Politiek

Ronald van Raak – Verdwijning op het Binnenhof (8): Avontuur in de kelders van de oude Hofkapel

06-05-2022 14:32

Ronald van Raak verdwijning op het Binnenhof

Dit is de bekentenis van senator Ferd Goud, over de verdwijning van een jonge politica. Een verhaal dat zich grotendeels afspeelt in de geheime gangen en de verborgen kelders van het Binnenhof, dat de komende jaren is gesloten. In dit achtste deel beschrijft Goud het avontuur dat hij beleefde in de grafkelders onder het ministerie van de premier. Ook blijkt dat Greetje een besluit heeft genomen dat voor haar en Ferd vergaande gevolgen zal hebben.

Doneer aan TPO!

De hagel was gestopt en overgegaan in een zachte regen, op het moment dat ik mij die avond meldde bij het Torentje. De werkruimte van de premier zou je typisch kunnen noemen voor onze politieke cultuur. De belangrijkste bestuurder van ons land zit in een toren, maar die is lager dan de omliggende gebouwen, in dit geval museum het Mauritshuis en het ministerie van Algemene Zaken: de macht moet zich in ons land gedeisd houden. Ik werd ontvangen door de politiek assistent van Marc Rutte en een medewerkster van de Rijksarcheologische dienst, die toestemming had gekregen van de minister van Binnenlandse Zaken. Een jongeman en een oudere dame, die allebei even enthousiast waren over wat wij zouden gaan beleven.

Binnendoor liepen we naar de werkruimte van de premier, waar mijn twee begeleiders wachtten in de voorkamer, terwijl ik het Torentje werd binnengeleid. Daar kreeg ik koffie en werd ik tot mijn verrassing alleen achtergelaten, in afwachting van de premier. In werkelijkheid voelde de ruimte nog kleiner dan op tv. Het Torentje is zo laag omdat dit een van de oudste gebouwen is van het Binnenhof; ooit had het dienst gedaan als buitenhuisje voor de graven van Holland. In 1849 was Thorbecke de eerste premier geweest die het Torentje betrok, de huidige minister-president had een portret van zijn voorganger op de wand achter zijn bureau hangen. De achthoekige vorm van het gebouw, de houten wandpanelen en de fraaie plafondbalken gaven de ruimte een plechtig, maar luchtig karakter.

Eigenlijk had ik verwacht dat de afspraak niet door zou gaan, want er was die dag weer gedoe geweest in de coalitie en de premier had wel wat anders aan zijn hoofd, maar na een klein half uur wachten kwam hij goedgemutst zijn kantoor binnen: ‘Ha, die Ferd, wat goed om je weer te zien!’ We regeerden nu een paar maanden met de sociaaldemocraten en dat had een ‘eigen dynamiek’, zo zei de premier. Wat betekende dat besluiten steeds werden terug onderhandeld, dat stukken voor overleg ongegeneerd werden gelekt en zonder pardon op de man of de vrouw werd gespeeld. Een manier van politiek waar deze minister-president, die de mensen graag bij elkaar hield en de relaties heel wilde houden, niet zo heel goed mee om kon gaan.

De weldadige uitwerking van Greetje

Ik sta langer stil bij dit gesprek in het Torentje, om te laten zien hoeveel moeite de premier zich getroostte om mij te laten kennismaken met de grafkelders onder zijn ministerie. Hij was eveneens historicus en een van de weinige politici in Den Haag die interesse toonde in de geschiedenis van het Binnenhof. Bovendien had hij een zwak voor Johan van Oldenbarnevelt, omdat deze staatsman in zijn ogen een van de belangrijkste grondleggers was van de liberale traditie in ons land. Als tegenbeeld van de Oranjes, en het dwingende en dogmatische beleid dat zij in de tijd van de Republiek voorstonden. Marc wist dat ik een boek schreef over Van Oldenbarnevelt en wilde me graag rondleiden.

Het gesprek kwam op het standbeeld van Johan van Oldenbarnevelt, dat helemaal aan de overkant van de Hofvijver stond – en dat uitkeek op de plek waar hij begraven lag. Dit beeld van Van Oldenbarnevelt was in de jaren vijftig gemaakt en oorspronkelijk bedoeld voor het Binnenhof, op de plek waar hij in 1619 door toedoen van de Oranjes was onthoofd. Daar werd toen ‘vanuit het paleis’ bezwaar tegen gemaakt, waarna het standbeeld werd verbannen naar de andere kant van de Hofvijver. Het leek mij passen bij de liberale idealen om dat beeld neer te zetten op de plaats waar het ooit voor was bedoeld: op de plek van de onthoofding. Dat vond Marc Rutte wat al te rigoureus en lachend vroeg hij mijn begrip voor de ‘parkeerproblemen’ die dat met Prinsjesdag zou opleveren voor de Gouden Koets.

De premier wilde weten hoe het ging met Greetje, die altijd zijn bijzondere aandacht had gehad, maar op een andere manier dan veel andere mannen – of voor mijn part vrouwen. Er bestond tussen hen beiden een soort van verstandhouding waar ik nooit goed mijn vinger achter heb kunnen krijgen. In de campagne had hij haar graag om zich heen. Natuurlijk omdat dit goed was voor het plaatje, maar haar aanwezigheid leek hem ook rust te geven in deze stressvolle periode. Iets wat ik begreep, ik kende de weldadige uitwerking die Greetje op iemand kon hebben. Alsof ze je kon laten leven in het moment en al het andere doen vergeten.

De kelders van de oude Hofkapel

We dronken rustig onze koffie en praatten nog even door, totdat de premier opstond en we ons voegden bij de assistent en de ambtenaar en begonnen aan onze tocht. Het liep ondertussen tegen twaalven en buiten wisselden in het donker regen- en hagelbuien elkaar af. De oude Hofkapel stamde uit de dertiende eeuw en was gewijd aan de Heilige Maagd Maria, zoals Berndt niet naliet om me te vertellen. In 1879 was de kapel echter in verval geraakt en werd ze ‘ontmanteld’. Daarvan getuigde ook het verslag van de griffier van de Tweede Kamer, dat Berndt voor me had gevonden.

De tocht naar de kelders ging via de zolder, waar de ambtenaar de resten liet zien van de houten kap van de oude kapel. Het gaf een bijzonder gevoel om midden in de nacht, gewapend met een zaklamp, door deze bijzondere plekken van het Binnenhof te struinen, en soms te moeten bukken en zelfs kruipen om op de juiste plaatsen te kunnen komen. Onderweg kwamen we eveneens langs minder historische plekken, zoals een enorme mediazaal waar dag en nacht een aantal jonge mensen zat, die vanaf schermen voor de premier alles bijhielden wat er zoal in de wereld gebeurde.

Even voorbij de Trêveszaal – waar de ministerraad vergaderde – daalden we eindelijk af in de kelders. Aanvankelijk viel de tocht door deze kelders wat tegen, de oude muren waren zorgvuldig gepleisterd en slechts in de vormen van het plafond waren nog de gewelven van de oude Hofkapel te herkennen. De verschillende ruimten die we doorliepen waren gevuld met allerhande spullen en vooral met grote apparaten, die ik niet kon thuisbrengen en waarvan de premier slechts zei dat die waren voor de klimaatbeheersing, glimlachend mijn opmerking negerend dat ik niet wist dat op dit Binnenhof zoveel klimaat te beheersen was.

Met een zaklamp in de kruipruimte

Uiteindelijk kwamen we in een kleine opbergkamer. De raamloze ruimte was leeg, op een keukentrapje na dat in een hoek was gezet. In de rechtermuur was op schouderhoogte een wit luik, in dezelfde kleur als de witte muur, dat met twee handvatten van de wand kon worden genomen. De assistent nam het luik en zette het in de gang. Daarna pakte hij het trapje en zette dat voor het geopende gat van ongeveer anderhalve bij anderhalve meter. ‘Nou Ferd, de eer is aan jou!’, vond de premier. Ik klom voorzichtig het trapje op en scheen met mijn zaklamp in de kruipruimte; ongeveer vier meter breed en anderhalve meter hoog. ‘Dit is de plek waar we op dit moment het dichtste bij de graven van de Hofkapel kunnen komen’, zei de ambtenaar.

De premier vroeg of ik bereid was om ‘vuile handen’ te maken en gaf me een duwtje, zodat ik in de ruimte kon kruipen. Binnen moest ik me op handen en voeten verplaatsen, stuntelend met een kleine zaklamp. Het was ronduit een historische sensatie, om zo dicht bij de plek te zijn waar al die graven en gravinnen en ook Johan van Oldenbarnevelt begraven moesten zijn. Ik legde mijn hand op de muur en zag hier en daar een klein gat, dat een doorkijkje gaf in een van de kelders. Links in de verte eindigde de oude muur en verraadde het donker het bestaan van een doorgang, waar je dus nog verder naar binnen kon. Toen ik echter aanstalten maakte om daar naartoe te kruipen riep de ambtenaar me op een hoge toon terug. Daar mocht ik echt niet naartoe, die plek was volgens haar veel te gevaarlijk.

Als een kleine jongen liet ik me terughalen, en even later stond ik in het harde tl-licht van het kamertje, met een pak vol vlekken van het eeuwenoude gruis. De assistent had met zijn mobiel foto’s gemaakt, die hij me later zou toesturen. Voor een historicus is het belangrijk om op de een of andere manier contact te maken met het verleden. Dat kan middels brieven of andere bronnen, maar niets werkt zo goed als een ruimte waar de geest van een tijd nog niet geheel is geweken. De premier had dat begrepen. Hij kon toen echter niet weten welke begeerte deze ervaring in mij zou opwekken – en welke gevolgen dat zou hebben.

Gedachten over succesvolle leiders

Toen we terugkwamen in het Torentje was het al diep in de nacht, maar de premier nam alle tijd om nog een drankje te drinken en wat na te praten. Als historicus heb ik veel politieke leiders bestudeerd en die zijn in de meeste opzichten onvergelijkbaar, ook omdat ze in andere tijden leefden en nu eenmaal andere personen waren. Succesvolle leiders lijken desondanks iets met elkaar gemeen te hebben. Als ik denk aan Johan van Oldenbarnevelt, of aan de staatsman Thorbecke, of de premier waarmee ik op dat moment in het Torentje wat zat te drinken, in de kleine uurtjes van de nacht: allemaal leken ze hun rust te vinden in de gekte van het moment. Ieder slaagde erin om zichzelf op een bepaalde manier tot het oog te maken van de orkaan.

Succesvolle leiders hebben iets boven persoonlijks. Ze hebben hun kenmerken en karakter, zoals ieder ander mens, maar laten zich hier moeilijker op vastpinnen.  In elke beschrijving die je van hen geeft lijkt iets te ontsnappen. Deze politici zijn vaak typisch voor hun tijd, of worden zelfs gezien als de personificatie van een tijdperk, maar ze behouden altijd iets tijdloos en blijven ook in andere tijden en omstandigheden tot de verbeelding spreken. Hoe ik het moet zeggen weet ik niet precies, maar ik geloof dat dit iets is dat deze premier in Greetje herkende. Een leiderschap dat de mensen vertrouwen geeft om hen te volgen, zonder dat zij zelf het gevoel hebben dat ze anderen leiden.

Toen de premier me uitliet uit het Torentje waren de hagel en de regen gestopt, maar bleef de wind zich opstuwen tussen het museum en het ministerie – en sloeg die met een kracht in mijn gezicht. Langs het voormalige ministerie van Koloniën, dat nu onderdeel was van de Tweede Kamer, liep ik alleen het Plein op en werkte ik mezelf door de wind, op zoek naar een taxi die me naar Amsterdam kon brengen. De laatste maanden had ik bijzondere nachten meegemaakt, eerst met Greetje en nu met de premier. Ervaringen die me blijmoedig zouden moeten stemmen, maar me vooral achterdochtig maakten. Want was dit niet te veel en te groot voor een man als ik? Was dit wel de bedoeling, zo vroeg ik mij af, of kwam dit altijd met een prijs?

Uit het notitieboek van Greetje

27 januari

Veel feministes zijn maar één man verwijderd van de armoede, dat is een uitspraak die ik me herinner van mijn moeder. Een vrouw die weinig moest hebben van het feminisme, maar die wel een bedrijf runde. Een vrouw die mij leerde dat als je zelf je geld verdient, je van niemand afhankelijk hoeft te zijn. Ik weet niet wat moeder van mijn zwangerschap had gevonden, maar wel dat ik me niet afhankelijk ga maken van Ferd, een man die zich met de situatie toch geen raad zal weten. Laat ik maar zeggen dat de vader anoniem wil blijven.

In de negende aflevering van Verdwijning op het Binnenhof schrijft Ferd Goud over een wandeling met Berndt rond de Hofvijver en over de gedachten en de bekentenissen waartoe dit leidde.