Het Amerikaanse Congres heeft een steunpakket aangenomen waarmee het land een inhaalslag moet maken in de productie van ”semiconductors”, oftewel halfgeleiders. Het merendeel van deze onderdelen, die nodig zijn voor alle elektronica van auto’s tot smartphones, wordt nu in Oost-Aziatische landen als China, Zuid-Korea en Taiwan geproduceerd. Westerse economieën zijn hier in de afgelopen decennia erg afhankelijk van geworden, en zijn kwetsbaar als China of Noord-Korea nog eens besluiten een oude oorlog te hervatten.
Het steunpakket zet miljarden opzij voor investeringen in infrastructuur, en ook over 5 jaar tijd 100 miljard voor wetenschappelijke innovatie. Minister voor Handel, Gina Raimondo, merkte voorafgaand aan de stemming in de Senaat op dat de VS ooit 40 procent van de halfgeleiders produceerde, maar nu nog maar 12 procent van de wereldproductie heeft. De Senaat stemde 64-33 voor het pakket, en 17 Republikeinen stemden mee met de Democraten.
Er waren echter een aantal Senatoren aan beide kanten van het politiek spectrum die inhoudelijke bezwaren hadden tegen de plannen. Bernie Sanders, de onafhankelijk Senator voor Vermont die meedeed bij de Democratische voorverkiezingen, stelde dat de maatregelen teveel ruimte lieten aan bedrijven om subsidiegeld zelf uit te geven. Het pakket zou een cadeautje zijn voor de grote industrie, zonder de benodigde garanties te geven dat het geld goed terecht komt. Voorstanders zeggen juist dat de investeringen nodig zijn om minder afhankelijk te worden van met name China. Ook de Amerikaanse defensie-industrie is zwaar afhankelijk van Aziatische halfgeleiders, wat voor veel Republikeinen een doorslaggevende zorg is.