Buitenland

Opmerkelijk veel Brits-Indiase Conservatieven hebben een familiegeschiedenis in Oost-Afrika

07-09-2022 16:40

De vader van Rishi Sunak, die maandag de leiderschapsverkiezing verloor, kwam via Kenia naar Groot-Brittannië. ComposedPix/Shutterstock

De nieuwe Britse premier Liz Truss heeft de invulling van haar kabinetsposities bekendgemaakt, en in de media is veel aandacht voor de etnische samenstelling van de nieuwe ploeg. De derde vrouwelijke premier heeft er namelijk voor gekozen om geen blanke mannen te benoemden op een aantal belangrijke posten. Een ronde langs de familiegeschiedenis van met name de Conservatieve bewindvoerders met Indiase wortels, laat echter een interessant verhaal zien. Net als het vorige kabinet onder premier Johnson heeft Truss veel mensen benoemd wiens voorouders via Oost-Afrika naar Groot-Brittannië kwamen.

Migratie met tussenstops

De nieuwe Home Secretary, zoals de Britten hun minister van Binnenlandse Zaken noemen, heet Suella Braverman. Mevrouw Braverman zit in het parlement voor het kiesdistrict Fareham. Haar ouders migreerden in de jaren ’60 vanuit Kenia naar Groot-Brittannië.

De vorige minister van Binnenlandse Zaken, die niet terugkeert in het nieuwe kabinet, was Priti Patel. Haar familie runde een winkel in Kampala, in de toenmalige Britse kolonie van Oeganda. Vandaar migreerden ze door naar Hertfordshire, waar Patel in 1972 werd geboren en opgroeide.

De laatste uitdager van Liz Truss in de leiderschapsverkiezingen was Rishi Sunak. Sunak werd zelf in 1980 geboren in Southampton. De wieg van zijn vader stond echter in Brits Kenia, en die van zijn moeder in Tanganyika, dat na de dekolonisatie werd samengevoegd met het eiland Zanzibar, en sindsdien Tanzania heet. Zijn grootouders kwamen oorspronkelijk uit de Punjab, en migreerden ook in de jaren ’60 naar Engeland.

Een koloniale erfenis

Er wonen volgens statistieken van de Britse overheid ongeveer 1,4 miljoen mensen in Groot-Brittannië wiens voorouders uit India kwamen. Ongeveer 154.000 mensen, of 11 procent van deze groep is zelf geboren in Oost- of Zuid-Afrika, waar de Britten lange tijd koloniën hadden. Werkkrachten uit Brits-India werden aangetrokken om in Oost-Afrika te werken aan infrastructuur. Velen bleven daarna om in de handel te gaan, te werken als dagloner, of om te werken als ambtenaar. De Indiërs die naar Afrika vertrokken waren gewend aan Brits bestuur, en waren omgekeerd voor de Britten betrouwbare en bekende krachten.

Een voorbeeld voor de muziekliefhebbers: De familie van Freddie Mercury (geboortenaam Farrokh Bulsara) verhuisde naar Zanzibar omdat zijn vader daar voor het Britse ministerie van Koloniën moest werken. Mercury werd in 1946 geboren in Stone Town, en het gezin verhuisde in 1969 naar Engeland, waar ze in plaats van Britse onderdanen staatsburgers werden.

Dekolonisatie

Na de onafhankelijkheid van Kenia, Oeganda en Tanzania voerden de nieuwe Afrikaanse leiders van deze landen een beleid van ”Afrikanisering”. Dat hield in dat het bestuur, de rechtsspraak, en de economie zoveel mogelijk in handen moesten komen van de inheemse Afrikaanse bevolking. Dit trof de achtergebleven Britten, maar betekende ook dat veel Indiërs die in de ambtenarij werkten niet langer zeker waren van hun baan. De Indiase immigratie had tot economische ontwikkeling geleid, maar veel Afrikanen stoorden zich aan de economische macht die de vreemde bevolkingsgroep had. Een armer land met een Afrikaanse elite was voor velen beter dan een rijker land met buitenlanders aan de top.

Positieve discriminatie en uitzettingen

Het beleid verschilde van land tot land. In Kenia kregen Indiërs een tijd de kans om een Keniaans paspoort aan te vragen. Sommige werknemers in overheidsdienst werden ontslagen, en Indiërs moesten een werkvergunning aanvragen voor andere banen. Ook kwamen er restricties op de gebieden waar Indiase handelaren zaken mochten doen. De Indiase bevolking in Kenya kromp in twee decennia met de helft, van 179.000 in 1962 naar 78.000 in 1979. Vandaag de dag heeft nog steeds de helft van de overgebleven Indiërs geen Keniaans burgerschap.

Ook in Tanzania kromp de Indiase bevolking na onafhankelijkheid met de helft, van ongeveer 100.000 naar 50.000 vandaag de dag. Julius Nyere, van 1964 tot 1985 de eerste president van Tanzania, drong tegelijkertijd aan op een niet-raciale invulling van de nationale identiteit, en positieve discriminatie voor Afrikaanse ambtenaren. Nyere deed wel pogingen om blanke en Indiase inwoners te binden aan het nieuwe land, maar toch kozen velen van hen voor emigratie.

De meest dramatische maatregel kwam in 1972 van de Oegandese dictator Idi Amin. Hij gaf een groot deel van de Indiase bevolking 90 dagen de tijd om hun spullen te pakken. Ongeveer 33.000 van de 80.000 Indiërs verhuisden naar Groot-Brittannië of Canada. Idi Amin beschuldigde de Indiërs van parasitisme, en gaf veel Indiase winkels weg aan Afrikaanse aanhangers die eigenlijk de kennis, ervaring en connecties misten om de Indiase handelaren te vervangen. Na de val van Idi Amin in 1979 keerden veel Indiërs weer terug, en heroverden ze hun positie in de economie. De BBC schreef in 2016 dat Indiërs, hoewel ze maar 1 procent van de bevolking zijn, goed zijn voor 65 procent van de Oegandese belastingopbrengsten.

Handelsgezind en conservatief

Het is met zo’n familieverleden dan ook niet verwonderlijk dat veel Indiërs zich beter thuis voelen bij de Conservatieven. Naast dat velen van huis uit een ondernemersmentaliteit hebben meegekregen en goede opleidingen volgen, hebben ze ook een schaduwzijde van de dekolonisatie ervaren die in de media vaak onderbelicht blijft.