De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) roept in een advies op extra alert te zijn op het gebied van racisme en discriminatie bij gevangenen. Mensen die vastzitten kunnen zich geremd voelen in het aankaarten van racisme en discriminatie vanwege hun dubbele afhankelijkheidspositie. Ze zijn namelijk zowel afhankelijk van het gevangenispersoneel als van hun medegevangenen, aldus de RSJ in hun advies aan minister Franc Weerwind (Rechtsbescherming).
“Hoewel uit de door de RSJ gevoerde gesprekken niets is gebleken van structurele misstanden, stelt de RSJ dat de bijzondere situatie waarin gedetineerden zich bevinden extra en permanente alertheid op dit thema vereist”, staat in het advies. Gevangenen kunnen zich door “het gesloten en gedwongen karakter” tijdens hun opsluiting namelijk niet onttrekken aan situaties waarin racisme en discriminatie zich voordoen, aldus de raad.
Bovendien twijfelt de RSJ aan de mogelijkheden voor gevangenen om melding te doen van racisme en discriminatie. Vanwege de afhankelijkheid van het gevangenispersoneel, zal een gevangene niet snel een bemiddelingstraject ingaan. Ook kan iemand die vastzit zich niet beroepen op het beklagrecht, omdat een gedetineerde daarin niet-ontvankelijk is. Verder vindt de RSJ het niet aannemelijk dat mensen vanuit de gevangenis aangifte zullen doen en dat de politie hierop een onderzoek instelt dat daadwerkelijk leidt tot een vervolging.
Volgens de raad is er bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zeker wel oog voor de thema’s discriminatie en racisme, maar ontbreekt het aan eenduidig beleid. Het verschilt per gevangenis hoe er aandacht wordt besteed aan deze thema’s. De raad adviseert de DJI daarom meer divers gevangenispersoneel aan te nemen. Dat zou een “positieve werking” hebben op de bespreekbaarheid van racisme en discriminatie op de werkvloer.
Anp