OPINIE
Met lichte tegenzin kwam ik naar de Algarve, want ik was liever in Zuid-Amerika gebleven. Ik had een droomboerderij op het oog nabij Jujuy, een schattig Argentijns stadje aan de voet van de Andes, even benoorden Salta. De quinta kostte geen drol en was perfect voor honden, kippen, geiten, ezels, varkens en alpaca’s. Van de wolletjes van de alpaca’s ging ik poncho’s breien en eindelijk kon ik mijn echte passies uitvoeren: brood, wijn en geitenkaas maken.
Ik had echter buiten de waard gerekend, want mijn toenmalige Spaanse verloofde wilde na onze tropenjaren in de Nieuwe Wereld plotseling terug naar haar moederland. Nou ben ik een meegaand en empathisch figuur, maar ik had geen zin om in de buurt van mijn Madrileense schoonfamilie – de inquisitie – te wonen. Ik vond Spanje sowieso geen optie voor mijn ouwe dag, omdat iedereen daar aan de coke zit en de hele dag zit te zuipen.
Het werd dus de Algarve, waar ik eindelijk het gat in mijn hart kon dichten en heel mooi ging opdrogen. Het voelde als een spagaat, want Spanje was altijd mijn grote liefde geweest.
Artikel gaat verder na afbeelding.
Omstreeks 1974 maakte ik Nuestra Casa schoon, een woonkazerne voor Spaanse gastarbeiders die in de wolspinnerij van de ENKA-fabriek in Ede werkten. Iedere ochtend moest ik driehonderd bedden opmaken. Al die Galicische boertjes trokken zich elke nacht af in hun rukbunkers en ik moest met mijn tere kunstenaarshandjes in die vaak nog lauwwarme lakens graaien. Daar stond tegenover dat ik de eerste Veluwenaar was die knoflook, chorizo en tortilla vrat en wijn uit varkenslederen drinkzakken slobberde.
Een dag na de dood van generalissimo Franco reisde ik voor het eerst naar Spanje, samen met de Galische gastarbeiders. Ik was en ben hartstikke anti-fascistisch en had de dictatuur van de caudillo tot zijn laatste snik geboycot.
Ik heb er na 11 jaar geen spijt van dat ik naar de Algarve migreerde. Ik woon nu veertig kilomer van de Spaanse grens en geniet van het beste van twee werelden. Wel zaaien die bezoekjes verwarring in mijn hoofd, want santa puta madre de Dios: wat is Andalusië heerlijk ruig in vergelijking met de Algarve, mijn bejaardenreservaat. Het eerste dat opvalt in het schattige grensstadje Ayamonte, zijn de prachtige Andalusische vrouwen. Ik verwonder mij nog dagelijks over de volmaakte imperfectie van de Algarviaanse vrouwen. Ik had dan ook nooit een Portugese vriendin.
Als amateur-antropoloog ging ik etnisch in Libanon, Israël, en Zuid-Amerika maar dus niet in mijn nieuwe moederland. Dat steekt want je leert er zo goed de taal door. Heel voorzichtig durf ik te stellen dat ze in de Algarve de seks hebben uitgevonden noch verbeterd. Dat geeft een boel rust. In Brazilië werd een simpel busritje van een half uur een gruwelijke martelgang, veroorzaakt door lillend vlees, lichaamsgeuren en -sappen, geil gegiechel, manisch geflirt en de samba uit de radio van de chauffeur.
In de Algarve danst men volk, het liefst met zo veel mogelijk kleren aan en bij voorkeur op zaaddodende trekzak-klanken. Marokko is hier niet zo ver vandaan, maar een poel van verderf in vergelijking met Zuid-Portugal, al kostten mijn amoureuze escapades in Tanger, Marrakesch, Al Hoceima en Essaouiri gek genoeg altijd een godsvermogen.
Ik vond het zeer aandoenlijk dat mijn Barbarijnse vakantieliefdes in de regel een paar tandjes misten. Schele meisjes vind ik ook zo lief en als ze hinken of mank lopen kan je me opvegen.
In de krant las ik dat ruim zeventig procent van de Portugezen een of meer tanden kwijt zijn. Twaalf procent van de bevolking is meer dan acht tanden kwijt volgens de orale gezondheidsbarometer. Ik kan vaak al aan de achterkant van een Portugees zien hoeveel tanden hij of zij mist. Het is echt een sport van me geworden. Net als ik altijd weet te raden welke vrouw tattoos heeft. Met name het aarsgewei is in zwang, die enorme inktvlek die in de bilspleet begint en zich over de rug uitzaait. In Amerika werd deze tramp stamp geassocieerd met crack en meth en met het beroven van hoerenlopers maar kreeg mettertijd meer aanzien omdat veel respectabele pornosterren er eentje boven hun naad hebben laten zetten.
Ik moest laatst sigaretten in een kiosk scoren en voor mij stonden een moeder en een dochter. Zonder te checken wist ik dat ze beiden een aarsgewei en een fietsenrek hadden. De dochter was nog geen vijftien en had inderdaad een gebit dat nog rotter was dan dat van het omgeploegde kerkhof van Guy Verhofstadt. Allebei droegen ze een roze minirok en een roze topje. Ik werd op slag verliefd op deze volmaakte imperfectie. Het geluk zit in de Algarve in een hoekje en je moet er oog voor hebben.
Hoi potentiële landverhuizers, ik had jullie beloofd een en ander over ambtenarij en het moeras dat bureaucratie heet. Terwijl ik in de brandende zon grond en compost sta te mengen om de stekjes die ik in het voorjaar gemaakt heb van de diverse hibiscussen, oleanders en margrieten mee te verwennen als ik ze in grotere potten plaats, uitkijkend over de vallei die aan één zijde door de Middellandse zee en aan de andere zijden door bergen en mijn heuvel, komen een paar verhalen uit een ver verleden bij mij naar boven. Over kastjes en muren, rijen voor loketten en gebrek aan formulieren, postzegels en wat al niet bij de overheidsinstanties.
Maar, zo bedacht ik mij, mijn ervaring met de immigratieloketten is dusdanig oud dat mijn verhaal niets meer, noch minder, is dan een decoratie in de bruine kroeg die ooit bestond. Vergeeld van sigarenrook en niet overal even helder te herkennen. Feit is dat mijn laatste bureaucratische heldendaad, het omzetten van een Nederlands rijbewijs naar een Spaans – iets dat ik al zeker vijftien jaar van plan was maar steeds had uitgesteld – alleen vertraging opliep aan de Alexander Pechthold-zijde van de administratieve pijplijn. Iets dat ook de uitermate vriendelijke beambte bij Trafico, afdeling Tarragona, zichtbaar frustreerde. Zonder mokken echter verlengde hij mijn tijdelijke Spaanse certificaat van rijvaardigheid, mij ervan verzekerend dat hij er bovenop zou zitten en mij terstond zou verwittigen als er schot in de zaak kwam. Hetgeen geschiedde.
U ziet, ik word oud en mijn taalgebruik neigt meer en meer naar de vorige eeuw nu ik eenmaal gedwongen ben te graven in mijn geheugen van vóórdat ik het paradijs betrad. Want eigenlijk is mijn verhaal, met hier en daar een licht komische kink in de kabel, louter positief en ben ik in staat gesteld mij stukje bij beetje verder terug te trekken uit de wereld die voor zoveel mensen de realiteit van alle dag is. Buiten mijn roedel maak ik niets mee. Ik kom nergens, nou ja soms bij de boerengereedschapswinkel of de cooperativa voor plantgoed, dus mijn buitenwereld bestaat eigenlijk volledig uit wat ik op internet aan interactie aanga.
Vroeger reisde ik veel en enthousiast. Altijd was ik op weg en op zoek. Meestal had een dame die ik kende of wilde leren kennen, misschien ook wel rende ik van haar weg, er iets mee te maken. Het bracht me naar Vlieland, Leeuwarden, Antwerpen, Griekenland – Athene vooral, hoi Angelikí -, New York en waar niet al. Nu reis ik al twintig jaar niet meer, tenzij het écht moet, en mis ik het totaal niet. Mijn plaats is hier, drie hectare met een huis, gedeeld met – momenteel – vier honden, mijn vrouw en wat er verder voorbij vliegt en schuifelt. En nooit ga ik nog weg.
Dat kan ook niet want het Catastro (ambtenaren, bij jullie bekend als het Kadaster) is ons huis kwijt geraakt. Nu staat ons huis er al honderdzeventig jaar, komt in diverse escritura‘s voor (onder andere de inmiddels tien kopieën van de onze die de gemeente ergens moet hebben rondslingeren) en een gemeente-ambtenaar riep laatst nog vrolijk tegen mijn vrouw: “Oh woon je dáár? Dat huis ken ik heel goed, mijn oma woonde daar”.
Via een brief verzocht de directeur van het Catastro ons om per ommegaande de architectentekeningen van ons nieuwe huis naar hem op te sturen. Op ons verzoek aan hem om ons dan meteen even de sleutels van dat nieuwe huis en de lokatie op ons terrein te doen toekomen hebben wij, heel gek, nooit meer iets gehoord. Ook heel gek, sindsdien kunnen wij alleen nog onroerend goed belasting over het terrein betalen en niet meer over het huis, dat immers ‘verdwenen’ is. Wat nog te begrijpen zou zijn als er geen sprake was van een nieuw huis, dat dus klaarblijkelijk door het Catastro gesignaleerd is en er dus een schatting van de betreffende belasting zou kunnen worden geheven (in de Nederlandse werkelijkheid zou de Belastingdienst mij reeds in een kerker hebben geworpen en de sleutel zoekgemaakt) maar niets van dat alles.
“Prachtig toch?”, hoor ik jullie denken. Geen belasting, hoe mooi kan het leven worden? Welnu, zonder huis kan ik geen vergunning krijgen voor bijvoorbeeld zonnepanelen. Maar ik kan wel staan ingeschreven. Een niet bestaand huis kan ik natuurlijk weer niet verkopen. Dus het huis dat zij hebben weggemaakt moet weer boven water komen, zónder dat er een heel leger overheidsdienaren elke vierkante millimeter gaat opmeten en zonder dat ik me lachend in de schulden stort door een architect een tekening te laten maken waarvoor ik vervolgens een bouwvergunning moet aanvragen die niet zal worden toegekend omdat er op het platteland nu eenmaal niet gebouwd mag worden en er voorlopig geen uitzonderingen op die regel worden gemaakt. Wat dus inhoudt dat, mócht ik willen proberen via deze weg het huis weer officiëel tot leven te wekken, het risico bestaat dat het – op mijn kosten – gesloopt moet worden.
De zonnepanelen die ons in onze electriciteitsbehoefte voorzien zijn zonder vergunning geplaatst. Maar dat had uzelf al wel bedacht. De bureaucratie lijkt het met mee eens, Raúl gaat nooit meer weg.
Goed, een paar linkjes waar je misschien wel wat aan hebt; Baas Bart van GS Media schrijft, onregelmatig, een fijne nieuwbrief over zijn emigratiewederwaardigheden; Bart, vrouw en hond emigreren.
Veel info, al dan niet relevant voor jouw specifieke emigratiewens; vertreknaarspanje.nl
Ik hoop dat jullie net zoveel geluk zullen hebben als ik en jullie specifieke plekje buiten Nederland weten te veroveren. En daarmee de innerlijke onrust eindelijk achter je te kunnen laten. Tot die dag, zoekt en gij zult vinden!
Los groetos, como siempre,
Raúl
P.S.
Nog even een foto van de raaf die regelmatig komt checken hoe het met ons gaat. Lief he?
De in dit artikel geuite meningen en standpunten zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de meningen of standpunten van TPO.