Nederland staat voor een cruciale taak om de komende decennia de wegen, vaarwegen, spoorwegen, bruggen, viaducten, sluizen, stuwen en gemalen te vernieuwen en renoveren, dat blijkt uit het dinsdag gepubliceerde 2e Landelijk Prognoserapport Vernieuwingsopgave Infrastructuur van TNO. Het onderzoeksinstituut voorspelt dat de jaarlijkse uitgaven voor deze vernieuwingsopgave zullen stijgen van 1,1 miljard euro in 2021 naar 3,4 miljard euro over twintig jaar en uiteindelijk naar 3,7 miljard euro aan het einde van deze eeuw. Het zou essentieel zijn om Nederland veilig, bereikbaar en leefbaar te houden, gezien de verouderende infrastructuur, met 141.000 km wegen, 5700 km vaarweg, 7000 km spoor en talloze civiele constructies, intensief wordt gebruikt en het einde van de levensduur nadert.
TNO benadrukt dat ongeveer 55 procent van de verwachte kosten bij gemeenten ligt, omdat zij meer dan 80 procent van de civiele constructies beheren. Provincies (9 procent), waterschappen (13 procent) en landelijke beheerders Rijkswaterstaat en ProRail (23 procent) delen de resterende kosten. Het instituut vindt het opmerkelijk dat veel beheerders hun prognoses beperken tot vijftig jaar, terwijl de levensduur van veel objecten zestig tot tachtig jaar is. Het advies van TNO om verwachtingen tot verder dan vijftig jaar vooruit te maken en de oprichting van een vernieuwingsfonds voor de civiele infrastructuur wordt aanbevolen om het inzicht te verbeteren.
