Het afgelopen jaar heeft de Nederlandse economie voor het eerst een omzet van meer dan 1 biljoen euro behaald. Dit is een aanzienlijke stijging ten opzichte van het bruto binnenlands product (bbp) van ongeveer 500 miljard euro in 2002.
Deze groei is voornamelijk te danken aan de indrukwekkende toename van de internationale handel, zoals gerapporteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Dankzij het succesvolle herstel van de coronapandemie en de stijgende prijzen is de waarde van de Nederlandse economie de afgelopen jaren snel toegenomen, met uitzondering van enkele krimpjaren, zoals in 2009 en 2020 als gevolg van de krediet- en coronacrisis.
De groei in 2021 en 2022, met respectievelijk 6,2 en 4,3 procent, compenseerde ruimschoots de krimp van 3,7 procent in 2020. Echter, het afgelopen jaar werd de economie meer belast, met drie opeenvolgende kwartalen van krimp.
Dat werd grotendeels veroorzaakt door verminderde investeringen vanuit het bedrijfsleven en een hoge inflatie. Desondanks was er nog een minimale groei van 0,1 procent. Men verwacht dat de Nederlandse economie dit jaar langzaam zal herstellen.
De opbrengsten uit internationale handel zijn aanzienlijk gestegen, van iets minder dan 7 procent van het bbp in 1995 tot meer dan 11 procent vorig jaar. Daarentegen is het belang van consumentenuitgaven afgenomen, van bijna 72 procent in 1995 tot net onder de 69 procent in 2023.
Hoewel Nederland momenteel de achttiende grootste economie ter wereld is, worden jaarlijks meer middelen omgezet door landen zoals de Verenigde Staten, China, Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje.
