De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heeft haar Agenda Diversiteit en Inclusie 2022-2025 gepubliceerd. Het document lijkt enkele tegenstellingen te bevatten.
Zo schrijft de KNAW voor de klassieke wetenschapsopstelling te staan:
“De KNAW bevordert, steunt en erkent excellente wetenschap.”
Daarmee impliceert zij dat de wetenschappelijke methode de best beschikbare methode is om kennis op te doen. De organisatie stelt zich als doel om de toepassing van die methode te bevorderen. Dat is begrijpelijk vanuit het idee dat deze gestructureerde methode superieur is aan bijvoorbeeld het verrichten van schattingen en het uit die schattingen verrichten van kennisclaims.
Daarentegen wil de KNAW aandacht voor meer diversiteit en inclusiviteit in haar personeelsbestand en de wetenschappelijke onderzoeksgebieden in meer brede zin:
“De KNAW wil gelijkheid, diversiteit en inclusie bevorderen, vanuit de overtuiging dat diversiteit in personen en perspectieven het wetenschappelijk debat verrijkt en bijdraagt aan creativiteit, vernieuwing en kwaliteit.”
Over diversiteit stelt de KNAW:
“Diversiteit verwijst naar alle zichtbare en onzichtbare kenmerken, ervaringen en/of achtergronden waarin (groepen) mensen van elkaar verschillen.”
Dat roept de vraag op of elk verschil dat tussen mensen kan bestaan consequenties heeft voor de wetenschappelijke methodologie of wetenschappelijke resultaten. Het is overigens vooral noemenswaardig dat de KNAW onderscheid maakt tussen diversiteit in personen en perspectieven. Dat impliceert namelijk dat het doel van diversiteit in personen niet diversiteit in perspectieven is. Wat betekent dit onderscheid?
Als de focus slechts zou liggen op diversiteit in perspectieven betekent dat het laten horen van geluiden van mensen met allerlei culturele achtergronden en zelfs met verschillende persoonlijke ervaringen. Zulke verschillende perspectieven kunnen het debat ten goede komen.
Wel rijst dan onmiddellijk de vraag in hoeverre je die perspectieven actief moet stimuleren, hoe, en welke perspectieven daarin een stimulans krijgen. Het impliceert namelijk dat er categorieën gemaakt moeten worden. Misschien wel: Surinaamse afkomst, vrijdenker, antinatalist, Limburger, islamitische afkomst, moslim, Iraans en pro-regime, Iraans en contra-regime, vegetariër, veganist, analfabeet, Schilderwijkbewoner met een beneden gemiddeld inkomen, anarchist, nationalist, atheïst, pastafariaan, joods, zevendedagsadventist of lid van het Levensbeschouwelijk Genootschap de Gemeenschap der Rede.
Het probleem wordt direct duidelijk. Hoe bepaal je welke categorieën er voorrang moeten krijgen boven anderen en hoeveel van die categorieën ga je überhaupt een voorrangsstatus geven? Wat als blijkt dat de blanke heteroseksuele man, waar diversiteitsbeleid zich doorgaans tegen richt, plotseling aan een aantal van deze minderheidscategorieën voldoet?
Daarnaast is het maar de vraag of diversiteit van perspectieven altijd waardevol is. In hoeverre levert het wetenschappelijke verrijking op als een wetenschapper die astronomie beoefent zelf gelooft in astrologie? Of wanneer een wetenschapper gelooft in god, waarzeggerij, winti, Q-drops of een complot van 9/11? Evenmin als ze hun banen zouden moeten verliezen omwille van hun perspectieven zouden ze daarom moeten worden geworven.
Maar dat daarnaast een focus ligt op diversiteit in personen doet vooral de wenkbrauwen fronsen. Het gaat hier namelijk om ‘zichtbare kenmerken’ van personen of groepen personen, wellicht aangevuld met een aantal onzichtbare kenmerken. Centraal staat dat deze kenmerken dus niet relevant zijn voor het perspectief dat deze personen inbrengen.
De voorgaande categorie van diversiteit in perspectieven bestaat immers reeds afzonderlijk. Als het volgen van een plantaardig dieet en het hebben van tatoeages mijn perspectief op de wereld niet hebben veranderd, en als ik die kenmerken niet heb omdat ik een ander perspectief heb, wat is dan de relevantie van mij op basis van die kenmerken anders te behandelen? Hoe zou je dat anders kunnen classificeren dan discriminatie en, wanneer het gaat om uiterlijke etnische kenmerken, meer specifiek racisme?
Het doet denken aan de zogenoemde alternatieve geneeskunde. De methodes die daarbinnen op patiënten worden toegepast zijn niet wetenschappelijk gefundeerd. Er is dus niet wetenschappelijk vastgesteld dat zij een positief effect hebben. Wellicht hebben ze helemaal geen effect, of resulteren ze in een placebo-effect. Maar zo’n behandeling kan ook direct tot negatieve effecten leiden. Toch worden sommige van deze zogenoemde alternatieve methoden gesteund door ons gezondheidssysteem.
De KNAW laat de klassieke wetenschapsbenadering waarin de meetmethode, de uitvoering daarvan en de interpretatie van de resultaten, centraal staan enigszins los. Met het voorzichtig uitspreken van de wens voor quota van bepaalde categorieën medewerkers ligt het gewicht niet meer bij de juiste mens op de juiste plaats. Daarbij geldt dat het niet zondermeer te stellen is dat zo’n ‘meer divers samengesteld personeelsbestand’ bijdraagt aan de kwaliteit van wetenschapsbeoefening. Tevens kan niet worden uitgesloten dat het, net als met alternatieve geneeskunde, zelfs zou leiden tot een verminderde kwaliteit daarvan.
Als het aantrekken of bevorderen van mensen op basis van persoonlijke of groepseigenschappen, die primair niet over de kwaliteit van hun werk gaan, essentieel wordt in het werkgeversbeleid, dan is het niet ondenkbaar dat er geen maximale kwaliteit wordt behaald. In sommige van de groepen waarop het diversiteits- en inclusiviteitsbeleid zich zal richten zullen zich immers wellicht minder academisch geschoolde mensen bevinden of minder mensen die een carrière in de wetenschap nastreven. Iets gechargeerd: de kans dat er een Max Verstappen opstaat in een land waar amper motorsport wordt beoefend is niet groot. Moet de autosport dan actief coureurs werven in zulke landen?
Kortom, de Diversiteits- en Inclusiviteitsagenda zit de oorspronkelijke doelstellingen van de KNAW in de weg.
Lees ook van Bart Collard: