Op Twitter is het al een tijdje in om geen standpunt te verwoorden over een bepaalde kwestie, maar in plaats daarvan commentaar te geven op de discussie rond de kwestie. Zo plaatste iemand naar aanleiding van de ophef rond Theo Maassen en Wilders een tweet met ‘gelukkig 1966‘. De opmerking gaat alleen over de ophef en degene die hem plaatste zegt verder niets over de uitspraak van Theo Maassen. In plaats daarvan laat hij een kritische en ietwat ironische afstand ten aanzien van deze discussie zien. Dit heet meta. Meta is de opinietrend van 2013. We gaan hem steeds meer terug zien, op Twitter maar ook in langere opiniestukken.
Een ander voorbeeld. De paus zegt iets over homoseksualiteit.
Mensen worden eerst kwaad daarover. Dan worden er mensen boos over mensen die zich kwaad maken. Vervolgens komen er mensen die gaan verdedigen dat mensen zich kwaad maken. Het is dan wachten op de mensen die zich druk maken over die verdediging. Meta.
Mensen die briesen dat er te weinig of juist te veel gebriest wordt over Marokkanen. Mensen die verontwaardigd zijn dat mensen verontwaardigd zijn over een bultrug, of dat mensen niet verontwaardigd genoeg zijn over die bultrug. Een meldpunt over meldpunten over meldpunten. Meta, meta, meta.
We winden ons dus graag op over het feit dat anderen zich opwinden. Die extra betekenislaag verhult nauwelijks dat er een grote leegte is. Ook dit standpunt wordt namelijk met graagte geponeerd. Bij iedere massale verbolgenheid over verbolgenheid zijn er altijd weer mensen die Harold Doornbos‘ dodenteller van Syrië retweeten om te laten weten dat er ergere dingen in de wereld gebeuren. Ze geven daarmee echter ook slechts commentaar op het feit dat er een discussie is.
Sociale media en blogs hebben het makkelijk gemaakt voor de ‘gewone burger’ om toegang te krijgen tot de media. Iedereen is columnist. Iedereen waant zich Bas Heijne en wil de discussie duiden. Vrijwel niemand kan dat, dus het wordt geneuzel. Maar omdat Twitter door echte journalisten razend serieus genomen wordt, sijpelt dit geneuzel alsnog door in de conventionele media. Die dode bomen moeten tenslotte ook gevuld en blijkbaar is dit de vox populi.
Wie trouwens denkt dat dit een uiting van Nederlands provincialisme is, think again. Ook in andere landen is boosheid om boosheid en de duiding daarvan een geliefd onderwerp op de opiniepagina’s.
Inhoudelijk discussie verdwijnt. Om je op te kunnen winden zijn radicale uitspraken nodig. Daarom krijgen extremistische weirdo’s steeds vaker een podium. Ze worden zelfs opgezocht. Mariska de Haas wordt alleen gevraagd voor talkshows en debatavonden opdat we ontstemd kunnen zijn over haar krankzinnige ideeën. Het feit dat zij in Nederland nauwelijks een achterban heeft is volkomen ondergeschikt aan de gelegenheid die zij biedt om gepikeerd te zijn.
Het gevolg daarvan is dat, bijvoorbeeld, de homofobie van gematigde Christenen onbesproken blijft. Die homofobie is immers veel alledaagsers dan het gedachtegoed van De Haas en daardoor veel lastiger in beeld te brengen of te bespreken. Ophef over ophef is een makkelijke positie die iedereen vrijwaart. Niemand hoeft zijn mening te herzien.
Meta doen is kenmerkend voor hipsters. Hipsters zijn een subcultuur die bestaat uit hoogopgeleide jongeren die in onze hyperkapitalistische samenleving op zoek zijn naar originaliteit. Omdat hipsters weten dat alles al gezegd en gedaan is, passen meta-uitspraken (‘gelukkig 1966’) uitstekend bij hun lifestyle. Deze trend heeft zich de afgelopen jaren voortgezet en zo is meta gangbaar geworden bij mensen die niet eens weten dat hipsters bestaan, niet in de laatste plaats omdat veel jonge journalisten hipster zijn.
Eén element is echter verdwenen. Een cruciaal element. Meta werd altijd bedreven met een flinke dosis ironie. Het milieu, sociale gelijkheid en democratisch falen zijn namelijk wel degelijk onderwerpen die uitvoerige discussie waard zijn. Die knipoog is verdwenen. Wat overblijft is een ziek opinieklimaat.
Linda Duits is zich bewust dat deze column mega-meta is.