Afgelopen dinsdag 29 maart reageerde staatssecretaris Van Rij op twee nieuwe onafhankelijke onderzoeken over het optreden van de Belastingdienst met betrekking tot de Fraude Signalering Voorziening. Ook nu weer blijkt dat de dienst zich schuldig maakte aan institutioneel racisme. Stelselmatig werden burgers op basis van kenmerken als religie, afkomst en persoonlijke kenmerken als huidskleur er uit gepikt en onderworpen aan een extra scherpe controle op fraude. Zij werden hiermee benadeeld: de gevolgen konden namelijk zijn dat zij geen schuldsanering of studiefinanciering kregen, of ernstig in de financiële problemen kwamen.
Het handelen van de Belastingdienst komt hiermee overeen met wat in de wetenschap wordt gedefinieerd als institutioneel racisme: er is sprake van institutioneel racisme als de processen, het beleid en de (geschreven en ongeschreven) regels van instituten of organisaties ertoe leiden dat er ongelijkheid is tussen mensen van verschillende afkomst, huidskleur of religie. Discriminatie op grond van ras is in Nederland bij wet verboden.
In reactie op de rapporten zei de verantwoordelijke staatssecretaris Marnix van Rij dat de aanpak van de Belastingdienst onacceptabel en moreel verwerpelijk is. Hij noemde het discriminatoir maar wilde niet spreken van racisme. Volgens hem is pas sprake van racisme wanneer er sprake is van “stelselmatig en bewust vernederen van een bevolkingsgroep.” Dit is een incorrecte uitleg van wat racisme inhoudt.
Voor het goed functioneren van de Belastingdienst, om herhaling te voorkomen en herstel van het vertrouwen van burgers in misschien wel het belangrijkste uitvoeringsorgaan van de overheid, is het van belang dat institutioneel racisme wordt herkend, erkend en aangepakt. Met name door diens eigen verantwoordelijke bewindsvoerder. Alleen zo kunnen de eerste stappen worden gezet om van de Belastingdienst een dienst te maken voor alle Nederlanders.
Amma Asante
Senior Onderzoeker Sociale Veiligheid Movisie