Redactie, TPO, 26 februari 2024 – De recente uitspraak van de rechter in Amsterdam benadrukt de onredelijkheid van bepaalde eisen die de overheid stelt aan toeslagenouders, die in financiële moeilijkheden verkeren. Deze ouders worden soms benadeeld door regels die bedoeld zijn om hen te helpen, meldt Trouw.
De rechter heeft in een vonnis kritiek geuit op het ‘onrealistisch beeld’ dat de overheid heeft van de dagelijkse stress en zorgen waarmee de gedupeerden van de toeslagenaffaire worden geconfronteerd.
Een recente zaak betrof een alleenstaande moeder die onterecht een aanzienlijk bedrag aan kinderopvangtoeslag moest terugbetalen. Ze kon het geld niet opbrengen, waardoor ze verschillende leningen afsloot. Het ging om een totaal bedrag van bijna 15.000 euro.
Sinds 2021 hebben erkende slachtoffers van het toeslagenschandaal de mogelijkheid om de overheid te vragen deze leningen over te nemen en namens hen af te betalen. Echter, hieraan zijn voorwaarden verbonden.
Zo eist de overheid onder meer dat leningen van vrienden of familie in een notariële akte vastgelegd moeten zijn. De rechter heeft echter geoordeeld dat dit een onredelijke eis is, gezien de financiële situatie van de betrokkenen.
Tof Thissen, voorzitter van het Ouderpanel Kinderopvangtoeslag, reageert positief op de uitspraak van de rechter en benadrukt dat de overheid meer begrip moet tonen voor de situatie van de gedupeerden van de toeslagenaffaire.
Hij wijst erop dat de overheid de neiging heeft om burgers te wantrouwen en dat er meer ruimhartigheid nodig is bij het afhandelen van dergelijke zaken:
“Gedupeerden moeten nog steeds bewijzen dat ze gedupeerd zijn. De overheid die tienduizenden mensen aan de rand van de afgrond heeft gebracht, mag wel wat ruimhartiger zijn.”
De discussie over de afhandeling van schulden van toeslagenouders komt op een cruciaal moment, namelijk tijdens de presentatie maandag van het eindrapport van de parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening.
Het Ouderpanel hoopt dat deze gebeurtenis zal leiden tot een meer constructieve relatie tussen de overheid en de burgers, waarbij de overheid niet langer als een vijand wordt gezien, maar als een bondgenoot die de belangen van de burgers behartigt.