Ronald van Raak – Verdwijning op het Binnenhof (6): Politiek, voetbal en liefde

22-04-2022 14:01

Ronald van Raak verdwijning op het Binnenhof

Dit is de bekentenis van senator Ferd Goud, over de verdwijning van een jonge politica. Een verhaal dat zich grotendeels afspeelt in de geheime gangen en de verborgen kelders van het Binnenhof, dat de komende jaren is gesloten. In dit zesde deel beschrijft Goud een opmerkelijke ‘voetbalavond’ in de Eerste Kamer. Na afloop biechtte Berndt hem in dronkenschap iets op. De verhouding tussen Berndt en Greetje zou daarna een onverwachte wending krijgen.

Doneer aan TPO!

Die avond was het voetbalavond in de Eerste Kamer. Het Nederlands elftal speelde – ik weet niet tegen wie en ook niet waarom. Reden voor de Kamervoorzitter om bij aanvang van de wedstrijd het tv-toestel in de Hall aan te zetten en met een glaasje wijn in de hand de wedstrijd te gaan bekijken. Andere senatoren haalden van overal stoelen bij en vormden een halve cirkel voor het toestel. De vergadering in de Plenaire zaal werd overgelaten aan een ondervoorzitter en op het programma stond een technische wet, die normaal gesproken zonder een inhoudelijk debat zou worden afgehamerd, maar nu als avondvulling kon dienen.

In de fractievergadering had ik mij beklaagd over deze gang van zaken en Annemijn had pesterig voorgesteld dat ik dit debat dan maar op mij moest nemen. Tot ieders verrassing had ik daarmee ingestemd, omdat het me goed uitkwam. Deze wetswijziging ging over de toezichthouder op de geheime diensten, iets technisch waar ik u verder niet mee wil lastigvallen. Maar de behandeling van deze wet gaf me de mogelijkheid om de minister van Binnenlandse Zaken te spreken over een kwestie die in mijn hoofd bleef spelen. Terwijl ik de treden opliep naar de Rookkamer, op weg naar de Plenaire zaal, kwam Berndt mij tegemoet met in zijn ene hand een stoel en in de andere hand een biertje. De jonge vriend had vanavond andere prioriteiten.

De minister zat rustig te wachten aan een tafel in de Rookkamer. ‘Hé Ferd, doe jij het debat?’, vroeg hij, terwijl hij opstond om me een hand te geven. ‘Ik heb vandaag voetbaldienst’, zei ik in alle eerlijkheid. De minister had een grote tas met stukken bij zich die hij deze avond nog moest doorwerken. Ook zou hij meer op zijn telefoontje kijken naar de tussenstanden van de wedstrijd dan aandacht hebben voor de inbrengen van de woordvoerders, die buitengewoon gering in aantal waren. Voor de minister was deze avond een ‘moetje’, maar hij zou zich er blijmoedig doorheen slaan. Voor we de zaal inliepen kwam hij nog even bij me staan.

De geschiedenis doet zich voelen

‘Marc Rutte zal je van de week bellen, hij heeft een verrassing voor je,’ deed de minister geheimzinnig. Ik vroeg hem of hij de boodschapper was geworden van de premier en hij zei lachend: ‘Nee hoor, maar ik moest er toestemming voor geven. Ik denk dat je het heel leuk zult vinden!’ De wind sloeg de regen tegen de hoge ramen van de senaat en dat gaf het gebouw in deze donkere tijd van het jaar een intieme sfeer. In de Hall achter ons klonk het geroezemoes van mensen die zich vermaakten met de wedstrijd en aan de bar van het keukentje in de Rookkamer kwamen de laatste senatoren een drankje halen. Door de open deur naar de Plenaire zaal zag ik hoe hier de lichten aangingen. Deze zaal binnengaan bleef een bijzondere ervaring.

Er zijn veel meer parlementen in de wereld waar het verleden zich doet voelen, maar nergens zozeer als in deze Eerste Kamer. In de tijden van de Republiek vergaderden hier de Staten van Holland en was dit het domein van Johan van Oldenbarnevelt, wiens portret nog boven de ingang van de zaal hing. Samen met de andere raadpensionarissen, dat waren de belangrijkste bestuurders van de Republiek. Enorme schilderijen aan de zijwanden, van oorlogsgod Mars en godin Vrede, lieten zien hoe in de zeventiende eeuw hier over het lot van vele volken in de wereld werd beslist. Mensen van alle religies en culturen die vanaf prachtig vergulde plafondschilderingen met ons meeluisterden. Vanuit het midden van het plafond keken kinderen mee, eentje probeerde zelfs naar binnen te klimmen, omdat hun toekomst in deze zaal op het spel stond.

Pontificaal in de zaal, recht achter de zetel van de voorzitter, hing het reusachtige schilderij van koning Willem II. Oorspronkelijk was de Eerste Kamer het parlement van de Koning, die hier zijn mensen kon benoemen en zo besluiten ongedaan kon maken. Thorbecke wilde de senaat afschaffen, maar kreeg daarvoor geen meerderheid. De liberaal slaagde er wel in om in zijn grondwet van 1848 de Eerste Kamer uit de handen van de Koning te halen en voortaan door de Provinciale Staten te laten kiezen. Uit woede schonk Willem II dit portret, een geschenk dat de senaat niet kon weigeren, en dat ervoor zorgde dat de Oranjes alsnog hun aanwezigheid konden laten voelen.

Een verrassing voor de minister

Terwijl de ondervoorzitter de vergadering opende en de minister aan de ministerstafel achter zijn stukken verdween, vroeg ik mij af wat voor verrassing de premier voor mij kon hebben. Hopelijk zou hij me niet de eer gunnen om een of andere commissie te gaan leiden, Marc moest toch weten dat dit mij niet lag. De monotone ruis van de eerste spreker deed mij snel de aandacht verliezen. Ik keek naar de publieke tribune, aan de overkant van de zaal, die was leeg. Boven mij was de journalistentribune en die zou ook leeg zijn, op een enkele ambtenaar na die de minister ondersteunde. Het was gebruikelijk dat de persoonlijke assistent van de minister voor het debat mijn spreektekst ophaalde, zodat de ambtenaren alvast de antwoorden konden voorbereiden. Met het smoesje ‘dat ik geen tekst had’ zag ik daarvan af en kon ik de minister eens verrassen.

Het archief van Senden, dat Berndt had gezien op zolder, was mij blijven intrigeren. Schriftelijke vragen stellen had weinig zin, omdat het ministerie dan zes weken de tijd had om een strategie te bedenken en mij met een kluitje in het riet kon sturen. Beter was het om vragen te stellen tijdens een wetsbehandeling, want dan moest de minister direct antwoorden. Of in ieder geval binnen een week, omdat de volgende dinsdag al over deze wet zou worden gestemd. Ik had de vragen gesteld in de vorm van voorbeelden, o.a. de vraag of met deze wet de toezichthouder zou kunnen kijken naar historisch materiaal, zoals het archief Senden. De minister keek verwonderd op uit zijn stukken en gaf even een knikje naar een ambtenaar op de tribune.

Of we de wedstrijd hadden gewonnen dat weet ik niet, maar de sfeer in Hall was uitgelaten. Na het debat bood ik de minister een drankje aan in de Rookkamer. Daar vertelde hij me over de historische roman die hij aan het lezen was, over de gravin Jacoba van Beieren (van Simone van der Vlugt), en vroeg hij me naar het portret van deze jonge gravin, dat hier in de Eerste Kamer hing. Ik nam de minister mee door de Hall en naar de gang met de vergaderkamers. In de grootste daarvan hingen de historische portretten van de graven van Holland, van de negende eeuw tot de zestiende eeuw. Jacoba was een jonge vrouw die aanspraak had gemaakt op Holland, maar door politieke machinaties van mannelijke familieleden haar rechten nooit had verworven. Een strijdbare vrouw, die werd begraven in de grafkelders onder de Eerste Kamer, dezelfde plek waar Johan van Oldenbarnevelt moest liggen.

Berndt wil niet meer naar huis

Na het rumoer in de Hall was de overgang naar de stilte van deze Gravenkamer groot. We zetten onze drankjes op de vergadertafel en de minister luisterde geduldig naar mijn college over deze middeleeuwse geschiedenis, totdat hij zijn glas weer oppakte, mij onderbrak en zijn ware bedoeling duidelijk maakte. ‘Ferd, toch nog even over dat archief van Senden, ik heb toegezegd dat ik je vragen wil beantwoorden en ik zal de Kamer voor volgende week een brief sturen. Maar daarna moet je de zaak laten rusten.’ Het archief moest ‘verloren’ blijven, omdat het anders naar het Nationaal Archief zou moeten en de stukken openbaar zouden worden en dat was nog altijd niet ‘opportuun’.

Terug in de Hall onderbrak Annemijn haar gesprek met onze sociaaldemocratische collega Thijssen en sprak ze me aan over Greetje. Haar maidenspeech in de Tweede Kamer had in de liberale partij meer gedoe veroorzaakt dan ze had verwacht en bleef ook in de media veel te lang na-ijlen, waarbij haar verhaal werd ‘geframed’ als een tegenstelling in de fractie. Ze vroeg of ik Greetje een beetje in de gaten kon houden, zeker nu we deze coalitie hadden met de sociaaldemocraten. Deze ‘vrienden’ bleken graag bereid om problemen in onze fractie met journalisten te delen en het vuurtje in de media op te stoken. Annemijn kon gerust zijn, ik had regelmatig contact met Greetje en ze was bereid om naar mijn adviezen te luisteren. Maar ze zou hoe dan ook de aandacht blijven trekken, de partij wist wat voor iemand ze met Greetje in huis had gehaald.

Berndt vond het die avond niet meer verantwoord om naar Tilburg te rijden, hij had veel te veel gedronken. Ik vond dat een wijs besluit en nam hem mee naar het hotel waar ik die nacht een kamer had gereserveerd en ze naar ik verwachtte nog wel ruimte moesten hebben voor een benevelde theoloog. We groetten Frits, die zich achter zijn balie aan het installeren was voor zijn nachtdienst en met een knop voor ons de draaideur opende. Buiten was de wind gaan liggen, maar het regende nog altijd. Dat voelde verfrissend aan, na een lange dag in de geuren van de Eerste Kamer, van het oude hout en de zware gordijnen. Berndt had geen jas bij zich en liep in zijn gekleurde colbert, maar hij leek deze avond van de regen helemaal geen last te hebben.

Een slapeloze nacht in het hotel

De klok op een van de torens van de Ridderzaal gaf aan dat het ruim na twaalven was. ‘De maidenspeech van Greetje is niet onopgemerkt gebleven’, vond ook Berndt, terwijl we onder de poort doorliepen, in de richting van het hotel: ‘Wat een kei van een meid is dat toch.’ Dat kon ik niet ontkennen. Berndt vond het wel vreemd dat Greetje alleen was en geen vriend had, een onderwerp dat we tot dan toe zorgvuldig hadden gemeden. De intimiteit van de regen en de moed van de drank leidden ertoe dat de jonge vriend zijn hart luchtte; het was natuurlijk onvermijdelijk geweest dat deze man ooit verliefd zou worden op deze vrouw.

Aangekomen in het hotel belde ik de nachtwaker en vroeg haar naar een kamer voor Berndt, maar tot mijn schrik bleek die niet beschikbaar: het hotel was vol. Berndt wilde weten of mijn kamer twee bedden had, of één gezamenlijk bed, en dat laatste bleek het geval, maar de juffrouw verzekerde ons dat de delen van het bed uit elkaar konden worden geschoven. Dat was voor mijn vriend genoeg om te weten en zonder nog verder te vragen beende hij naar de lift. De juffrouw wenste mij lachend een ‘goedenacht’, voor ik achter hem aanging. Nauwelijks hadden we de kamer bereikt of Berndt ging met zijn kleren en al languit op het bed liggen. Daarna viel hij direct in een diepe slaap.

Ik nam een korte douche en poetste mijn tanden en ging liggen, maar kon daarna de slaap niet vatten. Berndt sliep als een os en snurkte als een varken. Mijn gedachten gingen naar Greetje en hoe die zou lachen als ze ons hier zag liggen. Ik kon ook de mijmering niet onderdrukken hoe het zou zijn om hier met haar te liggen. Een gevoel van eenzaamheid overviel me, in deze vreemde kamer naast die snurkende Brabander, die zich met zijn gevoelens ook niet goed raad wist. Nog voor ik in slaap viel hoorde ik de ochtendtram.

Een brief van Berndt

Tilburg, 7 december

Beste Ferd,

Jij vindt dat katholieken geen schaamte hebben, omdat de Heilige Maagd ons toch onze zonden vergeeft. Nou ik weet wel beter, ik schaam me kapot. De Maagd zal me dit wel vergeven, maar of Greetje dat ook zal doen dat denk ik niet. Hoe kon ik mezelf toch zo laten gaan, als de eerste de beste puber. Ik schaam me zelfs zo dat ik het je niet durf te vertellen. Daarom schrijf ik je een brief, ik hoop dat je m’n handschrift kunt lezen.

Dinsdagnacht op weg naar het hotel vertelde ik je over mijn gevoelens voor Greetje. Waarom ik verliefd op haar ben geworden en ik bang ben dat dit niet meer over zal gaan. Jij reageerde daar niet echt op en dat was goed van je, alsof ik de eerste en de enige man ben die voor haar is gevallen! Greetje wil geen man en ze heeft ook helemaal geen kerel nodig, als vrouw is ze compleet en in harmonie met zichzelf. Maar ik heb haar dus ten huwelijk gevraagd en zij heeft natuurlijk ‘nee’ gezegd. En nu weet ik niet hoe ik haar of jou nog onder ogen kan komen.

Ik had mezelf uitgenodigd bij haar thuis. Ik wist niet dat Greet zo rijk is, ze laat zich er niet op voorstaan. Wat een huis, in een oud laboratorium, midden in de stad. Zo schaamteloos mooi wonen durven mensen alleen in Amsterdam. Toen ik aanbelde voelde ik me een zondaar die het paradijs wilde betreden en toen ze me binnenliet wist ik dat dit alleen slecht kon aflopen.

Ik had niet eens een ring, kun je nagaan, maar toen ik daar eenmaal binnen stond was ik blij toe. Natuurlijk had ik kunnen doen of ik gewoon op bezoek kwam en er een gezellige avond van kunnen maken, maar voor mijn gevoel kon ik niet meer terug. Hoe onmogelijk mijn vraag ook was en hoe gering de kans op succes, ik moest dit doen. Deze engel was op mijn levenspad gekomen en ik zou het mezelf nooit vergeven als ik niet zou vragen wat ik voor haar betekende.

Greetje had heerlijk gekookt en echt haar best gedaan, de tafel zag er prachtig uit. Zijzelf natuurlijk ook. Ik durfde niet voor haar te knielen, zoals het hoort, dus dat leed is mij bespaard gebleven. Ik heb het haar gewoon gevraagd tussen de gangen door. In haar ogen zag ik geen ironische blik, zoals ik had verwacht, en zelfs geen boosheid, wat ik ook zou hebben begrepen, maar vooral teleurstelling. Ze leek nogal verdrietig, alsof ik iets onzichtbaars van haar had afgenomen.

Had ze me maar flink geslagen of hard uitgescholden of door elkaar geschud, maar dat deed ze niet. Greetje zette een professionele blik op en praatte ons door het diner heen. Daarna verliet ik zo snel als ik kon haar huis. Onderweg naar de tram huilde ik als een kind. Ferd, ik ben bang. Dat ze voor mij haar luiken zal sluiten en de vriendschap voorbij is. Wat moet ik doen? Wat zul jij wel niet van mij denken?

Dinsdag zien we elkaar, maar ik wilde je dit eerder laten weten. Praat er vooral niet over met Greetje. Of praat er wel over, ik weet het echt niet, ik wil niet ook nog een wig drijven tussen jullie. Als ik het niet meer weet steek ik een kaars op en zet die bij het beeld van Maria. Dat geeft me troost en verlichting en maakt dat ik met mezelf kan leven. Net als het schrijven van deze brief, ik hoop dat je me kunt vergeven.

Je vriend,

Berndt

Uit het notitieboek van Greetje

7 december

Wat kan een avond toch anders lopen dan je vooraf had gedacht. Berndt deed me gisteravond opeens een huwelijksaanzoek. Meestal zie ik dit soort dingen wel aankomen, maar deze kwam onverwacht. Het was wel typisch Berndt, onhandig en onvoorbereid en heel charmant en ontwapenend. Eigenlijk is alles wat hij doet leuk en interessant, hoe rommelig hij ook is.

Als ik ooit een man zou willen dan is het iemand als Berndt, maar ik wil geen man. Wel een kind, en daarvoor leek hij nou zo geschikt. Juist omdat Berndt een man leek te zijn die zich niet zou hechten aan een vrouw, en zeker niet aan iemand zoals ik. Vraagt hij me verdomme ten huwelijk.

Ik wil een intelligent kind, met nadenkende ogen. Van die venstertjes naar een andere wereld. Dat moet te doen zijn, zou je denken, maar dat valt tegen. Ik heb gedacht aan Marc, maar dat is te ingewikkeld.

Het was leuk dat Berndt belde en langs wilde komen, we zien elkaar anders alleen in Den Haag. Ik dacht laat ik eens lekker koken, een goede wijn voor hem halen en dan zien wat er gebeurt. Maar ik zag het al toen hij binnenkwam, Berndt voerde iets in zijn schild.

Er zit wel ontwikkeling in de huwelijksaanzoeken. Toen ik nog een beginnend model was werd ik gezien als een trophy wife waar je mee voor de dag kunt komen, en later vonden zakenmannen mij een aanwinst voor de zaak. Maar wat voor zaken Berndt nou met mij heeft, dat zie ik nog niet voor me. Echt Berndt, hoe kun je nou tegelijk zo lief en zo stom zijn?

Berndt als vader kan ik nu wel vergeten, deze man is veel te serieus in dit soort dingen. Ik moet natuurlijk ook helemaal niet zo’n gelovig iemand hebben. Ongeïnteresseerde rotzakken zijn er genoeg, maar die wil ik niet. Betrokken vaders zijn er ook voldoende, maar daar moet ik al helemaal niet aan denken.

Toch wil ik niet zo worden als Annemijn, ik wil niet dat er iets ontbreekt in mijn leven. Maar het laat zich ook niet afdwingen. Ik ben wel een moeilijk geval, ik wil geen man en kijk er niet naar uit om zwanger te zijn. Maar ik wil wel een kind. Een mooi kind en een slim kind. Met de ogen van Berndt. Verdomme Berndt, waarom ben je toch ook zo onmogelijk.

In de zevende aflevering van Verdwijning op het Binnenhof schrijft Goud over zijn zestigste verjaardag, die hij vierde op bezoek bij Greetje, met een voor beiden onverwachte afloop.