OPINIE
In 2005 had ik zoals gewoonlijk een nieuwe roman uit, getiteld Het Spook Van Toetegaai. Hoe het precies kwam, dat wist ik niet, maar dit boek kreeg vooral in Nederland veel positieve aandacht. Het werd prima gerecenseerd in De Volkskrant, NRC Handelsblad, Het Parool, De Zaandamse Bode, enzovoort, en ik werd van lieverlede uitgenodigd als gast in het schitterende, zeer succesvolle tv-programma De Wereld Draait Door, waar je niet zomaar in geraakte, welnee, je moest al heel wat gepresteerd hebben om door de producenten en redacteuren gevraagd te worden om aan de beroemde praattafel te komen zitten.
Met m’n chauffeur Robbie in z’n toenmalige Opel Vivaro reed ik naar de studio in de buurt van Artis in Amsterdam. Ik zei tegen de beveiliging dat ik een gast was, moest m’n identiteitskaart laten controleren, werd gefouilleerd (Robbie ook), en tenslotte werden we toegelaten tot de backstage. Daar kreeg ik een koffie en Robbie een colaatje. Op een bepaald moment kwam de presentator, de fantastische Matthijs van Nieuwkerk uit z’n persoonlijke kleedkamer naar de gemeenschappelijke ruimte en hij keek rond met een gezicht tot op de grond, zag mij zitten en beende naar me toe. “Wie ben jij?”, vroeg hij zeer onvriendelijk.
“Wel, meneer Matthijsens,” zei ik op m’n gemakje, “ik ben…”
Hij onderbrak mij, en zei: “Voor jou is het meneer Van Nieuwkerk, droplul. En zeg nu eindelijk wie je bent.”
“Ik ben Herman Brusselmans uit Gent en ik ben romanschrijver,” zei ik.
“Goed voor jou,” zei hij, “maar wat heb ik daar mee te maken?”
“Ik ben vanavond bij u te gast in De Wereld Draait Door,” zei ik.
“Verdomd, daar had m’n redactie het over,” zei hij nors, “dat er een Vlaamse pennenlikker mee aan tafel zou zitten. Ben jij dat? Nou, ik lees straks wel op m’n autocue welke kutvragen ik je moet stellen. En wie is dat nu weer?”
“Dat is m’n chauffeur Robbie,” zei ik.
“Zo zo, meneer De Vlaming heeft een chauffeur,” zei Matthijs meesmuilend, “meneer ’t Schrijvertje is te lui en te lam om zelf te rijden.” Hij verloor al meteen z’n belangstelling voor mij en Robbie, keek weer rond, en riep in de richting van de bar: “Als ik binnen de twee minuten niet m’n rooibosthee voor m’n neus heb, zullen er koppen rollen!” Bibberend bracht even later een jong meisje een kop thee naar z’n kleedkamer, en we hoorden Matthijs roepen: “Noem jij dit rooibos, stomme trut? Dit ruikt alsof je erin gescheten hebt! Maak dat je wegkomt!” Huilend kwam het meisje uit de kleedkamer, en ze holde naar het toilet.
Een van de andere gasten, Marc Marie Huijbregts, zei tegen mij: “Matthijs heeft wel eens een mindere dag. Mij heeft hij al uitgescholden voor homolul, verdomde flikker, kutnicht, noem maar op. Maar hij meent het niet.” Een andere gast, die ik niet kende, zei: “En mij heeft hij al lelijke dwerg, kleine aap, en miniflurk genoemd.” Later bleek dit de muzikant Roel van Velzen te zijn, die kwam praten over z’n nieuwe CD.
Ik dacht: ik vraag me af welke scheldwoorden ik straks van Matthijs naar het hoofd geslingerd krijg. Dat viel heel goed mee, en tijdens de opname was Matthijs, dank zij z’n autocue, zelfs heel vriendelijk tegen mij, en hij vroeg me voluit over beffen, achterwaarts in de poes, en plitse pletse met de tieters. Hij leek het leuk te vinden om over seksuele dingen te praten, en ook na de opname, in de VIP-bar, ging hij erop door, en vroeg hij: “Is het waar wat m’n redactie heeft uitgevogeld: heb jij werkelijk al meer dan tweehonderd vrouwen gebeft?”
Ik zei tegen hem: “Ach, hou toch je rotsmoel, pruikmans. Verzuip in een emmer rooibosthee en laat me met rust. En steek je Draaiende Wereld in je gebruinde reet.”
Iedereen luisterde verbijsterd naar m’n uitval, en ik werd voorlopig niet meer uitgenodigd, omdat ik – zoals Matthijs later in een interview beweerde – zorgde voor een angstcultuur. Terwijl ik toch, net als Matthijs, als het erop aankomt een heel brave jongen ben, die nooit iemand werkelijk kwaad toewenst.
De in dit artikel geuite meningen en standpunten zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de meningen of standpunten van TPO.