OPINIE
Ik ben vierenzestig jaar oud en m’n vriendin eenendertig jaar, en we verwachten ons eerste kindje. We hebben allebei uit onze respectieve vorige relaties geen kinderen en het wordt dus voor zowel haar als mij een primeur.
Toen we het nieuws wereldkundig maakten, eerst bij familie en vrienden, waren de reacties niet onverdeeld positief. Er werd her en der gemompeld dat het ten eerste niet verantwoord is dat een zestiger nog aan kinderen begint en het ten tweede af te raden is om nog kinderen op deze verdoemde wereld te zetten.
Ten eerste, ik ben dan wel een zestiger, maar ooit heeft een engel mij in een droom toevertrouwd dat ik negenennegentig jaar oud zal worden en alles wat engelen verkondigen, zeker in dromen, dat geloof ik. Dus ik zal m’n kind nog vierendertig jaar meemaken en zal allicht zelfs nog de grootvader worden van enkele koters.
Ten tweede, de huidige wereld is inderdaad verdoemd, maar vorige week heeft een engel mij in een droom toevertrouwd dat mijn bloedeigen kind als volwassene een wereldleider zal worden die alle problemen op onze aardbol zal oplossen en ervoor zal zorgen dat iedereen gezond en gelukkig is. Hoe mijn kind dat zal doen, dat zei de engel er in de droom niet bij, wat ik enigszins jammer vond.
Het kind van m’n vriendin en mij zal trouwens een zoon zijn, wat ik prima vind, al had ik het ook prima gevonden als het een dochter was geweest, want ook vrouwen moeten in staat worden geacht om ooit alle problemen op onze wereld op te lossen.
Er waren echter ook leuke reacties op het nieuws dat we een baby krijgen. Zo zei m’n tante Sonja: “Ik ben blij voor jullie, Herman en Lena. Het ontvangen van een kind is zowel voor de moeder als voor de vader een absolute zegen. Let op, gedurende de eerste drie à zes jaar zal het niet makkelijk worden. Zo’n kind schijt en braakt heel de boel vol, is ongehoorzaam, gooit alles wat los en vast zit te pletter tegen muren en vloeren en zelfs plafonds, heeft bepaalde opvattingen die je ronduit ultrarechts zou kunnen noemen, en dan bedoel ik dat jullie kind waarschijnlijk vooroordelen zal hebben tegen kinderen van andere rassen, godsdiensten, en overtuigingen.”
“Bedoel je, tante Sonja,” zei ik tegen haar, “dat ons drie à zesjarige kind mogelijk racistische neigingen zal vertonen?”
“Dat is heel goed mogelijk,” zei ze, “en je zal er niet moeten van opkijken dat jullie roomblanke zoon zwarte peuters zonder enige aanwijsbare reden op hun bakkes zal slaan, alsmede kinderen met een islamitische achtergrond, of leeftijdsgenoten die zich enigszins gay of lesbisch gedragen.”
“Maar tante Sonja,” zei ik, “drie à zesjarige kinderen gedragen zich toch nog niet gay of lesbisch?”
“Ben je gek,” zei ze, “ik gedroeg me al lesbisch toen ik anderhalf was en een natte pruim kreeg van aan m’n moeder haar lekkere tieten te lurken.”
Een andere goedwillende reactie kwam van m’n vriend en collega Arnon Grunberg, die me mailde: “Waarde Herman, zoals je weet heb ik zelf een zoon, Aloshiya, en die heeft m’n leven zodanig verrijkt dat ik eraan denk om me nog alleen met z’n opvoeding bezig te houden en compleet te stoppen met schrijven.”
Ik mailde hem terug: “Een heel goed plan, Arnon. Zelfs zonder Aloshiya had je dit plan al kunnen uitvoeren, tot opluchting van velen.” Daar kreeg ik geen mail meer op terug. Nou ja, zo’n goeie vriend is Arnon Grunberg nu ook weer niet van mij.
Samenvattend kan ik zeggen dat de komst van de baby van Lena en mij zowel op applaus als op boegeroep wordt onthaald, maar het belangrijkste is dat wij tweeën met die komst erg blij zijn, en ernaar uitkijken om onze zoon te zien opgroeien tot de tofste wereldleider aller tijden.
De in dit artikel geuite meningen en standpunten zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de meningen of standpunten van TPO.