Het Amerikaanse ministerie van Handel heeft technologiebedrijf Nvidia te verstaan gegeven dat het moet stoppen met de export van geavanceerde computerchips naar China. Het gaat volgens CNBC om twee soorten chips, A100 en H100, die gebruikt kunnen worden bij werk met kunstmatige intelligentie. De Amerikanen zijn bezorgd dat de chips bij het Chinese leger terechtkomen. Nvidia verwacht na het nieuws een verlies van 400 miljoen dollar, en de prijs van het aandeel daalde gisteren al met 6,5 procent. Het bedrijf heeft een vergunning aangevraagd om toch door te gaan met de export. Een ander technologiebedrijf, Advanced Micro Devices, heeft een soortgelijk exportverbod gekregen voor een andere chip die het aan China verkocht.
De Verenigde Staten maken zich al langer zorgen om de export van geavanceerde technologie naar China. Chinese onderzoekscentra en bedrijven proberen aan de lopende band buitenlandse technologie te kopiëren, zonder zich iets aan te trekken van intellectuele eigendomsrechten. Bovendien bestaat de zorg dat Amerikaanse technologie bijdraagt aan de modernisatie van het Chinese leger, en van het surveillancesysteem waar de Chinese communistische partij van afhankelijk is. Een woordvoerder van het ministerie van Handel zei tegenover de pers dat het exportverbod dient ter bescherming van de ”nationale veiligheid en de buitenlandse belangen” van de Verenigde Staten.
Veel media schrijven over de A100- en H100-chips dat ze gebruikt kunnen worden voor gezichtsherkenningssoftware. Dergelijke software wordt sinds een aantal jaar door de Chinese overheid toegepast ter ondersteuning van politiewerk op straat, maar ook voor het in de gaten houden van dissidenten. China heeft in de afgelopen vijf jaar zeker 200 miljoen CCTV-camera’s geïnstalleerd. China is natuurlijk niet de enige met een liefde voor camera’s. De South China Morning Post merkt fijntjes op dat de Verenigde Staten met 50 miljoen camera’s nog steeds meer lenzen per capita hebben. France24 schreef een jaar geleden nog hoe de autoriteiten in de zuidelijke grensstad Ruili gezichtsherkenning gebruikten om mensen op te sporen die mogelijk besmet zijn met Covid-19. Het in de gaten houden van de gehele publieke ruimte maakt bron- en contactonderzoek wat makkelijker.
Ook in het nieuwste rapport van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN over de mensenrechtenschendingen in Xinjiang maakt melding van dergelijke technologie. Gezichtsherkenningssoftware, beveiligingscamera’s en irisscans worden genoemd als onderdelen in een ”geavanceerd, grootschalig en systematisch beveiligingssysteem” in de regio, waarmee vooral de etnische Oeigoeren en andere niet-Chinezen in de gaten worden gehouden.
De Washington Post schreef in 2020 al over Chinees onderzoek naar gezichtsherkenning voor het inschatten van de leeftijd, het geslacht, en de etnische achtergrond van burgers. Verschillende bedrijven, waaronder Huawei, hadden artikelen gepubliceerd over het herkennen van etnische minderheden. Er werd gesproken over een zogenaamd ”Oeigoeren-alarm” dat afgegeven kon worden als camera’s groepen boze Oeigoeren spotten. Ook publiceerden onderzoekers in 2018 een artikel over het door AI laten identificeren van minderheden. Door een programma grote aantallen foto’s van Oeigoeren, Tibetanen en Koreanen te voeden kon het leren op subtiele patronen in het gezicht te letten, en zo mensen in te delen. Alle drie de voorbeeldgroepen zijn relevant voor de Chinese politie. Vooral in het noorden van China wonen veel Noord-Koreaanse vluchtelingen in de illegaliteit. De Chinese onderzoekers waren kennelijk vergeten de computer te vertellen dat ras een sociaal construct is.