of voor meiden?” Dus er is ook geen speelgoed voor jongens of meisjes, aldus de lesinstructie. De assumptie van het lesmateriaal lijkt te zijn dat kinderen onterecht geforceerd worden om met bepaald speelgoed te spelen. Ik kan me zo voorstellen dat de les bij kinderen in twijfel kan trekken waarom zij het speelgoed kiezen dat zij zelf leuk vinden. Maar wellicht is dat precies wat de bedenkers willen. Kan dit niet leiden tot genderdysforie (gevoelens van onzekerheid over de geslachtsidentiteit)?

Dat is precies waar Abigail Shrier voor waarschuwt in haar boek Irreversible Damange. The Transgender Craze Seducing Our Daughters. Vanuit doorgeslagen LHBTI-groepen en hun doorgeslagen progressieve volgelingen vindt er in de Verenigde Staten een lobby plaats voor transgender-zijn. Om trans- en homoseksuele kinderen te beschermen tegen kwellingen “was het voor alle kinderen noodzakelijk om instructies over genderidentiteit en seksuele oriëntatie te ontvangen”, aldus de ‘doorgeslagenen’. Shrier waarschuwt voor dergelijke leerlijnen omwille van het leed waartoe ze kunnen leiden: onnodige en onomkeerbare geslachtsoperaties:

“In schools across America, kindergarteners are taught that biological sex and gender very often come apart; one has no essential connection to the other.”

Shrier stelt dat zij zelf een ‘tomboy’ was, qua gedrag een meer mannelijke vrouw. Zulke meisjes worden volgens Shrier in een transidentiteit geduwd:

“Teens and tweens today are everywhere pressed to locate themselves on a gender spectrum and within a sexuality taxonomy – long before they have finished the sexual development that would otherwise guide discovery of who they are or what they desire.”

In een werkboekopdracht van COC is te lezen hoe leerlingen “stap voor stap een portret van zichzelf gebaseerd op hoe ze naar zichzelf kijken en hun eigen voorkeuren” maken. In de docentenhandleiding van het lesmateriaal staat het volgende:

“Aan de hand van het personage Astra wordt uitgelegd dat hoe je geboren wordt (het geslacht bij je geboorte) niet hoeft te bepalen hoe je eruit moet zien of wat je leuk vindt om mee te spelen (genderexpressie), wat je later wilt worden of hoe je je voelt (genderidentiteit) en wie je lief vindt of op wie je verliefd kan worden (seksuele oriëntatie).”

Genderidentiteit wordt hier in twee categorieën opgedeeld. Ten eerste ‘wat je later wil worden’. Een groot deel van het lesmateriaal lijkt hier te wijzen op de beroepskeuze, maar in relatie tot ‘genderidentiteit’ lijkt dit ook te kunnen gaan om een latere geslachtswijziging. Ten tweede ‘hoe het kind zich voelt’: als een jongen, een meisje, of iets heel anders. Dat wordt later bevestigd: “Kortom, met deze les willen we kinderen uitdagen om na te denken over zichzelf, hun geslacht en de genderrollen die iedereen krijgt opgelegd op basis van het geslacht waarmee ze geboren worden.” Maar willen we vijf- of zesjarigen daar wel actief over laten nadenken? Of moeten we ze zelf, ongedwongen, ongeforceerd, onbeïnvloed, laten ontdekken wie ze zijn en wat ze in dit leven willen doen en bereiken?

In de derde les wordt de docent geacht de volgende introductie te geven:

“Soms zie je er van buiten anders uit dan je je vanbinnen voelt. Wie weet er nog een voorbeeld uit het filmpje? Bijvoorbeeld dat kindje dat zich de ene dag een jongen voelt en de andere dag een meisje? Dat kan, helemaal niet raar.”

Zeker, dat kan, maar het is wel ‘raar’, toch? Raar is ‘ongewoon’ volgens Van Dale; hoe vaak komt het immers voor dat iemand ‘genderfluïde’ is? Die vraag rijst of het problematisch is om een zeldzaamheid tot ‘gebruikelijk’ of ‘normaal’ te verklaren. Waartoe zou dat kunnen leiden?

Dan wordt de kinderen gevraagd om een kleur te kiezen bij hoe zij zich nu voelen. Vervolgens zijn de instructies voor de leraar als volgt:

“Leg de kinderen uit dat een gevoel ook kan veranderen. Dat hoe je je vandaag kunt voelen morgen weer anders kan zijn. En dat dat ook niet aan de buitenkant te zien is. Net zoals een kind er aan de buitenkant uit kan zien als een jongen maar zich vanbinnen soms meer een meisje voelt.”

Hoewel hier niets staat dat feitelijk onjuist hoeft te zijn, toont het lesmateriaal zich als doorzichtige transgenderpropaganda. Stel herhaaldelijk tegen een meisje van negen jaar oud dat het regelmatig voorkomt dat ‘mensen met een vagina’ zich eigenlijk jongens voelen, en dat dit normaal en prima is. Zou het dan niet kunnen dat we deze kinderen daarmee richting transgender-zijn duwen, zonder dat er ook maar sprake is van een genderprobleem?

Wellicht betwisten sommige lezers dat die genderfluïditeit wordt toegejuicht. Het tegendeel is waar. Volgens het lesmateriaal kan de leraar de studenten vragen om voor de klas iets over hun opdracht te vertellen: “Na elke presentatie krijgt het betreffende kind een luid applaus van de hele klas.” Ongetwijfeld zal dat applaus meer worden aangemoedigd naarmate het verhaal van de leerling verder afstaat van het cisgender-zijn (genderidentiteit komt overeen met het geslacht). Dit is exact waar Abigail Shrier voor waarschuwt in Irreversible Damage: “We cheer as teenage girls with no history of dysphoria steep themselves in a radical gender ideology taught in school or found on the internet.”

In het Westen, zo stelt Shrier, is plotseling een forse toename zichtbaar van adolescenten die ‘beweren aan genderdysforie te lijden en die zich identificeren als “transgender”’. Maar waarom gaat het veelal om meisjes, zo vraagt ze zich af. Volgens haar hebben meisjes het mentaal zwaarder dan jongens in de pubertijd en adolescentie. Zij meent dat meisjes ‘onvergeeflijk kritisch’ zijn op hun eigen – en elkaars – lichamen. Door onze sociale mediacultuur liggen die lichamen des te meer onder de loep. Aan de andere kant ‘vertroetelen’ we kinderen zo erg dat ze onvoldoende gehard worden voor het leven in onze open samenleving. In de Verenigde Staten signaleert Shrier hoe genderdysphorie wordt behandeld door aan meisjes testosteron te geven en door borstverwijderingsoperaties of geslachtsoperaties te verrichten.

Shrier denkt niet dat scholen en deze leerlijnen de oorzaak zijn van onterechte geslachtsoperaties, maar er in ernstige mate aan kunnen bijdragen:

“Those who teach gender ideology do not make adolescents transgender. They simply fill kids’ heads with gender options and ideology. Then, when the adolescents do experience a crisis, the heroic solution readily bobs to mind.”

Zij is kritischer op de medische industrie. Op de psychologen, psychiaters en ‘artsen’ die misbruik maken van de geestelijke toestand van de kinderen, ogenschijnlijk voor financieel gewin:

“The consequence of satisfying the young patient’s demands can easily be the creation of a lifelong medical dependency, the introduction of profound health risks, and a succession of dangerous surgeries with unpredictable long-term results.”

We moeten zeer terughoudend zijn met het implementeren van leerlijnen over genderidentiteit. Er is nog veel onduidelijk over genderdysforie en allerlei transidentiteiten. Bestaat ze écht? En zo ja, komen ze voort uit biologische redenen? In andere woorden, zijn ze aangeboren of aangeleerd? Shrier meent dat transidentiteiten in de meeste gevallen aangeleerd zijn; transgender-zijn is sociaal ‘besmettelijk’. In dat geval moeten we kinderen er juist tegen beschermen.

Een volwassene die er met zijn of haar volle verstand voor kiest om zo’n geslachtsoperatie te ondergaan moet mijns inziens, wellicht onder aanvullende voorwaarden, die ruimte krijgen. Kinderen niet. Wie haar baarmoeder laat verwijderen kan deze anno 2022 niet meer laten terugplaatsen. Dat is wat er geleerd moet worden aan middelbare scholieren bij lessen over het menselijk lichaam. Een geslachtsoperatie heeft onomkeerbare gevolgen. De genderidentiteitslessen van COC Nederland zijn niet geschikt voor vijfjarige kinderen. Deze materie hoort niet thuis in het basisschoolonderwijs.

 

Lees meer van Bart Collard:

Waarom cancellen we Russische sporters en kunstenaars?
Ontnemen Nederlanderschap uitreizigers is een goed idee
Doden uit naam van God getuigt van een niet-verlicht, onwetenschappelijk denken

 

Doneer aan Bart Collard!