Bij de Belastingdienst was sprake van institutioneel racisme, maar er werd gehandeld “zonder kwade trouw”, zegt staatssecretaris Marnix van Rij. “Er zat totaal geen beleid achter.” Hij stuurde maandag een brief naar de Kamer waarin het kabinet institutioneel racisme bij de fiscus erkent.
Dat is wel echt wat anders dan rassenhaat, benadrukt Van Rij maandag nogmaals: “Institutioneel racisme is geen juridische term, maar een sociologische.” Wel was er sprake van expliciet institutioneel racisme, zegt hij desgevraagd.
Persoonlijke kenmerken, waaronder nationaliteit, wogen mee bij het bepalen of iemands aangifte handmatig werd gecontroleerd. Dat blijkt uit discriminerende handleidingen die werden gebruikt. Dit valt onder institutioneel racisme, schrijft de bewindsman. Hij verwijst naar een recente definitie van die term door het College voor de Rechten van de Mens.
De handleidingen kunnen niet door de beugel, zegt Van Rij, evenals de door inspecteurs gebruikte “bewoordingen” zoals die naar boven kwamen in een onderzoeksrapport naar de zwarte lijsten die het kabinet tot enige tijd geleden gebruikte.
Maar het gaat hierbij om acties van “een aantal medewerkers” en niet iets dat breed bij de Belastingdienst speelde, beklemtoont de bewindsman. Op de handleidingen zaten “geen kwaliteitscontroles, geen waarborgen”. Ze zijn ook jarenlang niet opgemerkt. “Met de inzichten van nu, 2022, denk je: hoe heeft dat kunnen gebeuren?”, aldus Van Rij.
Het erkennen van institutioneel racisme zonder aan die erkenning gevolg te geven zou volgens de staatssecretaris een “loze handeling” zijn. Er is al veel in gang gezet om zaken bij de fiscus te verbeteren, benadrukt hij. De erkenning is volgens Van Rij onderdeel van een “reinigingsproces”.
Van Rij wil niet dat de dienst “in een kramp” schiet. Selectie op bepaalde risico’s is nodig om toezicht te houden en misbruik te voorkomen. “Discriminatie is en blijft verboden, maar niet elk onderscheid is discriminerend”, benadrukt Van Rij. Dat hangt volgens hem af van de “rechtvaardigingsgrond”.
Bij risicoselectie wordt het risico op fraude ingeschat op basis van een aantal criteria, bijvoorbeeld inkomen. Maar dit gebeurde bij de Belastingdienst ook op basis van nationaliteit, zonder dat daar een rechtvaardigheidsgrond voor was, én op basis van “uiterlijke kenmerken”. Daarom erkende het kabinet maandag dat er bij de fiscus sprake is geweest van institutioneel racisme.
Dit betekent echter niet dat het maken van onderscheid per definitie fout is, vindt Van Rij. Risicoselectie is zelfs broodnodig, omdat de overheid gewoonweg niet genoeg mensen heeft om controles uit te voeren zonder dat daar selectie aan vooraf gaat.
De bewindsman wil een “discussie” voeren over de balans tussen efficiënte fraudeaanpak en het voorkomen van discriminatie. In een brief aan de Kamer schrijft hij met collega-staatssecretaris Aukje de Vries (Toeslagen): “Overheidsorganisaties die gebruik maken van risicoprofielen moeten zich ervan bewust zijn dat dit onderscheid het risico van discriminatie met zich meebrengt.”
Anp