Een spectaculaire Portugal Post zonder bosbranden maar met Spanjeman Raúl over Nederlandse misdragingen aan de Costa’s, vliegende makelaar Laetitia over het grootste brommerfestival van Europa in Faro en een special over Joden in de Algarve door niemand minder dan Paul Damen, hoofdredacteur van de Republikein.
Amigas e amigos! Uw geliefde hoofdredacteur is met Rob Muntz in het kader van Safari Eurabia op reis door de Balkan (Albanië, Noord-Macedonië, Kosovo, Bosnië en Montenegro) en zal zodra hij weer thuis is en de bosbranden nabij zijn villa in Vale do Lobo geblust zijn, weer berichten over zijn geliefde Algarve! Niet getroost want we hebben vandaag drie schitterende verhalen. Kom er maar in, Laetita!
Artikel gaat verder na afbeelding.
Na jaren van uitstel vanwege Covid is het dit weekend weer Motor 4-daagse van Faro, georganiseerd door de motorclub Faro. Verwacht aantal motoren: 25.000. Een evenement vergelijkbaar met de vierdaagse van Nijmegen maar dan beoefend door mannen en vrouwen die geen zin hebben in lopen en vooral houden van veel herrie maken.
Want beste lezers, wat een kabaal is het de komende dagen in mijn woonplaats Olhão! Het evenement speelt zich af in Faro maar grote delen van de motor bezitters komt naar Olhão om te eten, bier te drinken en naar elkaars motor te kijken. En dat kan nou eenmaal beter in Olhão, want daar heb je een boulevard met veel eten en bier. En…. genoeg parkeerruimte om je stalen monster te parkeren zodat iedere niet-motorbezitter zich kan vergapen aan de glimmende machines.
Vinden we het leuk? Ik houd niet van herrie, dus nee, laat maar. Dat lawaai maken begrijp ik niet. Ik schrik me steeds een bult als er weer eentje het gas opentrekt. Kneiterhard rijden door de smalle straatjes vind ik ook niet prettig en al helemaal niet als er een groep aan komt denderen. In Amsterdam gaat de gemeente nu optreden tegen de uitstoot van decibellen omdat bewoners die bijvoorbeeld bij een druk kruispunt wonen iedere dag rechtop in bed zitten als er gas wordt gegeven. Bij mijn weten mag je ook niet eens zoveel geluid maken, alles moet toch steeds schoner en stiller? Niet bij de motor. Daar wordt herrie gedoogd.
Wat voor eigenaren zien we zoal voorbij komen? Eigenlijk is het van alles wat, maar vooral is men stoer gekleed. Gedekte kleuren t.w. grijs, olijfgroen, veel tinten zwart. Leer. En dan natuurlijk korte broeken zodat je overal de tattoos uit ziet floepen. Armen, nek, kuiten, alles zit onder de zwarte inkt. Eigenlijk zien de deelnemers van deze 4-daagse er allemaal hetzelfde uit. Er zijn ook veel echtparen onder hen, dus eentje zit achterop. De leeftijd: veel 45 plussers, kalend, grijs of geverfd haar.
Als de motorrijder niet op zijn motor zit en naar het café loopt, dan heeft deze geen crossbodytas om de arm, maar de Helm. Want de helm bewijst: ik ben Biker. Er bestaan heel veel soorten motorrijders. Je hebt koffierijders (zit meer op een terras dan dat ie rijdt), weekend-cowboys (rijdt alleen met droog weer en in het weekend) file surfers (behendige rijders die in een file kunnen rijden), de broodrijder (iemand die voor zijn beroep rijdt) en de winterbikkel (iemand die 365 dagen per jaar rijdt) Het evenement is een van de grootste in Europa en zodoende komen allerlei nationaliteiten elkaar ontmoeten en over motoren praten. Er vinden bierfeestjes plaats, straat optredens, tentoonstellingen (over motoren?) en concerten waar lekker hard heavy metal-muziek wordt gespeeld. En of het nog niet genoeg is zijn er 24 uurs-bars, erotische shows, wet T-shirt- en tattoocompetities. Het festivalterrein is heel toepasselijk naast het vliegveld. Soort zoekt soort herriemakers zeg maar. Iedereen parkeert de motor naast zijn of haar tent en zo ronken er 24 uur per dag overal gezellig motoren.Van slapen komt er niet veel, maar dat is ook niet de bedoeling. Als je geen zin hebt om vanuit Nederland helemaal met je motor naar Faro te rijden dan zijn er hier genoeg motorverhuurbedrijven waar je ruime keuze hebt. Maar dan laat je wel zien dat je eigenlijk een beetje een watje bent. Het festival: Je houdt er van of niet. Ik duik even onder. Een stil weekend allemaal!.
Artikel gaat verder na afbeelding.
De zon gaat altijd onder. Opkomen doet zij zelden in het Nederland van Mark Rutte.
Als vakantiecoach merk ik het natuurlijk aan mijn klandizie. Drie uur eerder op de luchthaven aanwezig, tóch op het laatste moment de strijd aan moeten gaan om aan boord van de aluminium sigaar richting G E L U K te geraken. Voordringen heet dat in het Nederlands. Het woordje ‘goed’ durf ik in deze context niet te gebruiken. Want je mag niet voorbij iemand gaan wiens vlucht drie uur later vertrekt, maar die wèl vijf minuten vóór jou in de rij voor de controle-van-alles-waarmee-je-niets-kunt-uithalen-qua-kaping-maar-we-kunnen-wel-weer-een-beetje-macht-over-je-uitoefenen terwijl jóuw vlucht over vijf minuten airborne had moeten zijn.
Vrolijk komen de meesten niet aan. Heerlijk is dat voor mij. Het maakt het werk zoveel makkelijker. Wijs een poepsjacherijnige Hollander op een palmboom in combinatie met een strak blauwe lucht, het vooruitzicht van een koud biertje en de belofte dat het de komende drie weken niet zal regenen, want dat doet het al maanden niet, en de sukkel voelt zich meteen in het walhalla. Little does he know. De Portugal Post betaalt mij net te weinig om ervan rond te komen, zelfs hier op het Iberisch schiereiland waar alles goedkoper is dan bij jullie.
Alles? Ja, alles. Behalve als je duikt, fietst, kampeert of bergbeklimt. Dan is alles twee keer zo duur. De dozenschuivers moeten ook verdienen nietwaar? Dus ik beun een beetje bij en zo kom ik ook nog eens in contact met mensen. Het leven op het platteland, afgezonderd van de wereld, een parallel universum welhaast, waarbij mijn contacten met échte mensen zich vrijwel uitsluitend via de interwebs voltrekken, op een sporadisch bezoek van onze geliefde Hoofdredacteur na, maar zelfs met hem heb ik voornamelijk slechts digitaal contact, zou, mocht je er op de verkeerde manier mee omgaan, kunnen leiden tot een sociaal isolement waaruit ontsnappen welhaast tot een onmogelijkheid zou kunnen evolueren als er geen ‘hands-on’ echtgenote de lijnen licht op spanning zou houden. Gezegend ben ik, ik durf het gewoon toe te geven tegenwoordig.
Pero bueno, mijn cliëntèle, happy is er vrijwel geen één. Natuurlijk wél als ze mij weer de hand kunnen schudden, voor sommigen een gemis van twee corona-jaren, maar dat is oppervlakkig. Geen enkele Nederlandsche Tourist heeft het vertrouwen volgend jaar wéér op bezoek te kunnen komen, zelfs niet als de financiën geen probleem vormen. Dit, lieve lezeressen en jullie liefhebbende aanhang, ben ik nog niet eerder tegengekomen. Ik durf dat best zo te stellen. Er is een angst voor de toekomst gekropen in vakantie-vierend Nederlandje. In comes Raúlito!
Horendol word ik elk jaar van de mensen die roepen: ‘Ik heb er honderd Euro over als jij de voortent van me (sic) kerrefen opzet’, ‘Die stomme serveersters spreke geenens geen Enguls! Ik ook niet, maar toch!’, ‘Waar ken ik een matras kopen hiero, want me rug trekt die zooi in het hotel niet en de versekering betaalt het toch wel. En als niet, dan toch maar dan anders.’ ‘De verlichting was só kudt dat ik het niet eens op insta durfde te posten. Nou ja seg!’ ‘De wifi in het feestcafé had kennelijk de faceboek geblokt of so, maar me foto’s zijn allemaal mislukt!!!¡1!’Ik ben er wel een beetje klaar mee. Een abo op de Portugal Post kan ik er nog steeds niet mee betalen, dus waarom zou ik ermee doorgaan? Gelukkig benne we creatief en vol energie. Nog geen zestig ten slotte!
Vanaf komend jaar gaat Raúl, ja, jullie Raúl, complete vakantiebelevenissen aanbieden. Op Instagram, Facebook en Twitter zullen zinderende foto’s en verhalen van jouw fantástische vakantie in Salou (bijvoorbeeld) je vrienden, volgers, familie en bewonderaars in admiratie van zoveel creatieve, ondernemingslustige en culinair dappere energie, van hun voeten vegen. Die foto’s dus. En de verhalen die erbij horen. Een DAT-WIL-IK-OOK-golf zal je overspoelen vanuit je vriendenkring. Hot en Happening zal je zijn, zoals je altijd hebt gewild. Hoe ga je dat dan doen Raúlito? Wel, het begint ermee, heel belangrijk, dat jíj gewoon thuisblijft. Gordijnen dicht, niet de deur uit, afsluiten. Gewoon totaal afsluiten. Drie weken lang. Je zal moeten preppen, er zit niets anders op. Je social media-accounts én je credit card zijn van mij. Twee, drie weken lang. Jij ligt lekker te leggen op je stretsjer op zolder onder de hoogtezon en ik doe de rest.
Chantal een fantástische biefstuk gegeten bij Poc a Poc in Salou? Nou meid, jíj ook hoor. Ik stuur je de foto’s en de rekening vanavond nog door. Kan je het bonnetje posten als bewijs. Terwijl je dus gewoon heerlijk thuis op de bank het hele seizoen GTST zit terug te kijken want het komt er nooit van!
Dat sjacherijnige stuk vreten van een van Amerongen tegenkomen bij de ‘Broodje van Kootje’? Je roept het maar en Raúlie zorgt voor de foto’s én een smakelijk verhaal. Nu ik weet hoe magertjes onze geliefde Hoofdredacteur erbij zit – let maar eens op zijn enthousiasme over het prijsniveau in zijn reportages uit het ver weg gelegen Albanië – ga ik ervan uit dat voor een habbekrats een fotosessie te regelen is. Ik moet er wel bij zeggen dat hij louter en alleen Eerste Klasse reist in de Hogesnelheidstrein, indien beschikbaar. Maar goed, goedkoper dan drie weken All Inclusive in Alanya wordt het natuurlijk nooit. Dat snapt een kind.
Lijkt het jullie niet heerlijk? Wél vakantie, niet de stress? Net zoals TPO 3.0 zou dit wel eens héél groot kunnen worden! Buenas noches, con sueños cubierto en oro, mis amigas y amigos.que os vaya bien.
Hasta pronto, espero.
Op zondag 22 september viert de hele wereld Joods Nieuwjaar, behalve in Portugal. Dat komt: er zijn geen Joden. Althans, niet meer sedert december 1496. Mooi land, zult u zeggen, en zo dacht koning Manuel I van Portugal er ook over. Of eigenlijk, erger nog, zijn echtgenote, de Spaanse koningsdochter Isabella, van wie de vader al vier jaar eerder die vervloekte Judiós (in Portugal Judeus) succesvol buitengegooid had of tot bekering tot de H. Moederkerk gedwongen. Overigens onder de enthousiaste leiding van grootinquisiteur Torquemada, zelf eerder Joods, en de roomse biechtvader van koningin Isabella, Espina, die voorheen het eerzame beroep van rabbijn uitoefende. Niettemin sloeg in Spanje, maar meer nog in Portugal, al spoedig de spijt toe over deze onbezonnen verbanning. Immers, door die ban was in één klap de hele toplaag van de maatschappij vertrokken. Dokters, bankiers, schriftgeleerden, schrijvers, advocaten, en alle intellectuelen die aan het hof de koning terzijde stonden, allemaal hadden ze hun biezen gepakt.
Pedro Nunes, wiskundige, kosmograaf, verbonden aan het Portugese hof, benaderde medio zestiende eeuw als eerste de navigatie wiskundig en vond onder meer de ‘nonius‘ uit, een naar hem genoemde schuifmaat waarmee via hoekmeting de graden op een zeekaart berekend konden worden met een foutmarge van maar enkele kilometers. Zonder Nunes, van Joodse geboorte, al was-ie daar akelig zwijgzaam over, waren de Portugezen nooit in staat geweest de wereldzeeën te verkennen. De eerdere navigatiemethoden waren zo onnauwkeurig dat Columbus, ook al een geheime Jood, geluk had dat hij niet was geland was in Antarctica, maar in Amerika. Ook een mooie ontdekking, daar niet van, zij het enigszins frisjes voor wie Portugal gewend is. En weinig te bekeren daar. Nunes wist steeds de vraag naar zijn achtergrond terzijde te schuiven, en schopte het uiteindelijk tot professor in de wiskunde aan de prestigieuze universiteit van Coimbra. Zijn familie overleefde de Inquisitie, de kerkelijke rechtbank, door hun Jodendom te ontkennen of ‘nieuw christen’ te worden zoals het eufemisme luidde voor gedwongen bekeerlingen. En de rest vertrok.
Een eveneens Joodse collega van Nunes was Abraham Zacuto, waarschijnlijk geboren in Salamanca omstreeks 1450. Hoewel er weinig over zijn leven bekend is, zou hij daar aan de universiteit astronomie en astrologie hebben gestudeerd en er later ook leraar in zijn geworden. Na de verbanning van de Joden uit Spanje in 1492 vluchtte Zacuto naar Portugal en werd daar de hofastronoom van koning João II. Ook Zacuto bekwaamde zich in de zeenavigatie, en onderzocht onder andere de mogelijkheden voor de zeereis naar India, om Afrika heen. Op zijn naam staat de verbeterde Astrolabe, waarmee routes en graden op de kaart berekend konden worden. Maar toen die zeeroute naar India eenmaal verkend was, werd ook Zacuto verbannen uit Portugal. Het land, dat de eerste schreden zette op de verovering van een wereldrijk, verloor daarmee zijn belangrijkste nauticus. En diens kennis – de impact van de uitdrijving van de Joden zou heden ten dage vergelijkbaar zijn met het weggooien van alle gadgets, computers, medische apparatuur en mobieltjes met Israëlische techniek erin – zo ongeveer alles dus – hetgeen overigens precies is wat de BDS-beweging nastreeft.
Na de verbanning uit Spanje van ongeveer 120.000 Joden die voor de doop bedankten, zocht ongeveer de helft daarvan hun toevlucht in Portugal. Daar waren ze welkom tegen betaling van enorme bedragen, en konden ze die niet opbrengen, dan verviel de helft van hun in beslag genomen vermogen aan de Kroon. Tenzij ze zich uiteraard lieten dopen: die gedwongen bekeerden, ‘conversos‘, werden doorgaans spottend ‘marranos‘ genoemd, afgeleid van het Arabische woord voor ‘verboden’, onkoosjer, en dus in de praktijk ‘varken’ betekenend. De bekeerlingen immers beleden vaak iets te ostentatief hun voorkeur voor dit volksvoedsel, al spuugden ze het nogal eens uit om de hoek en bleven zo heimelijk Jood. Hoewel dit vuige roddel kan zijn, en ‘marrano‘, in het Galicisch-Portugees ‘gedwongen’, verwijst naar het onvrijwillige karakter van hun bekering. Nee, geen pretje. En geen wonder dat het grootste deel van die Joden snel weer weg was, om hun heil te zoeken in Noordoost-Brazilië. Daar werd later in het door de Nederlanders op de Portugezen veroverde Recife (de hoofdstad van Nieuw Holland) de eerste synagoge van de America’s, de Kahal Tzur (rots van) Israel opgericht, onder het rabbinaat van Isaac Aboab da Fonseca, auteur van de eerste Hebreeuwse religieuze teksten aan de andere kant van de oceaan. Hij wist wat het was op de vlucht te zijn: Via Portugal en Nederland kwam hij in Recife terecht, waar hij zijn synagoge stichtte in, hoe toepasselijk, de Rua dos Judeus op nummer 197 en 203, thans, hoe voorspelbaar, de Rua do Bom Jesus, de Goede Jezusstraat.
Onder de Nederlanders hadden de gevluchte Portugezen een grote vrijheid van godsdienst, maar toen Portugal in 1654 die kolonie heroverde, was het daarmee gedaan, en waaierden de ‘Portegiezen’ weer uit, naar andere Nederlandse koloniën in Zuid-, Midden- en Noord-Amerika, zoals met name Suriname en Curaçao. In Nieuw Amsterdam (nu New York) kwam in september 1654 een groep van 23 joden uit Recife aan, die daar de eerste Joodse kille (gemeenschap) van de stad stichtten. En een deel ging door (of terug) naar Amsterdam, waar nu nog de voorouders van de Teixeira’s, Oliveira’s en Coronels die nu de Portugese Gemeente bevolken, via vergelijkbare omzwervingen arriveerden, en onder andere de basis legden voor de later bloeiende diamantindustrie en geldhandel. Portugal daarentegen, in feite nu de Derde Wereld van Europa, kwam de klap van die verbanning, ondanks de koloniale historie sindsdien, nooit meer helemaal te boven. Men moet zich voorstellen wat er gebeurd was als indertijd de hele Amsterdamse beurs was ontmanteld. Precies dát gebeurde aan het Portugese hof, waar onder Afonso I opperrabbijn Yahia Ben Yahi III tevens hoofdbelastinginner was, evenals zijn kleinzoon Jose Ibn-Yahya dat was onder Sancho I, en Isaac Abrabanel eind 15e eeuw schatbewaarder van Afonso V. Allemaal geldbusiness dus. De doorgaans opgevoerde drogreden voor hun vervolging, pogingen van Joden om nette katholieken tot het Oude Geloof te bekeren, leverde een alibi op voor het inpikken van het achtergelaten Joods kapitaal, even welkom als eeuwen later in het Midden-Oosten en de Maghreb, na de stichting van de staat Israël, geld en have van de miljoen naar Israël gevluchte Joden een welkome bijverdienste voor de lokale bevolking opleverden.
Faro was eeuwenlang knooppunt van Joodse cultuur. Als eerste Portugese boek werd er in 1487 de Pentateuch gedrukt door Samuel Gacon. Overal in Portugal herinneren in heel wat oude stadjes straatnamen als Rua Nova, Rua Direita (Rechte Straat) en, naar de Davidsster, Rua da Estrela, Sterrenstraat, aan de ontruimde Joodse wijken. Immers: je kan niet élke Jodenstraat omdopen tot Jezusweg. Het aardige is wél dat die voormalige Joodse huizen onmiddellijk te herkennen zijn aan hun indeling: de grote poort op de begane grond die toegang gaf tot de winkel, en een smallere deur naar het woonhuis op de eerste verdieping. Oude Portugese winkels hebben doorgaans een of meerdere smalle deuren. Heel soms vind je nog in de voormalige Joodse wijk een holte of litteken in de rechter deurpost, waar ooit de mezoeza zat, het kokertje met de bijbeltekst uit Devarim / Deuteronomium die gebiedt een kokertje met die bijbeltekst op je deurpost te spijkeren. En nog zeldzamer zijn de in diezelfde deurpost uitgekraste geheime, half-hebreeuwse tekens waarmee de voormalige Joden elkaar wisten te vinden.
Pas in 1821 werd de Katholieke Heilige Inquisitie, de geheime politie van de H. Vader, alsmede Zijn vereniging voor vervolging van andersdenkenden, opgeheven. Sommige Joden keerden toen terug naar Faro, richten opnieuw een Comunidade Israelita op, en uit dat jaar dateert dan ook het minieme Joodse begraafplaatsje daar. Maar, zo verzekert de beheerder op fluistertoon, die vervolging was iets van de Spanjaarden. Hij vergeet even dat Portugals Manuel I en zijn Spaanse echtgenote Isabella die vervolging uitvonden en aanzienlijk verbeterden. En dat het volk de koning nogal enthousiast bijsprong. Bij de pogrom van 1506 in Lissabon werden al duizenden ondergedoken Joden vermoord. Tussen 1540 en eind 18e eeuw werden er 1175 verbrand. Van de geluksvogels, 633 gevluchte Joden, werd bizar genoeg enkel hun beeltenis verbrand, maar daar stond tegenover dat er 29590 werden veroordeeld tot cel of verbanning. Alleen al in Lissabon.
In Faro vergeet de brave begraafplaatsbeheerder wel meer. Zo beseft hij niet dat hij eigenlijk zeer onkoosjer verblijft in wat ooit het metaheerhuisje voor de lijkwassing was. Niettemin begroet hij me opgewekt met ‘sjana tova’ om vervolgens verbaasd te zijn dat dat ‘Gelukkig Nieuwjaar’ betekent en de Joodse jaarwisseling doorgaans in de herfst valt. Maar, zegt hij trots, hij heeft wél bij zijn huisje de enige synagoge van de Algarve. Okee, een remake dan, en gehuisvest in een allesbehalve eeuwenoude prefab Zwitserse blokhut, zo’n schuurtje waar je normaal de harken en de grasmaaier plaatst. Verzwegen wordt ook dat de museuminhoud afkomstig is uit de twee laatste synagogen van Faro, waarvan de uit 1820 daterende snoge aan de Rua Castilho nog in de jaren zestig met de grond gelijk gemaakt werd. Zelfs de grafsteen op het grasveld ervoor, van de in 1315 overleden Josef de Tomar, is een recente remake, die ook nog eens een tikfout bevat: overleden op 23 januari 1315, in de Hebreeuwse telling 16 sjevat 5075, wordt de maand ‘sjevat’ op het arme rabbijnengraf hier vermeld als sabbat. De nepsjoel heeft dan ook geen mezoezah in de deurpost, binnen is de keppel niet verplicht, en de geëxposeerde eerste Pentateuch is een kopie. Wél hangen er heel veel foto’s van Isaac ‘Ike’ Bitton, de enigszins op Omar Sharif lijkende Amerikaan uit Faro die dit museumpje sponsorde en zijn naam gaf, hoewel hij zelf verstandigerwijze op een Joodse begraafplaats in Illinois ligt. Er was hier voor hem ook geen plek geweest: het begraafplaatsje zelf, nog geen 40 meter in het vierkant en 76 graven tellend, ligt uiterst krap ingesloten in de parkeerplaats van het hospitaal om de hoek, het ‘mega-shopping’ winkelcentrum en het voetbalstadion van de lokale kampioensclub ‘Farense Algarve’. Sterker nog, mogelijk liggen de botten van Joden met lang vergeten namen als Buzaglo, Sicsu en Sequerra nog onder de middenstip. Wel toepasselijk is dat om de hoek de N125, de beruchte Algarviaanse regionale dodenweg, hier eindigt op de Estrada da Penha, de Rotsweg. Niet alleen toepasselijk vanwege de vele stenen hier, maar ook een vage herinnering aan de Joden die de Allerhoogste nog wel eens aanduiden als rots – ma’oz tzur, ‘het stenen fort’.
De beheerder is nogal verbaasd, zo niet teleurgesteld dat ik geen rondleiding wil. ‘Obrigado, dankuwel, ik kan de stenen lezen.’ Daar gáát de obligate euro die hij in gedachten had. Op het eerste gezicht wordt hier krachtig gezondigd tegen de Joodse begrafenisriten. Doorgaans liggen dode Joden met hun gezicht naar het oosten, naar Jeruzalem, maar hier, ik heb het geturfd, liggen hoogstens zeven dode Joden met hun gezicht de goede kant op. De rest kijkt vanuit het hiernamaals krachtig naar hospitaal of voetbalstadion, hetgeen qua voetbaltempel voor de voetbalminnende Portugees een hele verbetering is want de échte tempel in Jeruzalem is immers al sinds twee twee millennia geleden afgebroken. Bij de ingang ligt het kindergrafje van Simão Bengio Bendrão. Rond 1894/95 in de gebruikelijke jaartelling krap vijf maanden geworden: geboren op ‘2 acosto 5654′, gestorven op ’22 janeiro 5655’. Die mix van katholieke maanden en Hebreeuwse jaartelling geeft al aan dat het Jodendom er hier niet diep in zat. Daar wijst ook de verportugezing van zijn naam Sjimon naar Simão op. Ik heb een steentje op het grafje van de baby gelegd, symbool van het leven dat doorgaat. Nu ja: een steen, want wegens tekort aan kiezels gebruikt men hier uitgegraven straatklinkers als eerbetoon aan de overledene, hetgeen het buitenmodel rotstuintje op menig graf verklaart.
Ook bij de uitgang stuit ik op neokatholieke mores: ja, het is inderdaad de gewoonte bij het verlaten van een Joodse begraafplaats de handen te wassen, om zo een onderscheid te maken tussen de onreinheid van de dood en van het leven, maar dat zulks begeleid moet door een donatie in een wel erg rooms aandoend offerblok, dat is nieuw. Niettemin valt de beheerder te prijzen, omdat ik nu eindelijk netjes al die een- en tweecentsmuntjes kwijt kan die men hier trouwhartig teruggeeft als wisselgeld. En nee: er wonen geen Joden meer in Faro, de gemeenschap is in de jaren dertig van de vorige eeuw uiteengevallen, vertrokken naar de grote stad, op alyjah naar Israël gegaan of geëmigreerd naar de Verenigde Staten. Op een ándere Portugese rots, Belmonte in het onherbergzame noorden van Portugal, is het Jodendom heel wat origineler bewaard gebleven. Vier families die daar rond 1500 op de vlucht naar Toulouse strandden, bleven eeuwenlang geïsoleerd wonen op de berg. Ze verzwegen naar het belendende dorp hun cultuur en achtergrond, trouwden enkel onderling en werden pas bij toeval in 1917 ontdekt door Samuel Schwartz, een Pools-joodse mijnbouwkundige. Hij kon de stomverbaasde Belmontezen pas overtuigen van hun gezamenlijke Jodendom door in het Hebreeuws het Sjema te reciteren, het basisgebed van de religie: ‘Sjema, Israel, Adonai Elohéinoe, Adonai echád’ – hoor, Israël: de Heer is onze G*d, de Heer is de enige.’ Dat ‘Adonai Elohéinoe’ herkent u wellicht van de uiterst Amsterdamse uitdrukking bij verbazing: adenommeleheine!
In Belmonte bleek men al die tijd de Inquisitie listig op het verkeerde been te hebben gezet, door bijvoorbeeld de sabbat op zondag te houden, en ook Pesach en Chanoeka bewust op ‘verkeerde’ dagen te vieren – of eigenlijk samen met het katholieke Pasen en Kerst, zodat de belendende boeren niets vermoedden. De sjoeldiensten in Belmonte werden, omdat die er niet van verdacht kon worden een (mannelijk) voorzanger te zijn, geleid door vrouwen, en voor de zekerheid hielden ze de roomse drieëenheid aan, zij het dat ze niet baden in de naam van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, maar in naam van hun Joodse drie-eenheid: ‘Abrahao, Isaac e Jacob.’ Nu, jaren na de val van de dictatuur van Salazar, zijn de Belmontezen niet tot hun eigen vreugde ineens een toeristentrekker. De ‘Bnei Anousim’, ‘kinderen van de gedwongenen’ zoals ze zich noemen, versleten al diverse buitenlandse rabbijnen wegens de in elke Joodse gemeente toch al onvermijdelijke ruzies, in combinatie met het opgebouwde cultuurverschil tussen hen en het Jodendom elders. Zij, de Belmontezer Joden, die zichzelf beschouwen als de laatste échte Joden van Portugal, zien nu hun geloofsgenoten uit de hele wereld de mega-menora op de deur van de nieuwe esnoga (synagoge) passeren. En maken hen dan wijs dat zonder hun meest bekende vluchteling, Christobal Columbus, als verbannen heimelijke Jood op zoek naar een nieuw vaderland, Amerika niet bestaan had.
De Joden van Portugal hebben hun sporen achtergelaten: naar schatting heeft eenderde van de bevolking op een of andere manier oriëntaalse roots. Het was dan ook Portugal dat tijdens het nazi-regime ruimhartig Joden opving. En, het zal ook es niet, de weinige Joden die er nog wonen, bekleden allemaal belangrijke banen in het bankwezen. Okee, dokter Samuel Ruah was de persoonlijke geneesheer van dictator Salazar, terwijl zijn neef Joshua Ruah dezelfde functie had bij de baas van de illegale communistische partij, Alvaro Cunhal. Maar Ricardo do Espirito Santo Silva Salgado was de baas van de Nationale Bank. Wat wil je ook als zoon van – let op hoe de schitterende namen de vermenging van Joods en katholiek uitdrukken – de econoom João Carlos Roma Machado Cardoso Salgado en zijn vrouw Maria da Conceição Cohen do Espirito Santo Silva. Maar simpeler kan ook. Mocht u toevallig gewoon Teixeira heten, d’Oliveira, Coutinho, Coronel of Pinto, dan valt u in de prijzen! U kunt dan, tatarataa!, gratis een Portugees paspoort scoren, een recent regeringsgoedmakertje voor de eeuwen van vervolging. Je moet wel als sefardische Jood door de lokale rabbijn erkend zijn, een aardig woordje Portugees spreken en een ‘cultuurtest’ afleggen, waarvan ik u alvast kan verklappen dat het antwoord op de vraag naar de meest populaire Portugese vis is: de sardine. Het is dan ook niet zo gek dat enkel uit landen als Marokko, Turkije en Venezuela enkele honderden nazaten zich aanmeldden. Maar het mooie is wel: als u er vanuit Nederland heen vliegt, krijgt u zomaar een uur cadeau! Kom daar hier nog es om!
Koopt allen Damen’s schitterende bloemlezing met gedichten van dictators!
Lees meer Portugal Post: