Redactie, TPO, 12 pril 2024 – Het aantal kinderen in Nederland dat niet naar school gaat, blijft toenemen. Kinderombudsman Margrite Kalverboer uit haar bezorgdheid over deze trend en roept demissionair onderwijsminister Mariëlle Paul op om actie te ondernemen, meldt het ANP.
In een brief aan de minister benadrukt Kalverboer dat een deel van deze kinderen thuisonderwijs krijgt, terwijl een aanzienlijk aantal helemaal geen onderwijs ontvangt. Dit vormt een ernstige bedreiging voor verschillende kinderrechten.
De grootste groep ‘thuiszitters’ bestaat volgens Kalverboer uit kinderen met ernstige fysieke of psychische beperkingen. Bovendien signaleert ze een groei in vrijstellingen van leerplicht op basis van geloofs- of levensovertuiging, een ontwikkeling die haar evenmin geruststelt.
Ze waarschuwt dat er “geen of weinig zicht” is op de kwaliteit van het thuisonderwijs dat deze kinderen ontvangen.
‘Thuiszitters’ vertegenwoordigen een diverse groep, waarbij complexe gedragsproblemen, fysieke beperkingen, hoogbegaafdheid, en andere factoren een rol spelen. Het strekt zich uit tot verschillen in inzicht tussen school en ouders, naast problemen zoals pesten en discriminatie.
Gemeentelijke cijfers onthullen dat het doel van “passend onderwijs” verder uit zicht is geraakt. Het aantal kinderen dat niet naar school gaat vanwege een beperking is bijna verdubbeld sinds de invoering van de wet over passend onderwijs in 2014-2015.
Het aantal vrijstellingen op levensbeschouwelijke gronden is bijna verdrievoudigd.
Kalverboer uit haar bezorgdheid over het welzijn van niet-schoolgaande kinderen, aangezien onderzoeken aantonen dat ze weinig sociale contacten hebben en hun leven een laag cijfer geven. Het gemiddelde cijfer dat zij hun leven toekennen, is een teleurstellende 4,5.
Hoewel er verschillende initiatieven bestaan om thuiszitters te ondersteunen, hebben deze tot nu toe niet het gewenste resultaat opgeleverd, concludeert de Kinderombudsman.
Zij pleit ervoor dat de minister onderzoekt welke initiatieven daadwerkelijk effectief zijn en spoort aan tot directe concrete acties, zoals het maken van afspraken over extra ondersteuning in klassen.